Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting tentamenhulp (spiekbriefje) cultural diversity €7,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting tentamenhulp (spiekbriefje) cultural diversity

 76 vues  9 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Je mag bij het tentamen 4A4 erbij houden met informatie. Hierbij mijn uitwerking daarvan. Alles stof van de artikelen en hoorcolleges is hierin verwerkt.

Aperçu 2 sur 8  pages

  • 10 avril 2023
  • 8
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller
Week 1, the role of culture in child development and childrearing.

Artikel Rogoff et al. Ontwikkelingsonderzoek moet zich meer richten op het beschrijven van culturele paradigma’s van kinderen hun
belevingswereld (= kinderen hun participatie in hun omgeving). Wat is nodig om geleefde ervaringen te begrijpen: (1) Onderzoek naar
generaliteit van bevindingen tussen populaties en situaties; (2) Bevindingen interpreteren op basis van kennis van kinderen over het leven i.p.v.
de intuïties van onderzoekers; (3) Ontwikkeling van kinderen onderzoeken in de ecologie waarin deze plaatsvindt. Vraag: Waarom is het voor
de kennis over ontwikkeling belangrijk om te kijken naar de situatie/cultuur waarin een kind opgroeit?  Nodig om onderzoek te ontwerpen en
te interpreteren, informatie over het dagelijks leven van kinds nodig.
- Ontwikkeling niet een proces van internalisering, maar een proces van groei, in een proces van transformatie deelnemen 
participation theory: individual and context or culture are not viewed as separate entities
- Piagets theorie afhankelijk van de cultuur en het karakter van het kind.
- Gedragswetenschap focust zich vaak op de WEIRD sample: Western, Educated, Industrialised, Rich, and Democratic. Hierdoor
kunnen assumpties ontstaan over de hele bevolking; generalisatie.
- ecologische commitments: assumpties, hypotheses en implicaties over ervaringen van kinderen en activiteiten in het dagelijks leven.
Situeer een kind bij onderzoek in de ecologie waarin het kind zich dan bevindt.
- Sociocultureel theoretisch perspectief: Het leren en ontwikkelen van kinderen vindt plaats in het proces van de deelname aan de
activiteiten en evenementen van hun culturele gemeenschappen.

Artikel Super et al., 1986. Onderzoek naar het niet in context geplaatste kind is niet goed. Twee soorten ontwikkelingen bij onderzoek. (1) Eén
persoon in streng gecontroleerde setting  gedrag wordt hieraan aangepast = Verticaal. (2) Persoon omringt door vrienden, gedragen zich op
een manier die uniek is voor die specifieke omgeving en voor de grotere cultuur die het creëert = Horizontaal. Developmental niche = Three
components of a system aimed at homeostasis; change in one of the components affects the others as well.
1. Physical and social settings = (1) housing arrangements, family structure,
available materials and toys, neighbourhood, (2) relations with family-members,
significant others, parental role.
2. Customs and practices = sleeping arrangements, social traditions
3. Parental ethnotheries (caretaker psychology) = parental beliefs about
development and education, beliefs about milestones or ‘developmental
timetables’, socialisation goals, cultural values, beliefs on effective parenting.
Er zijn drie uitvloeisels. (1) De drie componenten van de niche werken op een
gecoördineerde manier. (2) Elke component interacteert anders met andere kenmerken van
de grotere ecologie. (3) Het organisme en de niche zijn onderling aangepast. Mutual
adaptation: het individueel past zich aan aan de niche, maar de niche past zich ook weer
aan aan het grotere geheel, dus zowel het organisme als de niche passen zich aan. (Kind <- >
opvoeding.)

