Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Strafrecht 2 Collegeaantekeningen €3,49   Ajouter au panier

Notes de cours

Strafrecht 2 Collegeaantekeningen

2 revues
 97 vues  1 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Strafrecht 2 Collegeaantekeningen

Aperçu 4 sur 18  pages

  • 14 octobre 2016
  • 18
  • 2016/2017
  • Notes de cours
  • Inconnu
  • Week 1-7

2  revues

review-writer-avatar

Par: cdp • 7 année de cela

review-writer-avatar

Par: mass1301 • 6 année de cela

avatar-seller
Strafrecht 2 Collegeaantekeningen 2016/2017



Strafrecht 1 Collegeaantekeningen




Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen

,Strafrecht 2 Collegeaantekeningen 2016/2017


Inhoud
Strafrecht 2 Week 1 HC (6-9-2016, opzet en culpa) ................................................................................ 3
Voorwaarden voor strafbaarheid en strafprocessuele model............................................................. 3
Opzet .................................................................................................................................................... 3
Strafrecht 2 Week 2 HC (13-9-2016, noodweer(exces), toerekenbaarheid en culpa in causa) .............. 4
Noodweer(exces) ................................................................................................................................. 4
Ontoerekenbaarheid ............................................................................................................................ 6
Strafrecht 2 Week 3 HC (20-9-2016, poging en voorbereiding) .............................................................. 6
Poging ................................................................................................................................................... 6
Voorbereiding ...................................................................................................................................... 8
Vrijwillige terugtred ............................................................................................................................. 8
Strafrecht 2 Week 4 HC (27-9-2016, daderschap) ................................................................................... 9
Functioneel daderschap natuurlijke personen .................................................................................... 9
Daderschap rechtspersonen .............................................................................................................. 10
Strafrecht 2 Week 5 HC (4-10-2016, Deelneming 1).............................................................................. 12
Algemene aspecten ............................................................................................................................ 12
Medeplegen ....................................................................................................................................... 13
Strafrecht 2 Week 6 HC (11-10-2016, Deelneming 2) ........................................................................... 15
Doen plegen ....................................................................................................................................... 15
Uitlokking ........................................................................................................................................... 15
Medeplichtigheid ............................................................................................................................... 17




Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen

,Strafrecht 2 Collegeaantekeningen 2016/2017


Strafrecht 2 Week 1 HC (6-9-2016, opzet en culpa)
Voorwaarden voor strafbaarheid en strafprocessuele model
Om strafbaar te zijn moet iemand ten eerste een gedraging hebben verricht (een handelen of nalaten),
die ten tweede aan de bestanddelen van de toepasselijke en verbindende delictsomschrijving
beantwoordt. Hiermee staat de strafbaarheid van het feit vast. De dader hoeft echter niet strafbaar te
zijn, omdat daarvoor tevens vereist is dat zijn gedrag zowel wederrechtelijk als verwijtbaar is. Deze
vereisten voor strafbaarheid komen terug in het strafprocessuele model van art. 350 Sv, te weten in de
tweede en derde materiële vraag (de kwalificatievraag en de vraag naar eventuele
strafuitsluitingsgronden).


Opzet
Een veelvoorkomend bestanddeel bij misdrijven is opzet, hetgeen kan worden omschreven als 'willens
en wetens'. Indien een combinatie van opzettelijk en wederrechtelijk wordt ten laste gelegd, dient zich
de vraag op of het opzet ook op de wederrechtelijkheid moet zijn gericht. Indien het bestanddeel
'wederrechtelijk' na het bestanddeel 'opzet' volgt als in 'opzettelijk wederrechtelijk' moet het opzet
inderdaad op de wederrechtelijkheid zijn gericht. Is dit niet het geval of is de formulering 'opzettelijk
en wederrechtelijk', dan hoeft de opzet niet op de wederrechtelijkheid te zijn gericht (net als in het
geval waarin wederrechtelijkheid in het geheel geen bestanddeel maar element is).

