Les 5 – schema
1. Metafoor en verwante concepten
a. Definitie (Lakoff and Johnson, 1980)
Het verstaan en ervaren van iets in termen van iets anders
o Meer dan een stijlfiguur
geeft ons grip op complexe ideeën of concepten door ze in concrete
voorbeelden te gieten
o Taal als conceptualisering
Doordat je iets door termen van iets anders gaat voorstellen ga je
dat concept door een andere bril bekijken
b. Soorten: orientationeel, ontologisch, structureel
Soorten metaforen:
Orientationeel: organiseren concepten volgens ruimtelijke parameters (bv
gelukkig vs droevig = op vs neer)
o opgewekt vs terneergeslagen; in de wolken zijn, in de put zitten, op wolken
lopen, moed zinkt in schoenen)
Ontologisch: conceptualiseren abstracte ervaringen in termen van meer concrete
categorieën (bv love is a container)
o be in love, fall out, out of love, …
o Categorieën: object, substantie, container, persoon (Personificatie)
Structureel: conceptualiseren een entiteit, een proces, … in termen van een
andere entiteit, proces… (bv argument is war – discussie als oorlog)
Conduit metafor:
de conduit metaphor (woorden zijn inhoudsloos, idee verpakken)
structureel
o talige communicatie in grote bedrijven
ontologische basis
o woorden zijn containers
o ideeën zijn objecten
communicatie wordt gezien als het verpakken van ideeën in woorden, het
doorgeven van die woorden, het uitpakken van die woorden, het er uithalen
van de ideeën. Is volgens Reddy een verengende visie op communicatie
Goddard & Carey chapter 5:
p56: zijn ‘black mark’ enz metaforen volgens de definitie/types? het zijn
geconventionaliseerde associaties die worden gebruikt en niet één ding begrijpen
in termen van een ander (= metafoor)
p59: verband tussen high tech/high touch formule en metafoor? high tech is
moeilijk en high touch makkelijk. Je maakt iets complex tastbaar en toegankelijk
en concreet voor iedereen op mentaal vlak bij een metafoor
, Les 5 – schema
c. Metafoor vs metonymie
Definifitie metonymie
Metonymie maakt gebruik van een bestaand verband
Het is geen begrijpen in termen van maar ‘verwijzen naar’ (door opvallend
kenmerk). Is een verwijstechniek (Lakoff & Johnson)
o Deel voor geheel: ‘daar werken knappe koppen’ ( = mensen)
o Gebruiker voor instrument: ‘mijn achterkant was zwaar beschadigd na
het ongeluk’ (achterkant van de wagen)
o Instrument voor gebruiker: ‘de saxofoon speelde vals’ (=saxofonist)
o Instelling voor de verantwoordelijken: ‘Carrefour ontslaat 3000 man’
(=directie)
o Locatie voor instelling: ‘het Witte Huis’, ‘de (Wetstraat)16’, ‘Wall Street’
Metaphtonymy
Metaphor from metonymy: ‘beat one’s breast/zich op de borst kloppen’
o Laten zien dat je belangrijk bent
o Het verband/metonymie is verdwenen en enkel een metafoor geworden
Metonymy within metaphor: ‘catch someone’s ear’
o De aandacht van iemand trekken
o Ear en attention worden geassocieerd want als je luistert luister je met je
oren, dus men bouwt een metafoor op die metonymie
d. Grounding – waar komen metaforen vandaan
Cultural grounding (o.b.v. sociale ervaring)
o gelijkenis tussen ‘source domain’ en ‘target domain’ op een abstract
niveau (bv discussie als oorlog – twee partijen, tegengestelde belangen,
winnen is belangrijk…)
o ‘Source domain concept’ = concreet, duidelijk, transparant… (fysiek
conflict = fundamentele ervaring)
Ontological grounding: image schemata
o Image shcemata = "Een terugkerend patroon, vorm of regelmaat in, of
van [onze] voortdurende ordenende activiteiten [die] voor ons
verschijnen als betekenisvolle structuren, hoofdzakelijk op het niveau van
onze lichamelijke beweging door de ruimte, onze manipulatie van
voorwerpen en onze perceptuele interacties." (Johnson, 1987:29)= we zijn
lichamelijk wezens dus onze basiservaring van de wereld is lichamelijk.
We voelen bepaalde krachten op ons werken. Basis op onze fysieke
ervaring
o Container, force (wind) , near/far, full/empty (vol of leeg gevoel) ,
contact, surface, object, mass/count, path … basisbegrippen