werkgroepopdrachten inleiding tot de rechtswetenschap
École, étude et sujet
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Rechtsgeleerdheid
Inleiding tot de Rechtswetenschap (JUR1INLRW1)
Tous les documents sur ce sujet (44)
Vendeur
S'abonner
s-kers
Avis reçus
Aperçu du contenu
Werkcollege inleiding tot de rechtswetenschap 3 september, week 1.
1.1. Normatieve uitspraak, want dit is de mening van die persoon wat voortvloeit uit zijn
waarden de toekomstige samenleving niet met radioactief afval op te zadelen. Hij zegt het
vanuit fatsoen naar de volgende generatie.
2. Het opstaan vloeit voort uit een regel die gaat over een wereld zoals het zou moeten zijn
en is dus normatief. Ook hier gaat het om een fatsoensregel, omdat je uit fatsoen voor de
rechter op staat.
3. Descriptief, want het is een test/onderzoek.
4. Descriptief, dit is een stelling die onderzocht moet worden.
5. Rechtsregel, want er wordt verwezen naar de grondwet.
6. Normatief met subcategorie religie omdat het niet eten van varkensvlees als Jood volgens
de Joden een geldende gedragsregel is.
2. Verschil 1= De ene categorie verschilt per groep en de andere categorie geldt voor
meerdere groepen. Joden anders dan Katholieken, Nederlanders wel hetzelfde ook al zitten
daar Joden en Katholieken bij.
Verschil 2= De ene volg je vanuit eigen geweten, bvb geloof, de ander omdat de staat je
dwingt, recht.
3. De grammaticaregels vormen een ideaal idee over de samenleving en dit ideaal komt niet
altijd tot stand zoals bij hun doen in Doetinchem. De regels zijn dus normatief want ze
beschrijven een ideaal.
Kan ook descriptief, omdat onderzoekers de taal beschrijven.
4. Personen die van natuurrecht uitgaan, gaan uit van een aantal basisrechten die door
positief recht niet mogen worden onderworpen. Dit is wat de stelling zegt en is dus juist.
Natuurrecht bestaat al zonder dat de mens iets hoeft te doen (fundamenteel beginsel),
positief recht (ius positum) zijn regels die door de mens zijn gemaakt.
5. Voordeel= kan voor meer gelijkheid zorgen, door ongelijkheid die voortvloeit uit positief
recht, tegen te gaan. Het geeft de mogelijkheid onrechtvaardig, positief recht te veranderen.
Nadeel= - terug naar het primitieve, want elke rechter past toe wat voor hem rechtvaardig is.
Het is een afspiegeling van moraal, ieder heeft een andere visie.
- Het is door natuurrecht onduidelijk wanneer iemand zich wel of niet aan de wet moet
houden.
6. Rechtspositivisme= stroming die zegt dat het geldend recht alleen bestaat uit positief
recht.
7. Het recht is een ruimer begrip dan de wet, omdat het recht over alle vier de rechtsbronnen
gaat terwijl de wet alleen het een rechtsbron beschrijft.
8. Doel 1= oplossen en voorkomen van conflicten-> vrede.
,Doel 2= ordenen en uniformeren van gedrag.
Corresponderen met strafrecht, want dit recht zorgt ervoor dat een conflict minder
aantrekkelijk wordt en bij het conflict toch een sanctie zal plaatsvinden. Zo leg je gewenst
gedrag op waarmee je het gedrag kan sturen, ordenen, en uniformeren, want voor elk geldt
dezelfde sanctie en hetzelfde gewenste gedrag.
9. a. Rechtsregel, de regel geldt voor iedereen want het is een uitspraak van het EHRM en
dus jurisprudentie. Hoort dus ook bij objectief recht.
b. Beschikking omdat subsidie ter beschikking wordt gesteld. Het studentenkoor krijgt
hierdoor een subjectief recht ten aanzien van het College van B&W. Hoort niet bij objectief
recht.
c. Algemene regel dus objectief recht.
d. Hier is sprake van subjectief recht, want de stichting moet de achterstallige huur volgens
de wet binnen bepaalde termijn betalen. De bevoegdheid van het innen maakt het subjectief,
dit is een plicht.
e. Fatsoensregel, het is niet bij wet verboden hem zo te begroeten maar wel uit
fatsoen/natuurrecht.
10. a. Strafvordering is formeel, want het beschrijft het proces van procederen.
b. Materieel, want het beschrijft niet het proces van procederen.
c. Materieel, want het beschrijft niet het proces van procederen.
d. Formeel, want het beschrijft het proces van de procedure bij burgerlijk recht.
e. Formeel, want het beschrijft het proces van procederen.
De begrippen materieel en formeel recht sluiten elkaar uit.
11. Bestuursrecht behoort tot het genus publiekrecht en belastingrecht tot het genus
privaatrecht. Belastingrecht is een onderdeel van het bestuursrecht.
12. Nee, bij privaatrecht kan ongeschreven recht (jurisprudentie en gewoonterecht) van
toepassing zijn.
13. Nee, want vermogensrecht is een species van het genus civiel recht.
14. a. Privaatrecht, materieel, vermogensrecht, formeel (want over het proces, een
rechtspersoon is bij vermogensrecht gelijk aan een natuurlijk persoon).
b. Publiekrecht, volkenrecht, materieel.
c. Publiekrecht, formeel strafrecht, formeel (want strafvordering is over hoe er geprocedeerd
moet worden).
d. Privaatrecht, vermogensrecht, materieel.
e. Publiekrecht, bestuursrecht, materieel.
f. Publiekrecht, bestuursrecht, formeel (hierin staat dat een belanghebbende beroep in kan
stellen bij de bestuursrechter wat dus over de manier/wijze van procederen gaat).
g. Publiekrecht, strafrecht, materieel (want gaat over het niet onder invloed rijden).
