In deze samenvatting worden de hoofdstukken uit het boek Kernthema's van de filosofie en de bijbehorende artikelen besproken. Per hoorcollege zijn de hoofdstukken en de artikelen bij elkaar gevoegd, zodat je makkelijk mee kan lezen met de planning en hoorcolleges.
Argumentatieleer hoef je niet helemaal niet te kennen
Je hoeft niet de afzonderlijke drogredenen te kennen en de Latijnse namen zijn niet nodig. Je moet op
het tentamen uitleggen wat er mankeert aan een uitspraak in eigen woorden.
Krabbe – Kernthema’s van de filosofie
Logica houdt zich bezig met redeneringen, argumentaties, betogen en discussies en richt zich daarbij
op wat er op dit gebied als incorrect en correct moet worden beschouwd. Context wordt buiten beeld
gelaten.
Argumentatie theoretische invalshoek: invalshoek waarbij het oplossen van meningsverschillen
centraal staat.
10.2: Meningsverschillen en discussies
Meningsverschil: niet alle betrokkenen hebben een menig nodig over het onderwerp in kwestie,
voldoende is dat iemand een mening heeft die iemand anders niet heeft.
De argumentatieleer heeft een geuit meningsverschil/geschil nodig.
Kwestie: dit kan worden weergegeven door een vraag in de vorm van ‘is dit/dat wel het geval of is het
niet het geval?’.
Tegengestelde proposities: het gaat steeds om dezelfde twee proposities, die elkaars tegengestelde
zijn. Twee proposities zijn elkaars tegengestelde precies wanneer ze niet allebei waar kunnen zijn en
ook niet allebei onwaar. (De uitslag is positief + De uitslag is negatief. Geen derde optie.)
Strijdige proposities: proposities die niet tegelijk waar kunnen zijn.
Contraire proposities: proposities niet beiden waar zijn, maar wel tegelijk onwaar. (Hij slaagt + Hij
zakt als een baksteen. Maar hij kan ook nét zakken.)
Standpunt: een propositie voor je rekening nemen. Het standpunt kan zowel negatief als positief zijn.
Enkelvoudig geschil: een geschil waarbij maar één kwestie aan de orde is. (Tegengestelde proposities)
Gemengd enkelvoudig geschil: een geschil waarin meer dan één gesprekspartner een standpunt
inneemt.
Niet-gemengd enkelvoudig geschil: een geschil waarin slechts één gesprekspartner een standpunt
inneemt. = fundamenteel.
Meervoudig geschil: een geschil waarbij meer dan één kwestie aan de orde is. (Contraire
proposities.)
Gemengd meervoudig geschil en niet-gemengd meervoudig geschil.
Hoofdgeschil: als er later nog een geschil bijkomt, is het eerste geschil het hoofdgeschil. Tweede
geschil is ook wel subgeschil.
Hoofdstandpunt: als er later nog een standpunt bijkomt, is het eerste standpunt het hoofdstandpunt.
Het tweede standpunt is ook wel het substandpunt.
Oplossen: tot overeenstemming komen over de houdbaarheid of onhoudbaarheid van het standpunt
Beslechten: als van bovenstaand geen sprake is.
Kritische discussie: als iedere gesprekspartner de ander met een serieuze overtuigingspoging
probeert over te halen tot de eigen positie.
Discussies die niet van een geschil uitgaan:
- Informatieve discussies: als de ene gesprekspartner over kennis beschikt die de ander door
vragen op tafel probeert te krijgen.
- Onderzoeksdiscussies: discussie waarbij geen van de gesprekspartners nog een standpunt
inneemt.
- Beraadslagingen: gaat over hoe te handelen of over de te volgen koers.
Discussies die wel uitgaan van een geschil, maar waarvan oplossing geen doel is:
- Ruzies: verhitte discussie.
- Twistgesprekken: doel is de schijn te wekken winnaar van de discussie te zijn.
- Onderhandelingen: doel is niet zozeer het overtuigen van iemand, maar eerder het sluiten van
een compromis.
,10.3: Redelijke en onredelijke discussiezetten
Verdedigingsplichtregel: een discussiant die een standpunt naar voren brengt, is verplicht dit
desgevraagd te verdedigen (dus geen ‘hoezo-niet/wel’ vragen).
Bewijslast: de plicht om met argumenten te komen. Overtreding hiervan: ontduiking van bewijslast.
Wil je zelf niet met argumenten komen en schuif je dit juist op de ander: verschuiven van de
bewijslast.
Drogredenen: overtredingen van de discussieregels.
Standpuntsregel: een aanval op een standpunt moet betrekking hebben op het standpunt dat ook
werkelijk door de andere partij naar voren is gebracht. Overtreding hiervan: stroman.
Kritische reacties waarin de criticus geen standpunt inneemt:
- Houdbaarheidskritiek: richten op mogelijk gebrek van houdbaarheid van het argument.
(Wanneer heeft hij dat gezegd?)
- Bewijskrachttechniek: richten op mogelijke gebrekkige bewijskracht van de argumentatie. (Is dat
doorslaggevend?)
Kritische reacties waarin de criticus een standpunt inneemt (actieve kritiek):
- Tegenwerping tegen de argumentatie; standpunt innemen.
- Tegenargumenten: niet alleen een standpunt innemen, maar ook meteen met tegenargumenten
komen.
