2022-2023
Samenvatting: Psychologische
gespreksvoering en interactionele
vaardigheden
PROF. DR. AN HOOGHE
2022 - 2023
, Hoofdstuk 1: Een therapeutische relatie (inleiding en basishouding)
Verplichte tekst: Leijssen, M. (2006). Een therapeutische relatie. Gids voor gespreksvoering (pp. 34-72)
1.1 Gespreksvaardigheden
Het communicatiemodel van Virginia Satir (examenvraag)
• Elke vorm van communicatie heeft een zender en een ontvanger
o De zender heeft een bepaalde binnen- die hij wil communiceren langs een buitenkant
▪ Binnenkant: gedachten, gevoelens, ideeën, kennis, geschiedenis...
▪ Buitenkant: non-verbaal gedrag, woorden, intonatie, houding...
o Het komt binnen in de binnenkant van de ontvanger
▪ Die gaat dat dan moeten decoderen (betekenisvolle interpretatie aan geven)
▪ De ontvanger zal er een reactie op geven via zijn buitenkant naar de zender
Gedachten
Gevoelens
Binnenkant Ideeën Binnenkant
Kennis
Geschiedenis
Zender CODEREN DECODEREN Ontvanger CODEREN
= Ons gedrag
Het observeerbare gedeelte
Buitenkant Van communicatie, bijv.: Buitenkant
woorden,gebaren, intonatie,
houding...
DECODEREN
1.2 Vier elementen van een boodschap (Shulz von Thun, 2010)
• 4 elementen tegelijkertijd in 1 boodschap, dat is wat communicatie zo complex maakt
o Letterlijke inhoud:
▪ Feitelijke betekenis van wat wordt gezegd
▪ Bvb ‘ik zie het niet meer zitten’ = letterlijke boodschap
o Expressief deel van de boodschap:
▪ Hoe die bepaalde boodschap wordt meegegeven, weergave van de boodschap zoals
▪ bijv. stil fluisteren, roepen van een boodschap
o Informatie over de relatie:
▪ Info in deze boodschap die weergeeft hoe de zender de relatie tot de ontvanger (op dit
moment) ziet
o Appellerend deel van de boodschap:
▪ Zender doet een appel, wil dat de ander iets doet met de boodschap die hij/zij zendt
1
,1.3 Inhouds- en betrekkingsniveau (Watzlawick et Al., 1967)
• Er is altijd een inhouds- en betrekkingsniveau = basis van communicatie
• Inhoudsniveau van communicatie
o De feitelijke boodschap die wordt overgebracht (wat w er gezegd)
• Betrekkingsniveau van communicatie
o De informatie in de boodschap die de relatie tussen zender en ontvanger weergeeft, zoals gezien
door de zender. De interpretatie van het betrekkingsniveau is afhankelijk van toon en non-verbale
aspecten van communicatie
▪ Zegt iets over de relatie t.o.v. de cliënt
• Video Virginia Satir:
o Verschil tussen wat je zegt en hoe je het zegt = heel belangrijk (als therapeut kijken of daar congruentie zit)
• Voorbeelden:
o Mijn man zegt ’s avonds: “ga je dat kleedje aandoen?” Dit zegt iets over de inhoud, maar ook
over zijn appel/boodschap da hij ermee wil duidelijk maken (dat hij het mooi vindt, of juist niet).
o “Ga je die schoenen echt aandoen?”
▪ Buitenkant: open vraag omtrent schoenkeuze
▪ Inhoud: je vraagt je partner of hij/zij van plan is dit paar schoenen aan te doen
▪ Betrekking: ik vind dat jij andere schoenen moet kiezen, anders zal ik boos zijn
1.4 Inprenten van een boodschap
Gebruik van vuistregels of heuristieken
• Doel: Omgeving voorspelbaar maken, snel kunnen reageren, controle te krijgen, om om te kunnen gaan
met complexiteiten van communicatie. Dit is moeilijk voor mensen met ASS.
o Bijv.: als u moeder roept: “op tijd thuis hé” dan weet je dat ze ongerust thuis zal zitten
• Enkele heuristieken die belangrijk zijn om bij stil te staan tijdens therapie
o Causale actor-observator attributieneiging:
▪ Iedereen van ons heeft dit, dat is nodig voor het zelfbeeld.
▪ Het is de neiging om eigen gedrag te verklaren uit instabiele, externe (dus situationele)
factoren en het gedrag van anderen te verklaren uit stabiele, interne (dus eigenschappen van
de persoon) factoren
▪ Bijv.: Ik ben gebuisd op statistiek, maar de prof had een moeilijk examen gemaakt. Marie
was ook gebuisd op statistiek, zij zal niet goed genoeg hebben gestudeerd.
o Gedragsconfirmatie:
▪ Mensen zijn geneigd iets op een manier te zeggen dat voor een stuk al bevestigt.
