Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Materieel strafrecht: Uitgebreide samenvatting van alle problemen 1-8 inclusief leerdoelen, literatuur en toepassingsvragen met uitwerking €7,39   Ajouter au panier

Resume

Materieel strafrecht: Uitgebreide samenvatting van alle problemen 1-8 inclusief leerdoelen, literatuur en toepassingsvragen met uitwerking

 40 vues  4 achats
  • Cours
  • Établissement

Dit document is een uitgebreide samenvatting van alle problemen 1-8 inclusief leerdoelen, literatuur en toepassingsvragen met uitleg van het vak Materieel strafrecht.

Aperçu 4 sur 64  pages

  • 4 avril 2023
  • 64
  • 2020/2021
  • Resume
avatar-seller
Probleem 1
1. Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijk uitgelegd in theorie?
2. Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijk uitgelegd in jurisprudentie?
3. Wanneer is een gedraging wel of niet wederrechtelijk/ welke uitzonderingsgebieden kent
ons materieel strafrecht, waardoor een bepaalde gedraging niet wederrechtelijk is?
Literatuur
 Kelk/de Jong H4 p. 155-203.
 HR 31 oktober 2006, NJ 2007/79 (Leestafel zooien)
 HR 25 september 2018, NJ 2019/453 (Sliding)



Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijk uitgelegd in theorie?
Definitie strafbaar feit: een menselijke gedraging die een wettelijke delictsomschrijving vervult, aan
schuld te wijten is en ook wederrechtelijk is.
De wederrechtelijkheid is de objectieve kant van het delict en berust op het feit dat de wettelijke
delictsomschrijving de schending van een onderliggende rechtsnorm* impliceert.

Wederrechtelijkheid is een diffuus begrip  brengt meer algemeen tot uitdrukking wat in de
maatschappij als geheel wordt afgekeurd.
 Definitie wederrechtelijkheid: gedrag dat in strijd is met normen van behoren,
van maatschappelijke betamelijkheid, van gebruik en gewoonte en dus met alle
(on)geschreven verplichtingen*.
 Wederrechtelijkheid heeft dan ook betrekking op het norm overschrijdende karakter van de
gedraging die in de delictsomschrijving strafbaar is gesteld (schending van een
onderliggende rechtsnorm).
 Enkel gedragingen met een hoog wederrechtelijkheidsgehalte verdienen het om
als strafbaar feit te worden bestempeld; wetgever moet eerst andere wegen zoeken om
wederrechtelijke gedragingen te voorkomen (ultimum remedium-gedachte).

Van alle gedragingen is een deel wederrechtelijk, waarvan weer een deel uiteindelijk strafbaar
wordt gesteld. Gevolgen:
1. Slechts een klein deel van álle normschendingen wordt strafbaar gesteld, het strafrecht stelt
selectief normschendingen strafbaar.
2. De schending van één norm wordt soms slechts deels strafbaar gesteld (fragmentarische
bescherming).VB: van alle denkbare vormen van onrechtmatige vermogensdelicten, zijn
alleen diefstal, verduistering, oplichting… strafbaar. Dit kan zich herhalen binnen één DO:
oplichting dmv een enkele leugen is wederrechtelijk gedrag, maar niet strafbaar omdat het
niet voldoet aan art. 326 Sr DO ‘samenweefstel van verdichtsels’.

Het legaliteitsbeginsel brengt mee dat precies moet worden vastgesteld waar de grenzen
liggen tussen strafbaar en niet strafbaar wederrechtelijk gedrag
 Analogische wetstoepassing in aansprakelijkheid is verboden (lijkt erop dus ik kwalificeer
het als diefstal)  zou namelijk een ontoelaatbare positieve werking van de
wederrechtelijkheid beteken (een feit zou dan strafbaar kunnen zijn vanwege het
wederrechtelijke karakter, hoewel er geen wettelijke strafbepaling rechtstreeks op het feit
van toepassing is).