- Drogredenkritiek: het benoemen van het overtreden door de ander van discussieregels. Dit is
dus kritiek indirect op de zaak zelf, zo’n standpunt noem je een standpunt op metaniveau.
Ingoratio elenchi: het aanvoeren van geheel irrelevante argumenten.
10.4: Argumentatiestructuren
Proponent: verdediger van het hoofdstandpunt.
Opponent: de criticus.
Argumentatiestructeren: hoef je niet te kunnen benoemen!
- Onderschikkende argumentatie: A2 A1 Standpunt.
- Enkelvoudige argumentatie: bestaat meestal ook uit een verzwegen argument: A1 (& A2) S.
Een verzwegen argument kan eventueel ondersteund worden.
- Cumulatief nevenschikkende argumentatie (deelargumenten): A1 + B1 + C1 S.
- Complementair nevenschikkende argumentatie: A1 Ꚛ B1 S.
Bij deze argumentatie wordt onderscheid gemaakt tussen het hoofdargument en het
complementaire argument. Dit laatste ondervangt een bezwaar tegen het hoofdargument.
- Meervoudige argumentatie: gebruik je in geval er meer opponenten zijn die verschillend
tegenover het standpunt staan: A1 S en B1 S.
Dialectisch argumentatietheorie: argumentatieve monologen als impliciete kritische discussies
interpreteren.
10.5: Het beoordelen van argumentatie
Argumentatie kun je beoordelen vanuit een deelnemers- of theoretisch perspectief.
Discussiecultuur: de gesprekspartners/het gezelschap.
Welwillendheidsbeginsel: als je de keuze hebt iets te interpreteren als drogredelijk of als sterk/zwak,
maar in ieder geval redelijk, geef je de voorkeur aan die interpretatie waarbij de argumentatie redelijk
is of het sterkst is.
Drogredenen:
- Argumentatie gericht op de mens: persoonlijke aanval. Overtreding van de vrijheidsregel.
o Tu quoque = jij ook argument dat er op wijst dat de bevraging/beweringen niet
overeenkomen met het gedrag van een persoon.
- Relevantieregel: is het argument wel relevant voor de discussie/gezelschap.
- Argumentatie gericht op het volk: op de emoties van het publiek inspelen.
, - Argumentatie gericht op het schroom: jezelf naar voren schuiven als iemand die het allemaal wel
weet.
Beoordeling argumentatiestappen en uitgangspunten
- Logisch consistent: bevat de beweringen geen strijdigheden.
- Cirkelredenering: als een uitgangspunt gelijk is aan het standpunt.
- Deductief geldige argumentatie: A2 moet waar zijn, wil A1 ook waar kunnen zijn.
- Inductieve argumentatie: zo’n argument kan alleen een zekere waarschijnlijkheid verlenen aan
het verdedigde standpunt.
- Causale argumentatie: van oorzaak naar gevolg.
- Negatief causale argumentatie: als er geen oorzaak is, is er ook geen gevolg.
- Autoriteitsargument
- Analogie-argumentatie: de situatie van de één lijkt op die van de ander, dus de uitkomst zal ook
hetzelfde zijn.
10.6: Logische geldigheid:
Mededelende zinnen: zinnen die een propositie tot uitdrukking brengen.
Redenering: bestaat uit mededelende zinnen.
o Conclusie: één van de zinnen van de redenering.
o Premissen: de overige zinnen van de redenering.
Logische geldigheid: een redenering is logisch geldig precies wanneer het onmogelijk is dat de
premissen waar zijn terwijl de conclusie onwaar is.
Een argumentatiestap is deductief (logisch) wanneer er een logisch geldige redenering ten grondslag
ligt.
Logisch mogelijk: de situaties die onder een heel ruim mogelijkheidsbegrip vallen (mogelijke
werelden).
Geldig redeneerschema: Geen M is een P. Iedere S is een M. Dus geen S is een P = formeel logisch
geldig.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hees – Kernthema’s van de filosofie
1.2: Ethiek
Ethiek gaat over normen en waarden die betrekking hebben op het handelen van mensen. Het gaat
er vooral om welke normen en waarden we kunnen rechtvaardigen (dus niet alleen beschrijven en
verklaren hiervan). Het gaat dus om de redenen die voor de norm en/of waarde worden gegeven.
De ethiek zelf is normatief: ze probeert tot een oordeel over de normen en waarden te komen.
Waarden zijn aspecten van het leven die we belangrijk vinden.
- Deugden: waarden die verwijzen naar een specifiek karaktereigenschap, zoals eerlijkheid.
Normen zijn directe gedragsbepalingen; wat wel of niet zo moeten of mogen zijn.
- Een norm kan een plicht uitdrukken, zoals ‘je mag nooit liegen’ moeten.
- Een norm kan een permissie uitdrukken, zoals ‘je mag een leugentje om bestwil
gebruiken’ mogen.
Moraal: stelsel van normen en waarden. De normen en waarden in een bepaalde
cultuur/samenleving noemen we de positieve moraal van die cultuur/samenleving.
A-morele uitspraken: uitspraken als ‘de zon komt op in het oosten’.
Immorele uitspraken: uitspraken als ‘discriminatie is toegestaan’.
1.3: Het funderingsprobleem
De logische kloof tussen zijn en behoren: uit een feit kan niet zonder meer een normatieve
stellingname worden afgeleid.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur doriendeboer. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.