Artikel Vélez-Agosto et al., 2017
Bronfenbrenner:  (1) Het individu en culturele processen zijn aparte entiteiten. (2) De
cultuur behoort tot het macrosysteem en is niet iets op zichzelf; het komt niet voor in de
dagelijkse activiteiten (micro- en mesosysteem). (3) Het model van Bronfenbrenner mist een precieze omschrijving van het begrip ‘cultuur’
waardoor dit ook niet kan worden meegenomen in onderzoeken.
Kritiek Vygotsky ( socioculturele theorie )  (1) De socioculturele theorie is gebaseerd op hoe cultuur ervaring medieert en hoe het
activiteiten verandert. (2) Cultuur biedt de middelen, activiteiten en betekenissen van elke menselijke activiteit binnen een bepaalde sociale
oorsprong  cultuur als centrum van de microsystemen. (3) Cultuur als systeem wordt in elke menselijke activiteit gerealiseerd als buitenstaand
(external) en wordt uiteindelijk geïnternaliseerd (internal).
Kritiek Weisner ( ecoculturele theorie )  (1) De culturele gemeenschap biedt kinderen ontwikkelingspaden binnen een ecoculturele context.
(2) Cultuur zijn de routines waaraan we meedoen (koken, huiswerk, bedtijd etc.). (3) Ontwikkelingspaden verwijzen naar de verschillende
soorten activiteiten, georganiseerd door families en lokale gemeenschappen, waarbij het kind zich tijdens de ontwikkeling zou kunnen of wil
engageren. (4) Cultuur is transactioneel en contextueel. (5) Cultuur is dus ook onderdeel van het microsysteem!
Kritiek Rogoff ( socioculturele theorie ):  (1) Cultuur omvat de manieren van leven, inclusief de manier van denken en oriënteren, van
generaties mensen in gemeenschappen die worden gedeeld door leden van de gemeenschap en waarin individuen zich engageren en bijdragen
aan het onderhouden en wijzigen van de cultuur. (2) Cultuur wordt
gevormd door individuen en cultuur vormt het leven van individuen
(participatie aan sociale activiteiten). (3) Cultuur is wederom een
onderdeel van het microsysteem! (4) Het bestuderen van de
levenservaringen van kinderen is belangrijk.
Vélez-Agosto (combi van Vygotsky, Weisner en Rogoff):  (1) De
systemen stromen en hebben interactie met elkaar, dus niet begrensd en
duidelijk (Bronfenbrenner), maar vloeiend. (2) Cultuur heeft de rol van
het operationaliseren van microsystemen en wordt daarom onderdeel
van de centrale processen van menselijke ontwikkeling. (3) Cultuur is
een altijd veranderd systeem bestaande uit praktijken van sociale
gemeenschappen en de interpretatie van deze praktijken door taal. (4) Cultuur is een inherent onderdeel van alle settingen (proximaal en distal).

Week 2, Cultural identity development

Brubaker & Cooper (2000). Het argument van dit artikel is dat de sociale wetenschappen en geesteswetenschappen zich hebben overgegeven aan het woord
'identiteit'; dat dit zowel intellectuele als politieke kosten met zich meebrengt; en dat we beter kunnen  Identiteitscrisis = een crisis van overproductie en de
daaruit voortvloeiende devaluatie van betekenis – vertoont geen teken van afname.

