NCOI procesmanagement - alle leerdoelen schooljaar 2024/2025
133 veel voorkomende tentamen vragen procesmanagement in de praktijk 2e editie 2021 voor NCOI tentamen, antwoorden zelf opzoeken. Stevig!
Samenvatting Operationeel management
Tout pour ce livre (32)
École, étude et sujet
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
HBO Bedrijfskunde
Procesmanagement
Tous les documents sur ce sujet (18)
Vendeur
S'abonner
mauritsnwl
Avis reçus
Aperçu du contenu
Hoofdstuk 1
Belangrijk om te leren voor het tentamen is de kernstof.
1.1
1. Primair proces: de primaire processen zijn de kernprocessen van een bedrijf. Ze zijn
nauw verbonden met het bestaansrecht en het hoofddoel van de organisatie.
2. Secundair proces: dit zijn ondersteunende processen. Denk aan dat een bakker ook
zijn bakkerij schoon moet houden.
3. Besturingsproces: dit is het proces waarbij het primaire en het secundaire proces
worden aangestuurd. Denk aan dat een bakker wekelijks moet bijhouden hoeveel hij
moet inkopen.
4. Hoofdproces: het proces met het hoogst mogelijke abstractieniveau van de
organisatie. Vaak is het hoofdproces hetzelfde als het primaire proces.
5. Werkproces: dit is een detail van het hoofdproces.
6. Werkinstructies: hier worden alle activiteiten zeer gedetailleerd beschreven.
7. Productieproces: hier wordt materiaal omgezet tot een
product. Denk dan aan grondstoffen die halffabricaten worden
of halffabricaten die het eindproduct worden.
8. Informatieproces: dit stroomt de informatie door een proces.
Dit kan dmv documenten zijn maar ook een digitaal proces
zijn.
9. Dienstverleningsproces: hierbij is de klant zelf deel van het
proces. Denk bijvoorbeeld aan een hotel.
10. PDCA-cyclus: dit staat voor Plan, DO, Check en Act. Dit houdt
in de je eerst gaat beschrijven, vervolgens besturen daarna
analyseren en het vervolgens weer verbeterd.
Een organisatie wordt op deze manier ingericht:
Functioneel
Proces
Geografisch
Productgericht
Marktgericht.
1.2
, 1. Volume van de output: dit gaat om de hoeveelheid van het eindproduct/ dienst.
2. Verscheidenheid van de output: dit gaat erom dat een fabriek verschillende
halffabricaten maakt. Dus ook verschillende specialisten en machines nodig heeft.
3. Variatie in de vraag naar output: een voorbeeld hiervan is dat een ijsjes verkoper het
in de zomer veel drukker heeft dan in de winter en daardoor bijvoorbeeld ook meer
personeel moet inzetten in de zomer.
4. Mate van verborgenheid van het proces voor de klanten: dit is bijvoorbeeld een
website waarbij de klant niet ziet welke processen er allemaal gebeuren. Hier wordt
vaak ook weinig personeel gebruikt.
5. Consequenties van deze 4 proceskenmerken:
1.3
1. Productkwaliteit: dit begon aan het begin van de 19e eeuw. Hierbij was het
allerbelangrijkst was dat de klant tevreden was over het product.
2. Proceskwaliteit: dit kwam rond 1900. Hierbij keken ze naar hoe ze het proces konden
verbeteren en dus goedkoper konden produceren.
3. Organisatie kwaliteit: dit begon rond de 2e wereldoorlog. Hierbij ging het niet meer
om het primaire proces maar ook om het secundaire proces. De hele organisatie was
dus belangrijk om kwaliteit te leveren. Hierbij werden allerlei kwaliteitssystemen en
instrumenten ingezet om de organisatie te optimaliseren.
4. Ketenkwaliteit: dit begon rond de jaren 80. Hier gaat het om dat de organisatie zich
ook bezighoudt met de leverancier etc zodat de hele keten van het proces
geoptimaliseerd wordt. Supply chain management is hier van belang.
5. Totale kwaliteit: rond 1990 ontstond aandacht voor totale kwaliteit. Hierbij gaat het
om volledige optimalisatie van de organisatie en de stakeholders.
, 6. INK-managementmodel: dit model zie je 5 organisatie gebieden, 4 resultaatgebieden
en 1 aandachtgebied.
7. IMWR-cyclus: dit komt van het INK-managementmodel en het staat voor:
Inspireren
Mobiliseren
Waarderen
Reflecteren
8. Kwaliteitssystemen en ISO-9000: de basis voor zo’n kwaliteitssysteem is:
Kwaliteitsbeleid
Procedures en werkvoorschriften
Directiebeoordeling/ audit
Verandermanagement
9. Triademodel: dit model gaat er van uit dat een medewerker gewenst gedrag laat zien
als de medewerker het gedrag wil vertonen, als hij in staat is het gedrag te vertonen
en als de omstandigheden hem in de gelegenheid stellen het gedrag te vertonen.
Kort samengevat:
Triade = Gelegenheid x capaciteit x motivatie
10. Identification-based trust: een manier van aansturen waarbij u uw medewerker
goed genoeg kent dus vertrouwt u hem met wat hij doet.
11. Calculus-based trust: vertrouwen wat de andere beloofd heeft omdat hij daarvoor
beloond of gestraft wordt.
12. Voordelen van experts:
Ontlast u en uw medewerkers
Bespaart u en uw medewerkers tijd
U haalt deskundigheid in huis
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur mauritsnwl. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.