Wederrechtelijkheid kan op verschillende niveaus een rol spelen:
 Als element: uitgangspunt is dat iedere delictsomschrijving een omschrijving is van een
wederrechtelijke gedraging.

,  Als bestanddeel: in uitzonderingsgevallen wordt het letterlijk of als synoniem
opgenomen in de delictsomschrijving.
o Vaak wordt voor het woord wederrechtelijk gekozen, maar er zijn ook andere
termen, vb. ‘zonder daartoe gerechtigd te zijn’ (art. 435 Sr), ‘zonder verlof van het
bevoegd gezag’ (art. 430 Sr) of ‘mishandeling’ (art. 300 Sr), ‘binnendringen’ (138 Sr).
o Het wordt dus soms als bestanddeel opgenomen, omdat het nodig is in het licht van
de strafbepaling. VB: diefstal (310 Sr) zonder wederrechtelijkheid zou betekenen dat
het krijgen van een cadeau ook diefstal zou zijn.

Er zijn twee opvattingen over de betekenis van het bestanddeel
wederrechtelijkheid:
1. Enge interpretatie: in iedere strafbepaling wordt het begrip op een eigen manier uitgelegd
en het heeft dus een specifieke betekenis die overeenkomt met het doel en de strekking
van de bepaling (teleologische interpretatie). VB: huisvredebreuk (138 Sr):
a. ‘zonder eigen recht’ (iemand is wederrechtelijk in jouw huis, zonder eigen recht)
b. ‘tegen het recht van een ander’ (en hij weigert te vertrekken als dat gevraagd wordt)
= Facetwederrechtelijkheid: toekennen van een beperkte, enge betekenis aan het begrip
wederrechtelijkheid die bewezen moet worden (één deel vd wederrechtelijkheid).
VB: art. 370 Sr  ‘met overschrijding van zijn bevoegdheid’ is facet, want hij mag daar niet
zijn als hij niet bevoegd is.
VB: art. 139 Sr  wederrechtelijk binnenkomen en binnen zijn, maar dáárnaast moet hij ook
weigeren te vertrekken als dat gevraagd wordt.
2. Ruime interpretatie: wederrechtelijkheid betekent gewoon ‘strijdig met normen van het
objectieve recht’  niet alles is meer alleen te vinden in de wet.
o Bijna gelijk aan het begrip wederrechtelijkheid als element. Wederrechtelijkheid kan
dan worden bewezen, zodra kan worden vastgesteld dat de gedraging van de
verdachte in strijd is met normen van behoren, van maatschappelijke betamelijkheid
en dus met het objectieve recht.
o Loopt parallel aan ‘onrechtmatigheid’  arrest Lindenbaum-Cohen: iets is
onrechtmatig niet alleen als het in strijd is met de wet, maar ook in strijd is met de
goede zeden of maatschappelijke betamelijkheid.
o Nadeel in het licht van VB huisvredebreuk  als een ontvluchtte gevangene met
toestemming vd bewoner zich in zijn huis verstopt, handelt hij weliswaar in strijd met
het objectieve recht, maar is hij niet wederrechtelijk in dat huis. Het toepassen van
een ruime betekenis van wederrechtelijkheid zou hier dus betekenen dat sprake is
van huisvredebreuk.

Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijk uitgelegd in
jurisprudentie?
Invulling bestanddeel wederrechtelijkheid bij verschillende delicten
1. De HR hanteert ruime opvatting bij de vermogensdelicten (diefstal, oplichting, afpersing,
verduistering)
o Gevallen waarin de daders van een vermogensdelict, ook als zij over een eigen recht
beschikken, gebruik maken van een methode die op zichzelf onbehoorlijk is, zodat
van de gehele gang van zaken rond het feitelijk gebeurde niet kan worden gezegd dat
deze de toets van het recht kan doorstaan (de manier waarop is wederrechtelijk).
o Het is in oplichtingszaken min of meer vaste jurisprudentie dat het bestanddeel
‘wederrechtelijke bevoordeling’ (waarop het oogmerk gericht moet zijn geweest)
vervuld wordt geacht in gevallen waarin de gehele gang van zaken weliswaar

