Anatomie en fysiologie 2022-2023
Hoofdstuk 8: het zenuwstelsel
inleiding
2 orgaanstelsels coördineren alle andere orgaanstelsels:
❖ Zenuwstelsel
o Snelle reactie
o Korte duur
❖ Hormoonstelsel
o Tragere reactie
o Lange duur
Anatomische indeling
Centraal zenuwstelsel:
❖ Hersenen
❖ Ruggenmerg
Perifeer zenuwstelsel:
❖ Al het zenuwweefsel buiten het CZS
❖ Afferent gedeelte (sensorische info)
❖ Efferent gedeelte (motorische info)
o Somatisch zenuwstelsel
o Autonoom zenuwstelsel
Zintuigen of receptoren
Functionele indeling neuronen:
❖ Sensorisch
o Sensibele neuronen
o Van perifere naar CZS (affert gedeelte)
o Geeft prikkel door van zintuig naar CZS
❖ Motorisch
o Motorische neuronen
o Geeft prikkel door van CZS naar perifere (efferent gedeelte)
o Zet vb spierwerking in gang
❖ Schakelcellen
o Associatieneuronen
efferent PZS
❖ Animale of willekeurige of somatische ZS
❖ Vegetatieve of onwillekeurig of autonome ZS
Vegetatueve zs:
❖ Functie: regeling van orgaanfuncties
o Bloedsomloop, ademhaling, spijsvertering, stofwisseling,…
❖ Bestaat uit:
o Sympathisch zenuwstelsel
o parasympatisch zenuwstelsel
regeneratie: is verschillend tussen PZS en CZS
❖ PZS: regeneratie
❖ CZS: geen of beperkte regeneratie
25
, Anatomie en fysiologie 2022-2023
Het zenuwstelsel membraanpotentialen
Membraanpotentiaal:
❖ Impulsgeleiding wordt bepaald door een verandering in membraanpotentiaal
o Rustpotentiaal
o actiepotentiaal
rustpotentiaal:
❖ overmaat aan negatief geladen ionen i/h neuron
❖ overmaat aan positief geladen ionen buiten het neuron
❖ negatief voltage binnenkant (-70mV)
herhaling celbiologie: ionenpomp versus ionenkanalen/poorten
❖ ionenpomp:
o integtale membraaneiwitten
o actief transport, ATP vereist, tegen concentratiegradiënt in
❖ transmembraankanaal: ionenkanaal of ionenpoort
o integrale membraaneiwitten
o passief transport, met gradiënt mee, geen energie vereist
o kan open staan of gesloten zijn (gated channels)
o sommige kanalen steeds open (leak channel)
neuronfunctie (belangrijk)
Een membraanpotentiaal is een potentiaalverschil tussen beide kanten van de celmembraan, omdat
(1) het cytosol en de extracellulaire vloeistof een andere ionen-samenstelling hebben en (2) de
celmembraan selectief permeabel is voor deze ionen.
De membraanpotentiaal kan snel veranderen, als de doorlaatbaarheid voor ionen van de celmembraan
verandert in reactie op chemische of fysische prikkels.
actiepotentiaal:
1. rustpotentiaal
2. depolarisatie
o Na+ stroomt naar binnen omdat de Na+ poorten geopend worden door de prikkel
3. Repolarisatie
o K+ stroomt naar buiten omdat de K+ poorten geopend worden
4. undershoot = hyperpolarisatie
o membraanpotentiaal < rustpotentiaal
5. trashold of drempelwaarde
veranderingen in de membraanpotentiaal:
❖ resultaat van veranderingen in ionbewegingen
❖ ionen bewegen door: stransmembraaneiwitten/ionenpoorten
o kunnen opengaan of sluiten
o als de Na+ poorten opengaan → positieve ladingen gaan cel binnen →
mebraanpotentiaal wordt negatief (polarisatie)
HYPERPOLARISATIE = undershoot: K+-poorten blijven langer open
Zie ppt voor animaties
Refractaire periode: gedurende deze periode is er geen prikkeling van het neuron mogelijk
Geleiding van een actiepotentiaal:
26