15. Strafprocesrecht is een klassiek rechtsgebied en de andere drie zijn functionele
rechtsgebieden.
,16. - Milieurecht en strafrecht sluiten elkaar niet uit, want als er milieurecht wordt
geschonden komt strafrecht aan de orde.
- 1. De advocaat kan zich bezighouden met fusies van milieubedrijven. Dit hoort bij
vermogensrecht, omdat het over contracten tussen gelijken (bedrijven) gaat.
2. De advocaat kan zich bezighouden met de wettelijke normen van uitstoot aan te vechten.
Dit hoort bij strafrecht, want hij/zij kan zo geschonden recht bestraffen.
3. De advocaat kan zich bezighouden met internationale verdragen over een beter milieu,
wat hoort bij het volkenrecht.
Zelfstudievragen:
1. 1. Natuurkundig= descriptief, juridisch= normatief.
2. Natuur= door de mens ontdekt, juridisch= door de mens gecreëerd.
3. Natuur= onveranderlijk, juridisch= door de mens te veranderen.
2. a. EVRM is subjectief recht, omdat het gaat over de algemene rechten van de mens
b. Dit is subjectief recht.
c. Ja, wet in formele en materiële zin-> objectief recht, omdat het vast staat in wetten.
d. Ja wet in materiële zin. Subjectief recht, deze regels kunnen door elk anders worden
geïnterpreteerd en dus anders worden uitgevoerd.
3. a. Objectief recht.
b. Subjectief recht.
c. Objectief recht.
4. Het positieve recht kan inderdaad door de overheid worden aangepast door middel van
een wetswijziging. Echter kunnen zij niet geheel het natuurrecht aanpassen, wat
bijvoorbeeld vaak voortvloeit uit religie, die de overheid door de scheiding van kerk en staat
niet kan veranderen. Wel kan de overheid de religie beïnvloeden door zekere dingen te
verbieden. De stelling is dus onjuist, de overheid kan het natuurrecht beïnvloeden en dus
aanpassen.
5. De rechter gaat inderdaad over het besluit of iets goed of kwaad bedoeld is, maar zijn
besluit baseert hij/zij op de wet en niet zijn eigen overtuiging, wat maakt dat niet de rechter
oordeelt over goed en kwaad, maar de wet.
6. a. Regelt procesrecht terwijl BW normaal materieel privaatrecht en niet burgerlijk
procesrecht behandeld.
b. Je zou het daarom eerder verwachten in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
7. Empirisch, omdat het geen onderzoek is waarin de ideale werkelijkheid worde
beschreven.
Vragen:
Objectief en subjectief recht uitleg.
Werkcollege 10 september, week 2.
1. .
- I. Rechtssubject is de genus en natuurlijk persoon en rechtspersoon zijn de species.
, - II. Privaatrechtelijke rechtssubjecten zijn in beginsel altijd bevoegd om zichzelf te
binden, anderen kunnen zij niet binden, die moeten zelf instemmen.
- III. Goed.
- IV. Goed.
- V. Een rechtspersoon kan wel rechtshandelingen verrichten.
2. .
- Kerkgenootschap-> stichting.
- Een bv, omdat bij deze vorm ik alleen met het aandeel van het in het bedrijf gestopte
geld aansprakelijk ben en niet ook nog met mijn privé-vermogen. Geen nv, omdat bij
een nv de aandelen vrij kunnen worden verkocht dus zo kan de tandartspraktijk in
handen komen van een ander.
- Een stichting, omdat het hier om een specifiek doel gaat, de kerktoren behouden, en
daar geld voor moet worden ingezameld.
- Een nv, omdat je van de aandeelhouders dan het benodigde geld ontvangt voor de
overname van de internationale onderneming.
3. .
- Handelingsbekwaamheid= ieder is bekwaam zijn eigen belangen te
vertegenwoordigen en dus te handelen. Rechtssubjectiviteit= de rechten en plichten
van de mens. Uit de handelingsbekwaamheid, het feit afspraken te kunnen maken,
komt dus onder andere rechtssubjectiviteit voort.
- 1. Onder curatele gesteld= lichamelijk dan wel geestelijk ziek, Iemand anders
behandeld dan je belangen, dit wordt door de kantonrechter bepaald (art. 1:378 BW
en art. 1:381 BW) . 2. Minderjarigen (art.1:234 BW), handelsonbekwaam zonder
toestemming van de ouders, toestemming wordt verondersteld bij een
rechtshandeling die voor de leeftijd normaal wordt geschat. Deze twee groepen
kunnen wel rechtshandelingen verrichten, maar achteraf kan de rechtshandeling
vernietigd worden.
4. .
a. Nee, dit is niet mogelijk omdat een hond geen rechtssubject, maar een rechtsobject
is. Art. 3:2 lid 2 zegt dat duren rechtsobjecten zijn.
b. Richt een stichting op die het geld voor uw hond aan uw hond besteed.
5. .
a. Geen rechtsfeit (er ontstaan geen rechten of plichten), eenzijdig, publiek.
b. Feitelijke handeling, publiek.
c. Rechtshandeling, eenzijdig, publiek.
d. Rechtshandeling, meerzijdig, privaat.
e. Rechtshandeling, eenzijdig, publiek.
f. Rechtshandeling, eenzijdig, publiek.
g. Rechtshandeling, meerzijdig, privaat.
h. Geen rechtsfeit, eenzijdig.
i. Rechtshandeling, eenzijdig, privaat.
j. Rechtshandeling, eenzijdig, publiek.
6. A en H.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur s-kers. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.