, Categories of practice (the ways which identities are enacted) and categories of analysis (The meanings of all those actions) are often being conflated. 
Identiteit valt onder beide.
‘Identiteit’ wordt vaak gekoppeld aan bijvb: ‘interesse’, gelijkheid tussen personen, fundamentele aspecten van het zelf, ervaringen.
Particularistische categorische kenmerken: ras, etniciteit, geslacht, seksuele geaardheid (identitarian theorizing)
universalistisch opgevatte sociale structuur: positie in de markt, de beroepsstructuur of de wijze van productie (instrumental theorizing)
Hard/strong/essentialistisch begrip van identiteit, categorie van praktijken (Hall)
- (1) Groepsleden delen fundamentele kenmerken met elkaar: gelijkenis over personen en gelijkenis in de tijd. (2) Grote homogeniteit van groepsleden,
sterke grenzen met andere groepen. (3) Weergave van de alledaagse betekenis van het begrip (d.w.z. in categorieën van de praktijk). Eigen identiteit
ontdekken.
Zacht/zwak/constructivistisch begrip van identiteit, categorie van analyses (Hall), instabiliteit en flux
- (1) Identiteiten van mensen die tot dezelfde groep behoren kunnen variëren in de tijd, in contexten en zelfs van het ene groepslid tot het andere. (2)
Vaak gebruikt in theoretische discussies over het begrip (d.w.z. in categorieën van analyses). (3) Cliché-constructivisme  standaard kwalificaties van
identiteit (identiteit is meervoudig, onstabiel, gefragmenteerd, geconstrueerd), deze termen zijn zo genormaliseerd dat ze geen betekenis meer
overbrengen
Due to tension and in some cases, contradiction between the different uses of the term ‘identity’ and due to a focus on identity as a condition rather than a process:
 Three interconnected alternatives
Identification & categorization
- (1) Identificatie maakt het mogelijk de agenten te specificeren die de identificatie doen. (2) Self-identification vs identification by others:
Implications in case of mismatch? (3) Identificatie kan plaats vinden in een relationale (vrienden, leraar-student) modus of categoriale modus (ras,
etniciteit, gender etc.). Je identificeert je niet alleen als iemand, maar ook met iemand. Zelfidentificatie vs. Categorisatie e = externe identificatie (bv.
instituties en de staat). Voor identificatie zijn niet perse agenten nodig!
Self-understanding & social location
- (1) het legt iemands eigen begrip vast, maar niet de overtuigingen van anderen. (2) Het gaat vooral om cognitieve awareness, en minder
affectieve/emotionele processen van identiteit. (3) Het gaat vooral om subjectiviteit en minder om objectiviteit die wordt geclaimd door sterke vorm
van identiteit. (4) Iemands begrip van wie hij is verandert per sociale locatie. Impliceert 'gesitueerde subjectiviteit'.
Commonality, connectedness, groupness
- dit gaat om een gevoel van behoren tot een onderscheidende, begrensde groep. Commonality gaat om het delen van dezelfde gedeelde attributes.
Connectedness is de relationele banden die mensen binden. Geen van deze hebben groupness tot gevolg (= het gevoel tot een afzonderlijke, begrensde,
solidaire groep te horen). Communility is de zwakste band, groupness de sterkste.

Sokol (2009):
Erikson's psychosociale ontwikkelingstheorie: De levensduur is verdeeld in 8 ontwikkelingsstadia, van
geboorte tot dood. Elk stadium heeft een crisis/spanning die moet worden opgelost en die oplossing beïnvloedt
het volgende stadium. Hoe de uitdaging van elk stadium wordt opgelost, beïnvloedt de ontwikkeling van
persoonlijkheid en identiteit. Erikson: de eerste die de rol van sociale context in identiteitsontwikkeling
erkende. Bedacht de term 'identiteitscrisis'.
Kndertijd – Identification (6 – 11): (1) Ontwikkeling van identiteit begint als een kind zichzelf herkent als
een uniek mens, gescheiden van de ouders. (2) Identification: wanneer het kind karaktertrekken overneemt van
de ouders of andere belangrijke mensen. Kind kan bepalen wat hij/zij wil zijn en doen. (3) Eindigt wanneer het
kind niet alleen nog maar dingen wil overnemen. Het kind krijgt de behoefte om zijn eigen wereld te creëren.
Identiteitsvorming tijdens de adolescentie (leeftijd 12-24 jaar): (1) Gekenmerkt door een zoektocht naar
een zelfcategorisering en een existentieel doel in de wereld/rol in de samenleving. (2) Zeer belangrijk voor de
ontwikkeling van een gevoel van welzijn, het gevoel erbij te horen (bij een plaats, groep of lichaam), en voor
een gevoel van richting in het leven. (3) Identiteitscrisis in deze fase: gevoel van verlies en verwarring; het
belang van uitdrukkingsmogelijkheden. Ook rol confusions  oplosbaar.
Identiteitsontwikkeling op volwassen leeftijd (25 jaar en ouder): (1) Verschuiving van de aandacht van identiteitsbelangen naar intimiteitskwesties en banden
met anderen. (2) Nieuwe levensgebeurtenissen en ervaringen kunnen nog steeds van invloed zijn op de identiteitsontwikkeling (3) Young adulthood (25-39) is er
sprake van blijvende interesse in o.a. politiek, religie en seksuele voorkeur. (4) In Middle Adulthood (40-65) ene geslacht neemt kwaliteiten over van de andere,
perspectief van tijd verandert, midlifecrises (besef van tijd).