, onbehoorlijk is, maar waarin niet gezegd kan worden dat elk recht op het beoogde
resultaat bij de verdachte zou ontbreken.
o Niet eens met fragmentarische strafbaarstelling  dus in de wet het vervullen van
het ene bestanddeel (‘hetzij door het aannemen van een valse naam…’) leidt dat het
andere (namelijk de wederrechtelijkheid) ook vervuld is.
 Het kan dus zo zijn dat iemand ‘een oplichter is’, zonder daadwerkelijk ‘oplichter’
te zijn. Hierdoor gaat het rechtszekerheidsbeginsel (lex certa dat in het
legaliteitsbeginsel besloten ligt) niet goed samen met de ruime opvatting van
wederrechtelijkheid.
2. Andere delicten waarbij een ruime opvatting wordt toegepast
o Hierbij gaat het om situaties waarin een subjectief belang in het spel is dat door de
verdachte op een andere, niet strafbaar gestelde, manier had moeten worden
behartigd.
o VB: hiervan is belaging (stalking, art. 285b Sr). In het verband van deze bepaling heeft
wederrechtelijkheid een . De dader moet zonder eigen subjectief recht hebben
gehandeld (zoals een deurwaarder dat bijvoorbeeld doet).
3. Delicten waarbij de enge opvatting wordt toegepast (nauwelijks)
o Bij bepaalde delicten wordt de opvatting van facetwederrechtelijkheid gehanteerd.
Dit gebeurt bijvoorbeeld waar de wetgever zelf met een andere term dan
‘wederrechtelijk’ een bepaald facet van de wederrechtelijkheid in ruime zin in de
delictsomschrijving tot uitdrukking brengt  VB: art. 370 Sr waarin
wederrechtelijkheid uitdrukking vindt in het bestanddeel: ‘…met overschrijding van
zijn bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij de wet bepaalde vormen’.
o Ook wordt soms de algemene term ‘wederrechtelijk’ in delictsomschrijvingen eng
geïnterpreteerd. In artt. 173a en 173b Sr (verontreiniging van bodem…) bedoelde de
wetgever met ‘wederrechtelijk’ vooral  ‘zonder vergunning’.


Wanneer is een gedraging wel of niet wederrechtelijk/ welke
uitzonderingsgebieden kent ons materieel strafrecht, waardoor een
bepaalde gedraging niet wederrechtelijk is? 
rechtvaardigingsgrond
Er zijn situaties waarin de wederrechtelijkheid kan ontbreken, ondanks dat het strafbare feit de
delictsomschrijving vervult. Hierover bestaan twee opvattingen:
1. Leer van de formele wederrechtelijkheid: degene die de strafwet overtreedt handelt altijd
wederrechtelijk, tenzij de wederrechtelijkheid door de wet zelf wordt weggenomen.
Denk aan de rechtvaardigingsgronden (noodtoestand, noodweer, ambtelijk bevel en
wettelijk voorschrift; artt. 40 e.v. Sr).
2. Leer van de materiële wederrechtelijkheid (= laatste ‘redmiddel’ buiten de wet om) : als er
geen rechtvaardigingsgronden zijn, kan de materiële wederrechtelijkheid alsnog afwezig zijn
 als de wederrechtelijkheid ontbreekt op gronden die niet in de strafwet staan. Het
uitgangspunt van deze leer is dat door de wet te overtreden, de norm die daaraan ten
grondslag ligt juist wordt vervuld. 4 manieren om bepaalde gedragingen (hoewel ze een DO
vervullen) te rechtvaardigen:
 De leer van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid  onder
uitzonderlijke omstandigheden kan beroep worden gedaan op de buitenwettelijke
rechtvaardigingsgrond ‘afwezigheid vd materiële wederrechtelijkheid’. (betreft de 2e
vraag van 350 Sv).