Opzet houdt in zowel willen als weten, in verschillende gradaties. De hoogste gradatie is opzet als
bedoeling, waarbij het willen domineert en er ook wetenschap bestaat omtrent de kans dat het gewilde
gevolg daadwerkelijk intreedt. Bij opzet als noodzakelijkheidsbewustzijn domineert het weten, maar
dat weten impliceert het willen omdat het weten van de kans de verdachte niet weerhoudt van zijn
handelen. Ditzelfde geldt voor opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn, hoewel daarbij de objectieve
kans kleiner is dan bij noodzakelijkheidsbewustzijn. De ondergrens is voorwaardelijk opzet
(mogelijkheidsbewustzijn en het aanvaarden. Hierbij is vereist dat de dader wist van de aanmerkelijke
kans van het intreden van het gevolg. Dit weten impliceert echter nog geen willen: daarvoor is vereist
dat verdachte de gevolgen heeft aanvaard.

Voorwaardelijk opzet wordt omschreven als het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een
bepaalde omstandigheid (gevolg) zich voordoet of het zich willens en wetens blootstellen aan de
aanmerkelijke kans dat een gevolg intreedt. Ten eerste moet er dus objectief sprake zijn van een
aanmerkelijke kans. Ten tweede moet de dader zich bewust zijn geweest van die aanmerkelijke kans
(subjectief element van de opzet, namelijk het weten). Tot slot moet de dader dit hebben aanvaard
(subjectief element van het opzet, namelijk het willen). In het HIV-arrest is het eerste vereiste nader
toegelicht. Daarin is bepaald dat de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald
gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis
toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen
grond de inhoud van het begrip 'aanmerkelijke kans' afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg.
Het moet in ieder geval gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te
achten. Kortom: de (aard van de) gevolgen van een gedraging kunnen geen invloed hebben op de
aanmerkelijkheid van de kans op de gevolgen. Dit blijkt ook duidelijk uit het arrest 'Slaan met pistool'.
Wel is het zo dat niet alle omstandigheden kunnen worden meegewogen bij het beantwoorden van de
vraag of een kans aanmerkelijk is, omdat dan ex post kan rekening kan worden gehouden moet
omstandigheden die ten tijde van de gedraging niet bekend waren. Dit maakt een beoordeling van de
concrete feiten en omstandigheden soms erg lastig.

Het bestanddeel culpa wordt vaak geformuleerd als 'aan iemands schuld te wijten' in het geval de
schuld betrekking heeft op een gevolg (culpoos gevolgsdelict). Indien de culpa betrekking heeft op een
begeleidende omstandigheid dan kan de culpa bijvoorbeeld zijn uitgedrukt in het 'redelijkerwijs had
moeten vermoeden'. Anders dan opzet is culpa een normatief begrip: culpa, aaanmerkelijk en
verwijtbaar onvoorzichtig gedrag, impliceert dat de dader iets verwerpelijks heeft gedaan, terwijl opzet


Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen

, Strafrecht 2 Collegeaantekeningen 2016/2017


ook betrekking kan hebben op goed gedrag. Culpa met betrekking tot ene bepaald gevolg wordt
omschreven als aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag, dat verwijtbaar is. Het feit dat het gedrag
onvoorzichtig is, brengt mee dat de dader anders had moeten handelen (normatief). Voorts moet de
onvoorzichtigheid aanmerkelijk zijn en moet het aanmerkelijk onvoorzichtige gedrag verwijtbaar zijn,
hetgeen inhoudt dat de dader anders had kunnen handelen. Bijzonder aan de culpa is dat de elementen
verwijtbaarheid en wederrechtelijkheid in de culpa zitten ingebakken: culpa impliceert reeds de
wederrechtelijkheid en de verwijtbaarheid van het gedrag. Indien gedrag aanmerkelijk onvoorzichtig
en verwijtbaar is, brengt immers mee dat niet gezegd kan worden dat er een rechtvaardigingsgrond of
schulduitsluitingsgrond is. Het vereiste van de aanmerkelijkheid van de onvoorzichtigheid verdient
nadere uitleg. De vraag dient zich namelijk op wanneer de onvoorzichtigheid aanmerkelijk mag
worden genoemd. Het arrest 'Onvoldoende rechts houden in Winssen' biedt aanknopingspunten: bij de
beoordeling hiervan moet gekeken worden naar het geheel van gedraging van verdachte, de aard en de
ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet in het algemeen kan worden gezegd
of één verkeersovertreding al aanmerkelijke schuld zal opleveren. Uit de ernst van de gevolgen kan de
aanmerkelijkheid van de onvoorzichtigheid in ieder geval niet worden afgeleid. Uit het Geervliet-
arrest volgt dat een enkel moment van onoplettendheid (momentale onoplettendheid) de aanmerkelijke
onvoorzichtigheid in beginsel niet kan worden afgeleid. Voor de aanmerkelijke onvoorzichtigheid zijn
aanvullende omstandigheden vereist.

Schuld kan ook uit roekeloosheid bestaan, een zwaardere vorm van schuld die dan ook zwaarder wordt
bestraft. De zwaardere bestraffing dient gelegitimeerd te worden, waardoor zich de vraag opdient
wanneer sprake is van roekeloosheid. De Hoge Raad stelt aan roekeloosheid erg hoge eisen. De
feitenrechter moet bijzondere motiveringseisen in acht nemen, gezien de zwaarder strafbedreiging. Dat
geldt ook indien één van de strafverzwarende gronden uit het derde lid van toepassing is
(roekeloosheid staat vaak in het tweede lid). Om roekeloosheid aan te nemen moet de rechter
vaststellen dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig
gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had
moeten zijn. Een of meer van de in het derde lid genoemde strafverzwarende omstandigheden volstaan
niet zonder meer voor de motivering van roekeloosheid.


Strafrecht 2 Week 2 HC (13-9-2016, noodweer(exces),
toerekenbaarheid en culpa in causa)
Noodweer(exces)
Noodweer (art. 41 Sr) is een strafuitsluitingsgrond, in het bijzonder een rechtvaardigingsgrond,
waardoor een geslaagd beroep erop leidt tot OVAR wegens niet strafbaarheid van de dader (tenzij
wederrechtelijkheid of schuld bestanddeel is, dan zal vrijspraak volgen). Een strafuitsluitingsgrond tast
de opzet niet aan, waardoor een opzetdelict in beginsel bewezen kan worden. De strafuitsluitingsgrond
komt dan aan de orde bij de derde materiële vraag. Een beroep op de schulduitsluitingsgrond
(rechtvaardigingsgrond) noodweer is aan strikte voorwaarden gebonden. Noodweer vertoont
overeenkomsten met overmachtnoodtoestand (art. 40 Sr). In beide situaties is sprake van een
gerechtvaardigde verdediging van een bepaald belang in een conflictsituatie. Beide gevallen
veronderstellen dat de juiste keuze is gemaakt. Er is echter ook een verschil: bij
overmachtnoodtoestand is sprake van twee behartigenswaardige belangen (het naleven van de strafwet
en een maatschappelijk belang). Bij noodweer daarentegen staat recht tegenover onrecht. Dit verschil
werkt door aan de eisen die aan beide rechtvaardigingsgronden worden gesteld. De ratio van noodweer
is tweeledig: enerzijds is sprake van een 'natuurrechtelijk' verdedigingsrecht en ten tweede is
noodweer een vorm van rechtsverdediging: onrecht mag worden bestreden en het recht mag worden
verdedigd. De voorwaarden die gelden voor een geslaagd beroep op noodweer zijn:
 Ogenblikkelijke aanranding: aanranding dan wel ogenblikkelijk dreigend gevaar daarvoor
(enkele vrees is onvoldoende);




Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur edwin7788. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80796 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€3,49  1x  vendu
  • (2)
  Ajouter