Sözeri et al. (2022)
Gevoel van behoren en identiteit: is hier een gebrek aan, zijn er meer risicofactoren. Dit is vaak het geval voor jongeren met een migratieachtergrond. Kinderen
met een migratieachtergrond hebben baat bij het bevorderen van identificatie en gevoelens van het behoren tot zowel hun erfgoedgemeenschap als tot de
meerderheidssamenleving. Zowel ouders als jongeren vinden het belangrijk om de islamitische en Turkse identiteit van de kinderen te verstevigen: "alleen dan
konden ze bouwen op andere identiteiten".
Culturele identiteit: een gevoel van behoren tot een of meer culturele groepen en de gevoelens die verband houden met de groepslidmaatschappen. Dubbele
(dual) identiteit (Verkuyten & Matinovic): een gevoel van nationale betrokkenheid en erbij horen zonder afstand te
nemen van de etnische groep. Integrated plural identity (Ösberg): kinderen integreren verschillende gevoelens van verbondenheid en hun
bijbehorende identiteiten zonder een gevoel te verliezen van zichzelf.
Bevindingen:
- Meeste participanten identificeren zich als Nederlands-Turks en hebben een groter gevoel van behoren tot Nederland dan tot Turkije. Veel van de
participanten waren het er over eens dat het belangrijkste was om je moslim te voelen; alle participanten voelden zich dan ook moslim. Het gevoel bij
Nederland te horen zonder je per se Nederlander te voelen Nederlands georiënteerd toekomstperspectief (14 van de 29 studenten): ervaren veiligheid,
onderwijs- en doorgroeimogelijkheden. Hogere voorkeur voor co-etnische vriendschappen (91/39) maar kan ook te wijten zijn aan schoolsegregatie.
Belangrijke kwesties die voortvloeien uit de bevindingen zijn:
- De rol van de moskeecontext: Leerinteracties spelen een bepalende rol in de ontwikkeling van het zelfgevoel van moslimkinderen en helpt om hun
band met co-etnische leeftijdsgenoten en volwassenen te stimuleren. Vanuit de westerse maatschappij is er angst random dergelijke moskeelessen.
Redenen: (1) Moskee educatie (die niet wordt geïnspecteerd door formele autoriteiten) wordt vaak gerelateerd aan religieuze radicaliteit. (2) Europese
beleidsmakers zijn bang dat jonge moslims zich vervreemden van de reguliere westerse samenleving waar ze wonen. De interviews vonden plaats in
een moskeeklaslokaal, dit kan wellicht hun gedachten hebben beïnvloed.
- De ontwikkeling van reactieve identiteit: Minderheidskinderen zijn, net als volwassenen, geneigd om zich sterker te identificeren met de identiteiten
waarvan zij voelen dat ze worden bedreigd. Als gevolg hiervan zouden ze demonstratief kunnen deelnemen aan reactief nationalisme als
verdedigingsmechanisme, in een poging om delen van hun identiteit en verbondenheid die belangrijk voor hen zijn toe te eigenen en te beschermen.
Ook leraren hebben een belangrijke rol bij exclusie en identiteitsbedreiging Er is meer aandacht nodig voor de beschermende rol die kan worden
gespeeld door onderwijzers, moskee-opvoeders en andere pedagogische belanghebbenden.
- De betekenistoekenning door de studenten: carrière kansen en begrepen worden belangrijk, hoef je je niet perse Nederlands de identificeren.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur alleswatjenodighebt. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

78998 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,99  9x  vendu
  • (0)
  Ajouter