▪ Het uitlokken van responsen die de eigen vooronderstelling ondersteunen
▪ Bijv. ‘ik verwijs deze ptn naar u door want jij bent gespecialiseerd in dat’
▪ Bijv.: Je hebt vermoeden dat partner van uw kotgenoot vreemdgaat, vaak ga je bepaalde
vragen stellen. Steeds confirmatie zoeken van jouw idee.
o Beschikbaarheidsheuristiek:
▪ Gebruikmaken van wat (gemakkelijk) beschikbaar is in het geheugen (de context waarin je
Werkt, bepaalt erg hoe je kijkt/ dingen interpreteert)
▪ Bijv.: Vandaag wordt heel de tijd het woord burn-out gebruikt. We kunnen gemakkelijk
gedragingen als burn-out interpreteren omdat dit beschikbaar is.
o Confirmatorische strategie:
▪ Neiging om alleen info te zoeken die overeenkomt met de eigen veronderstelling
▪ Alleen focussen op informatie die we zelf al verwachten
▪ Wanneer iemand je tegenspreekt, ga je er minder gewicht aan hangen
▪ Bijv.: Partner zit heel de tijd op zijn gsm, we beginnen zoeken of de informatie en idee dat
je hebt klopt. Meer nog: dingen die het tegenspreken zie je minder. Dit kan ook gaan om
de manier van vragen stellen zoals “Alles goed toch hé?” i.p.v. “Hoe gaat het?”
2
,Waarden en normen
• = heel belangrijk; uw waarden/normen bepalen heel uw kijk
• Hoe je de wereld ziet of boodschappen zal interpreteren is heel erg afhankelijk van je:
o Waarden: eigen vooronderstelling van wat goed of fout is
▪ Bijv.: gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen (waarde = gelijkwaardigheid)
o Normen: gedragsregels die uit waarden worden afgeleid
▪ Bijv.: je vindt dat partners evenveel mee in het huishouden moeten helpen
• Niet van belang uw W/N volledig aanpassen aan de persoon voor u; wel Bewust zijn van directe en
Indirecte manieren van waarden- overdracht (hoeveelheid aandacht naar bepaald onderwerp, non-verbaal
Goed- of afkeuren,)
• Implicaties van waarden en normen
o Een bepaalde bril hebben (waarden en normen) heeft ook een invloed op hoeveel aandacht je soms
gaat spenderen aan een bepaald onderwerp. Bewustzijn van directe en indirecte manieren van
waardenoverdracht (hoeveelheid aandacht naar bepaald onderwerp, non- verbaal, goed- of
afkeuren...)
▪ Bijv.: het kan zijn dat je een huismoeder bij jou in de consulatie krijgt die terloops zegt dat
ze kinderen moet gaan halen, wassen... en komt met een klacht over het overlijdenvan haar
moeder. Door jouw waarden die je belangrijk vindt (gelijkwaardigheid in huishouden) ga je
bevragen waarom haar man niks doet en ga je aan waarden-overdracht doen.
▪ Bijv.: als je opgegroeid bent in een traditioneel gezin en er komt een cliënt naar jou meteen
gescheiden gezin, dan ga je dat in rekening moeten brengen en u ervan bewust worden,
ook al is jouw referentiekader anders.
▪ Bijv.: westerse cultuur, gescheiden ouders... hebben invloed op je waarden en normen.
1.5 Psychologische hulpverlening
Basishouding, gespreksvaardigheden en interactionale vaardigheden
• = Belangrijkste methodieken of instrumenten van onze job, constant gesprekken aangaan
o “Een professionele hulpverlener moet in staat zijn om te kunnen spelen met zijn gedragsdisposities;
hij moet kunnen kiezen uit een repertoire van vaardigheden, heeft een respectvolle, empathische,
transparante grondhouding en moet kritisch naar eigen handelen kunnen kijken (zelfreflectie).”
