Theoretische verklaringsmodellen van het speciaal (SOWPWSP060)
Tous les documents sur ce sujet (1)
Vendeur
S'abonner
femke35
Avis reçus
Aperçu du contenu
1
HC1: Theoretische verklaringsmodellen
Opening
Kinderen met een leerprobleem hebben vaak een bijkomend taak-werkhoudingsprobleem of een
probleem in de sociale interactie. Dan spreken we van een speciale leerbehoefte. Als
gedragswetenschapper is jouw taak om zicht te krijgen op de oorzaken van het probleemgedrag
zodat er een adequate interventie uitgevoerd kan worden. Hiervoor werk je met het causaal model.
In de eerste cursus ligt de focus op theorieën, in de tweede cursus ligt de focus op de wrijving tussen
theorie en praktijk. Kennisclips zijn verdiepend bedoeld bovenop de aangeboden literatuur.
Leren
Wat zijn kenmerken van leren?
- Een verandering in gedrag op basis van ervaring
- Het proces van vergaren van nieuwe informatie (informatieverwerking)
- Een systematische uitbreiding van kennis en vaardigheden
- Is niet waarneembaar: leren concludeer je op basis van gedragsveranderingen (o.a.
verworven kennis, kunnen toepassen van regels, andere mening, betere vaardigheden of
veranderde attitude)
Je kunt zien of leren heeft plaatsgevonden aan de hand van de beginsituatie en de eindsituatie: wat
heeft zich daar tussen afgespeeld? Wat kan de leerling voordat de stof aangeboden wordt, dan wordt
de stof aangeboden en daarna meet je opnieuw of er verandering heeft plaatsgevonden.
Hoe leren we?
Is voor iedere persoon verschillend. Alleen luisteren of lezen behoort vaak niet tot optimale
leerresultaten, zeker niet in het PO. De beste leerresultaten krijg je als je actief met de stof bezig
bent, waarbij afwisseling tussen werkvormen belangrijk is. Actief leren is de sleutel tot succes.
Toetsen of iemand goed geleerd heeft, kan het beste getoetst worden door te kijken of je de stof aan
een ander uit kunt leggen (dit kan in de vorm van een tentamen).
Kinderen lossen in het begin rekensommen op met hun vingers. Dat is normaal voor die
ontwikkelingsperiode. Leren en ontwikkeling is leeftijdsgebonden, want op een latere leeftijd bij
ingewikkeldere rekensommen werkt deze strategie niet meer.
Om de leerervaringen van vroeger op de basisscholen op te halen wordt er een video van Mickey
Mouse getoond om in de juiste modus te komen. Wat valt je op aan de figuren uit het filmpje? Ze
hebben maar vier vingers aan elke hand. Hoe leren die Disney-figuren rekenen? In een tientallig
stelsel (tien vingers) geldt 5 + 4 = 9. In een achttallig stelsel (acht vingers) zou gelden 5 + 4 = 11. De
cijfers 8 en 9 bestaan namelijk niet in dat stelsel. Na 7 volgt 10.
Leerproblemen en leerstoornissen
Van probleem naar stoornis (PO)
, 2
De lijnen in het figuur zijn ter verduidelijking van de scheiding leerprobleem/leerstoornis. In de
praktijk lopen deze twee vaak door elkaar heen. Een leerprobleem is minder ernstig dan een
leerstoornis, maar het bestaat op een continuüm en zijn geen harde categorieën.
Een voorbeeld van een leerprobleem is een lees- of spellingsprobleem in de klas. De leerkracht
signaleert dit als eerste aan de hand van toetsing. Er is sprake van een leerachterstand. De leerkracht
moet iets doen om het probleem te verhelpen. Na de interventie moet opnieuw worden getoetst of
de interventie zin heeft gehad. Als de interventie niet heeft geholpen is er sprake van het middelste
stuk in de tabel. We spreken niet van een leerprobleem, maar een ernstig leerprobleem. Het niveau
gaat naar het schoolniveau: het kind wordt vaak uit de klas gehaald om één-op-één met het
probleem aan de slag te gaan. Hierna wordt opnieuw gekeken of de (intensievere) interventie zinvol
is geweest. Er wordt opnieuw getoetst. Als er geen/onvoldoende voortuitgang is geboekt, is er
sprake van een zeer ernstig leerprobleem en zo mogelijk een leerstoornis. Dan wordt een specialist
ingeschakeld. De specialist kijkt eerst wat er met die zeer ernstige leerproblematiek aan de hand is
en die stelt vast of er al dan niet sprake is van een stoornis.
Een leerprobleem wordt vaak binnen de klas door een leerkracht opgelost en is vaak te wijten aan
externe factoren, bijvoorbeeld langdurige ziekte of een slechte onderwijsdidactiek van de leerkracht.
As het een stoornis is, dan is de invloed van externe factoren veel kleiner. Het draait dan meer om
interne factoren.
Van probleem naar stoornis (VO)
Het onderscheid leerprobleem/leerstoornis is in het VO gelijk aan het PO, maar vaak zijn er andere
functionarissen betrokken bij het vaststellen van de problematiek en de behandeling.
Behandelingsmogelijkheden (PO + VO)
, 3
Als we kijken naar de behandelingsmogelijkheden van een leerprobleem/leerstoornis, dan worden
drie manieren onderscheiden:
- Remediëren: de vaardigheid verbeteren door regelmatig te oefenen;
- Compenseren: de belemmering verminderen, maar wel verwachten dat de leerling de taak
uitvoert. Bijvoorbeeld door een leerling grotere teksten of extra tijd aan te bieden;
- Dispenseren: de leerling vrijstelling verlenen, de taak hoeft niet meer uitgevoerd te worden.