, o Wanneer wederrechtelijkheid wegvalt, moet straffeloosheid volgen. De
straffeloosheid berust op extensieve of analoge interpretaties ten gunste vd
verdachte.
 Maar je moet uitkijken dat je niet eigenmachtig gaat optreden of een
machtspositie toe-eigent.
o In het algemeen is sprake van afwezigheid van mat. wed. als met een
redelijk middel een redelijk doel is nagestreefd waarbij het doel een
evident voordeel voor de rechtsorde moet betekenen, waarbij zoveel
mogelijk een belang wordt beschermd dat in het verlengde ligt van het door
de wet beschermde belang en waarbij het middel onmisbaar en niet
vervangbaar door een ander middel is (subsidiariteit)  veearts-arrest (door
de wet te overtreden wordt de aan de wet ten grondslag liggende norm juist
vervuld).
 De leer van de sociale adequatie  handelingen die passen in het
verwachtingspatroon van de maatschappelijke participanten, zijn adequaat en
functioneel binnen de historisch bepaalde maatschappelijke orde.
o Garantenstellung: specifieke normen kunnen een extra dimensie toevoegen
aan meer algemene normen bij specifiek uitgeoefende functie 
Verpleegster-arrest (vanwege speciale opleiding schuldig aan dood door
schuld door verkeerde flesje aan te reiken).
o Omgekeerd geeft een bepaalde maatschappelijke functie ook een zekere
vrijheid van handelen, mits dit handelen functioneel bijdraagt aan/past in
het maatschappelijke patroon  bij sportbeoefening worden allerlei
handelingen – hoewel deze een ander pijn toebrengen – als acceptabel /
onschuldig beschouwd.
o Ter Heide  samenleving is een zeer gecompliceerd ‘speelveld’ waarin het
handelen van mensen volgens onderlinge interactiepatronen verloopt.
o Remmelink  gedragingen die een bepaalde rol of functie op een specifiek
terrein volkomen waarmaken, vallen niet onder het bereik vd strafwet.
 Vrij’s leer van de subsocialiteit  naast wederrechtelijkheid en schuld een derde
algemene voorwaarde om strafbaarheid te onderkennen.
 wederrechtelijk gedrag dient niet vervolgd of niet gestraft te worden in min of
meer ‘gevaarloze’ delictssituaties. Het ontbreken van subsocialiteit rechtvaardigt de
gedraging die aan de bestanddelen van een DO beantwoordt, in beginsel niet.
(betreft de 4e vraag van 350 Sv)
o Subsocialiteit van een delict = het gevaar dat door de verwerkelijking ervan
voor de samenleving in het leven is geroepen. Bestaat uit verschillende lagen
gevaar:
 gevaar voor herhaling door de dader zelf (rechter zal zich door deze
strafdoelen laten leiden; speciale preventie)
 gevaar voor onvoldaanheid vh slachtoffer (conflictoplossing)
 gevaar voor navolgingsdrang bij derden (generale preventie)
 het gevaar voor ontdaanheid bij vierden (vergelding)
o Vrij ziet het gevaarselement als stilzwijgend element waarbij ieder feit op
zichzelf moet worden beschouwd en het in zijn primaire concrete sociale
context moet worden gezien.  zodat hij kan verklaren waarom in sommige
gevallen niet gestraft wordt en in andere gevallen juist heel zwaar.
o Remmelink ziet het gevaarselement als juridisch gedefinieerd feit.
 De zogenoemde creatieve interpretatie  de rechter leest in de wettelijke DO één
of meer aspecten van wederrechtelijkheid in op grond van veroorlovende normen
die worden ontleend aan andere rechtsgebieden, algemene rechtsbeginselen of

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Annever. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,39  4x  vendu
  • (0)
  Ajouter