▪ Het is zoals leren autorijden: van moeilijk naar automatisme
• Het is nodig om deze vaardigheden eerst bewust aan te leren, nadien veel te oefenen
o Later zal het dan ‘vanzelf’ gaan
o Om op een professionele manier gesprek te voeren, dien je aandacht te hebben voor:
▪ De noodzakelijke grondhouding bij gesprekvoering
▪ Te oefenen basisvaardigheden
3
, 1.6 Drie Grondhoudingen van Rogers
The curious paradox is that when I accept myself just as I am, then I can change (Rogers)
• Drie kernelementen van een professionele zijnshouding of grondhouding
o Echtheid; empathie; onvoorwaardelijk respect
o = onze zijns-wijze
o Zijn een noodzakelijke voedingsbodem om een veranderingsproces bij een cliënt op gang te
brengen, maar ook het cruciale medium waardoor verandering mogelijk is:
• Therapeutisch proces is ingebed in een interpersoonlijke context. Deze interpersoonlijke relatie tss
professional en cliënt is een middel om scheefgegroeide verhoudingen te herstellen en om een cliënt
een interpersoonlijke ruimte aan te beiden waarin zijn veranderingsproces kan plaatsvinden.
o De therapeut dient empathisch te zijn. Empathie, oftewel inleving, houdt in, dat de therapeut zich
zo goed mogelijk in kan leven in de denk- en gevoelswereld van de cliënt. En dat hij de cliënt ook
laat merken dat hij diens gedachten en gevoelens meebeleeft.
o De therapeut moet congruent zijn. Dit noemt men ‘echtheid’ of ‘authenticiteit’. Dat betekent, dat
de therapeut in de therapiesessies zichzelf moet zijn, oprecht en eerlijk.
o De therapeut moet de cliënt onvoorwaardelijk accepteren. Dat betekent niet, dat je alles wat de
cliënt doet maar hebt te accepteren en fantastisch moet vinden. De onvoorwaardelijke acceptatie
betreft de persoon in kwestie. En dus niet zozeer het gedrag.
Echtheid of authenticiteit
• Gaat over wie je bent; iets over uw uitstraling zegt al iets over bij welke persoon je gaat passen.
• Elke psycholoog moet congruent zijn, d.w.z. dat de psycholoog in de therapiesessies zichzelf moet zijn,
oprecht een eerlijk.
• Er is altijd een dubbele gelaagdheid:
o De onderstroom: Elke psycholoog heeft zijn eigen uitstraling, eigen verhaal, zijn persoonlijke
kenmerken die de interpersoonlijke relatie kleuren. Hij is een reëel aanwezig persoon (geen façade).
Fungeert als bodem waarop reacties van de cliënt terecht komen.
o De bovenstroom: Wat gebeurt er met mij in een gesprek met de cliënt? Wat wekt dezecliënt bij mij
op? Aandacht voor hier en nu gedachten en gevoelens zoals bijv. Voel ik empathie? Voel ik me boos
worden?, Voel ik verdriet?, ... m.b.t. interactie therapeut en cliënt.
o Bovenstroom en onderstroom congruent maken door datgene wat we voelen en denken overonze
interactie met de cliënt ook congruent is met hetgeen dat we tonen aan onze cliënt.
o D.m.v. allerlei technieken (zelfreflectie, supervisie, intervisie, …) exploreert de psycholoog wat er in
zijn binnenwereld afspeelt en hoe dat de kleur en vorm van zijn interactie met de cliënt kleurt en
kan hij tot congruentie komen
• Dus die transparantie is niet zo evident.
• Indien relevant voor het proces zal de therapeut transparant zijn, m.a.w. psychologen hebben een
gedisciplineerde spontaniteit (= je zit in die echtheid, maar je gaat niet direct heel je leven vertellen).
Men zal uitdrukken wat erin zichzelf leeft.
o Functioneel; om interferentie in het gesprek te minimaliseren; sobere zelfonthulling
o Onderzoek (Grafanaki, 2001) bevestigt niet alleen dat zelfonthulling vanwege de therapeut soms
helpend is, maar ook dat de hoeveelheid van transparante reacties van de therapeut veel minder
belangrijk is dan de timing in de therapeutische interactie en dat de adequaatheid alleen kan
beoordeeld worden binnen de aangang zijnde interactie.
• Het is niet de bedoeling om in alles transparant te zijn! Eigen verhalen ga je inperken. Je zit er dan ook
niet als mens-mens, je zit er ten dienste van je cliënt en gaat inbreng beperken, tenzij het kan helpen.
o Bijv.: transparantie bovenstroom: er is iets in mijn bovenstroom (er zijn bepaalde irritaties
opgewekt door cliënt, als je die gaat onderdrukken dan zal dat de relatie met mijn cliënt gaan
verbreken).
o Bijv.: transparantie onderstroom: iets wordt uit een gesprek getriggerd over zijn persoonlijk
verhaal of over bovenstroom.
