Klinische psychologie 1: Persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie (PB0104)
Tous les documents sur ce sujet (56)
Vendeur
S'abonner
Iess
Avis reçus
Aperçu du contenu
Hoofdstuk 1
5 basisdisciplines binnen de psychologie: -functieleer
-ontwikkelingspsychologie
-gedragsleer / sociale ps.
-persoonlijkheidspsychologie
-methodenleer
3 toepassingsgerichte disciplines binnen de psychologie: -klinische psychologie
-arbeids- en organisatie.
-onderwijspsychologie
7 factoren die bepalen of gedrag als abnormaal of pathologisch wordt beschouwd:
Om van abnormaliteit te spreken moet ten minste 1 aspect zich voordoen.
- Persoonlijk lijden
- (dis) functionaliteit van het gedrag
- Irrationeel of onbegrijpelijk gedrag
- Onvoorspelbaar en controle verlies
- Opvallend en onconventioneel gedrag
- Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweeg brengt
- Het overtreden van morele normen
Een psychische stoornis is een syndroom gekenmerkt door klinisch significante
symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de emotieregulatie of het
gedrag van een persoon dat een uiting is van een disfunctie in de psychologische,
biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische
functioneren.
In het statische model wordt uitgegaan dat menselijke eigenschappen min of meer
normaal verdeeld zijn. Van abnormaliteit wordt dan gesproken bij extreem lage of
extreem hoge scores op schalen waarmee deze eigenschappen betrouwbaar en
valide worden gemeten.
,Volgens aanhangers van het medisch model / ziektemodel zijn psychische
stoornissen vergelijkbaar met somatische ziekten en dus het beste te verhelpen door
de onderliggende mechanismen te bestrijden.
Somatogeen is een lichamelijke aandoening waarvan de psychische stoornis ten
grondslag ligt.
Psychogeen houdt in dat aan een stoornis een psychologische mechanisme ten
grondslag ligt.
Labeling-theorie beschrijft de bestempeling van een psychiatrische patiënt als een
selffulfilling prophecy.
Bij het leer- of onderwijsmodel wordt de uitgangsituatie niet besproken als ziekte of
abnormaliteit, maar als persoonlijk probleem. Er wordt ook niet gesproken van een
diagnose, maar van het bepalen van het leerdoel.
Op basis van het statistisch model zijn uitspraken mogelijk over het onderscheid
tussen ‘normaal’ en ‘abnormaal’ gedrag.
Een bezwaar van het statistisch model is echter dat het niet specificeert hoe
ongewoon het gedrag moet zijn om het ‘abnormaal’ te kunnen noemen.
Szasz bekritiseerde het medisch model en met name de opvatting van
‘geestesziekte’ binnen dit model. Volgens hem moet gekeken worden naar de
aanwezigheid van aantoonbare medische afwijkingen bij het bepalen van de grens
tussen ‘geestelijke gezondheid’ en ‘geestesziekte’.
Een voorbeeld van een restregel is: Als je met een onbekende praat, moet je niet
heel dicht bij die persoon gaan staan.
,Hoofdstuk 2
Reductionisme wil zeggen dat een wetenschapper zal zoeken naar 1 of een beperkt
aantal onderliggende mechanismen om veel van dat gedrag te verklaren.
Paul Broca ontdekte dat een beschadiging van de linker frontaalkwab, bijvoorbeeld
door een hersenbloeding, leidt tot een taalstoornis waarbij de persoon langzaam,
slecht articulerende en in telegramstijl speekt, genaamd Broca’s afasie.
Internaliserende problematiek wordt gekenmerkt door emotionele instabiliteit en een
verstoord affect, waaronder angststoornissen en stemmingsstoornissen,
teruggetrokken en geremd gedrag. Internaliserende stoornissen hangen samen met
een overactiviteit van het autonome zenuwstelsel.
Externaliserende problematiek wordt vooral gekenmerkt door gedragsproblemen wat
tot uiting komt in agressief, antisociaal en impulsief gedrag. Deze stoornissen
hangen samen met een onder activiteit van het autonome zenuwstelsel.
Concordantie de mate waarin een eigenschap bij 2 familieleden voorkomt.
Het diathese-stressmodel stelt dat vatbare personen, wanneer ze in een negatieve
omgeving opgroeien, meer kans hebben op de ontwikkeling van een negatieve
uitkomst.
De differential susceptibility theory stelt dat vatbare personen meer beïnvloed worden
door zowel een positieve als negatieve omgeving.
Er zijn 5 factoren die synaptische overdracht beïnvloeden:
1. De hoeveelheid van de neurotransmitter in de synaptische spleet.
2. Blocking agents.
3. Remmende neuronen
4. Neuronengevoeligheid
5. Aantal receptoren op het postsynaptische neuron.
Er zijn 3 processen die de hoeveelheid neurotransmitters in de synaps beïnvloeden:
, - Productie: Het presynaptische neuron kan te veel of te weinig
neurotransmitters produceren.
- Katabolisme: Er vindt een chemische afbraak plaats van neurotransmitters
door stoffen die aanwezig zijn in de synaptische spleet.
- Heropname: Neurotransmitters kunnen ook geïnactiveerd worden via
heropname in de presynaps.
Blocking agents zijn chemische stoffen die qua structuur op de neurotransmitters
lijken, maar de neuronen niet prikkelen. Ze blokkeren alleen de opening en vorkomen
dat de neurotransmitters de post synaptische neuronen kunnen stimuleren.
Een remmende neuron kan zowel met het presynaptische als het post synaptische
neuron een verbinding maken. Als een remmende neuron vuurt, remt het de
overdracht van de zenuwimpuls tussen de pre- en de post synaptische neuron.
Neurongevoeligheid gevoelige neuronen hebben een grotere kans te vuren als ze
geprikkeld worden dan minder gevoelige neuronen.
Het limbische systeem speelt een rol bij emotie, motivatie, genot en het emotioneel
geheugen. Het bestaat uit verschillende hersenstructuren waaronder de amygdala,
de hippocampus en de hypothalamus.
De amygdala is een belangrijke kern die er voor zorgt dat een persoon alert reageert
op bepaalde informatie die betrokken is bij de bewerking van emoties, de opslag van
emotionele herinneringen en de bekrachtiging van gedrag.
Onderzoek toont aan dat bij depressieve mensen de amygdala hyperactief is.
Het limbische systeem is bovendien de hersenstructuur die het meest in verband
wordt gebracht met angst, waarbij deze structuur als een soort bemiddelaar tussen
de cortex en de hersenstam fungeert.
Bij sommige patiënten met laesies in de prefrontale cortex treedt een pseudo
depressief syndroom op. De patiënt vertoont dan initiatieverlies, affectieve
vervlakking en sociale teruggetrokkenheid.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Iess. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.