4
, • Erkenning incongruentie
o Kijk met een open bril naar je eigen incongruenties met een zekere mildheid
o We zijn allemaal maar mensen, sommige clienten liggen ons ook gewoon niet of hebben eente
overeenkomend verhaal. Dan kan je best hulp zoeken van anderen:
▪ Supervisie (met opleider casusbesprekingen doen, kijken naar eigen proces)
▪ Intervisie (idem maar met peers)
▪ Feedback van anderen kunnen je helpen om je black box te onderzoeken
Transparantie van de therapeut kunnen soms gewoon functioneel zijn om de situatie te verduidelijken, zoals
bijvoorbeeld: “Sorry dat ik vandaag te laat ben, ik had moeite om deze ochtend een babysit te vinden voor
mijn dochter die onverwacht ziek is geworden. Maar het is in orde, ik ben nu helemaal hier met mijn
aandacht”. Sobere zelfonthulling kan voor de cliënt faciliterend zijn om niet toegelaten gevoelens bij zichzelf
minder te veroordelen, of om de geïdealiseerde therapeut niet langer op een voetstuk te plaatsen.
Bijvoorbeeld als cliënten vernemen dat hun therapeut het niet eenvoudig vindt om gezin en beroep te
combineren en dat zij het slechts haalbaar acht door voor een aantal huishoudelijke taken de lat erg laag te
leggen, kunnen cliënten hun perfectionisme loslaten en zien ze zichzelf niet langer als de mislukkeling die
schril afsteekt tegen ‘het geslaagde leven’ van de therapeut. Zelfonthulling van de therapeut kan de cliënt uit
zijn isolement halen en het gevoel van vreemd of uitzonderlijk te zijn opheffen. Onderzoek (Grafanaki, 2001)
bevestigt niet alleen dat zelfonthulling vanwege de therapeut soms helpend is, maar ook dat de hoeveelheid
van transparante reacties van de therapeut veel minder belangrijk is dan de timing in de therapeutische
interactie en dat de adequaatheid alleen kan beoordeeld worden binnen de aan gang zijnde interactie.
Vormen van onechtheid (opdeling in 3 niveaus)
• Niveau 1: gedrag en uitspraken komen niet overeen met wat je innerlijk denkt en voelt. Soms kan je
oppervlakkigheid bewust aanwenden om bv vragen naar zelfonthulling te vermijden.
o Reactiewijzen die bij elke therapeut bijwijlen binnensluipen
▪ Hebben iets oppervlakkigs en leegs, er wordt niet echt contact gemaakt
▪ Sociale interacties waar en over en heen wordt gepraat, zijn op dit niveau
▪ Bijv.: hmm zeggen terwijl je eigenlijk niet luistert, niet op antwoorden wachten...
o Heel veel cliënten zijn ook geïnteresseerd in hun therapeut. Je moet echter opletten met wat je zegt
over jezelf.
▪ Geen behoefte van de therapeut om daarover te spreken en niet zinvol achten
▪ Automatische piloot is ook onechtheid (geen werkelijke betrokkenheid en engagement)
▪ Bijv.: hoe was je vakantie? Dan kan je antwoorden met goed, zelfs al was hij slecht.
• Niveau 2: Wijsmaken
o Niet transparant zijn uit eigenbelang, zogenaamd in het belang van de cliënt
▪ Ideeën, meningen en gevoelens van de therapeut t.o.v. de cliënt zijn op dit niveau
▪ Bijv.: geen afspraak geven s’avonds omdat je eigenlijk bang bent van deze aggressieve man.
▪ Bijv.: geen afspraak geven omdat je geen tijd hebt, maar eigenlijk voel je verveling
▪ Bijv.: niet ingaan op pijnbeleving cliënt want het is te zwaar, maar het is zijn eigen angst
• Niveau 3: Verbergen van bewuste hier-en nu gevoelens die belangrijk zijn en waar de cliënt baat bij zou
kunnen hebben. Weigeren om transparant te zijn, hoewel dit wel goed zou zijn op dat moment.
o Kan de relatie schaden indien dit geschonden wordt
▪ Bijv.: iemand die heel snel ratelt en waarbij het vermoeiend is om die persoon te volgen,dan
is een vorm van onechtheid dat je niets gaat doen met dat gevoel. De cliënt voelt dit, dit
schaadt de relatie.
▪ Bijv.: groeiende irritatie bij cliënt omdat deze zeer associatief vertelt. In plaats van aan te
geven- wacht even ik ben even niet meer mee, wat wil je mij juist vertellen. Irritatie blijft
groeien indien je dit niet benoemt.
• Kijk met een open bril naar je eigen incongruenties met een zekere mildheid. Supervisie, intervisie,
feedback van anderen kunnen je helpen om je black box te onderzoeken.
5