Bijvoorbeeld dispensatie voor een vreemde taal als er dyslexie is vastgesteld.
Binnen de klas wordt vaak geremedieerd (o.a. leessoftware op computer), op schoolniveau zien we
dat er soms al wordt gecompenseerd (bijvoorbeeld vergrote letters, extra tijd) maar wordt nog
steeds zoveel mogelijk ingezet om remediëren. Zeker in het basisonderwijs; er wordt alleen gebruik
gemaakt van compensatie als het echt niet anders kan. Op bovenschoolsniveau wordt eerst
geremedieerd om te kijken of de behandeling effect heeft. In de praktijk is dat vaak al gedaan, omdat
de leerkracht en de remedial teacher er al mee aan de slag zijn gegaan. De orthopedagoog checkt of
de behandeling voldoet aan alle voorwaarden. Vervolgens wordt er vastgesteld of er sprake is van
een stoornis. Als dat zo is dan worden er vaak dispenserende maatregelen uitgeschreven.
Het kritische verschil tussen een leerprobleem en een leerstoornis zit hem in de mogelijkheid tot
verbeteren van het betreffende ontwikkelingsproces. Als er sprake is van een stoornis, dan is er geen
vooruitgang wat je ook doet met het kind qua remediërende maatregelen.
Pas op voor het denken in groepen/clusters (denken in wel/niet stoornis). Dit heeft gevolgen voor de
begeleiding van deze kinderen. Heel veel zaken in de aanpak zijn hetzelfde voor kinderen met of
zonder stoornis. Zeker in het PO zal je maar in een hele beperkte manier dispenseren, waardoor je je
kunt afvragen of het zin heeft om de leerstoornis vast te stellen. Wat je dus vooral doet bij kinderen
met een leerachterstand is inzetten op remediëring en een enkele keer compensatie.
Als er sprake is van een leerstoornis blijft het kind zich hier de rest van het leven last van houden. De
uitingsvorm verschilt per leerstoornis en per leeftijd. Men past het leven aan de stoornis aan, en leeft
hierdoor soms beneden eigen capaciteiten. Het gebruik van hulpmiddelen is belangrijk! Met
hulpmiddelen komen de meeste mensen een heel eind.
, 4
Het werken vanuit een stoornisvisie is voor
veel leerlingen in het onderwijs belemmerend.
Het geeft de leerling een etiket waar hij/zij
moeilijk vanaf komt, en we zien dat de
behandeling en ondersteuning van een
leerprobleem en een leerstoornis vaak op
dezelfde zaken berust. Dan is het zinvoller om
meer te denken in termen “waardoor wordt
het probleemgedrag veroorzaakt en hoe
kunnen we dit in de behandeling aanpakken?”
dan dat we alleen kijken naar wat de cliënt
heeft. Het is zinvoller om te kijken naar wat de
cliënt nodig heeft. In het onderwijs wordt daarom steeds meer ingezoomd op de onderwijsbehoeften
van leerlingen: de sterke en zwakke kanten. Dit wordt ook het behoeftedenken genoemd. Er wordt
gekeken naar verklaringen voor het probleemgedrag. Het werken met het causaal model kan hierin
behulpzaam zijn. In zo’n model is geen ruimte voor een leerstoornis, die kun je nergens kwijt.
Het is voor een orthopedagoog in het onderwijs belangrijk om zicht te krijgen op welke vaardigheden
een kind moet beheersen om te kunnen komen tot bijvoorbeeld lezen, spelling en rekenen. Als we
namelijk niet weten welke (deel)vaardigheden van lezen, spelling en rekenen problematisch zijn, dan
kunnen we ook niet goed onze interventie daarop richten. Om het woord “kat” te lezen moet een
kind bijvoorbeeld de letters kunnen herkennen, daar klanken aan kunnen koppelen en de klanken
aan elkaar vast kunnen plakken (synthetiseren). Kijk niet alleen naar de kwantitatieve informatie
(testscores), maar kijk ook naar de onderliggende vaardigheden van de meten vaardigheid zelf (de
kwalitatieve informatie). Hoe wordt er gelezen? Welke deelvaardigheden zijn wel en niet voldoende
ontwikkeld? Zo krijg je een beter zicht op de ontwikkeling van een kind en kun je beter in de Zone
van Naaste Ontwikkeling gaan werken. Juist het werken in de ZNO is voor orthopedagogen cruciaal.
Je moet weten welke ontwikkelingsstap aan de gewenste ontwikkelingsstap voorafgaat, zodat je een
stap terug kunt zetten als het niet goed gaat in je interventie. En als het wel goed gaat moet je
kunnen versnellen en weten welke stap erna komt. De kunst van de orthopedagogiek zit dus in de
kunst van het bepalen waar een kind zich in de ontwikkeling bevindt en welke deelvaardigheden er
nodig zijn om te komen tot lezen, spelling en rekenen.
Causaal model
Het werken in de klinische onderwijspraktijk is vaak weerbarstig en lijkt niet altijd overeen te komen
met wat je in de boeken hebt geleerd. Slechts een kleine groep kinderen heeft een uniek
leerprobleem. Er is een hoge mate van zowel homotypische als heterotypische comorbiditeit.
- Homotypisch: aanverwante problematiek binnen eenzelfde stoornisgroep, bijvoorbeeld een
lees- en een rekenprobleem (dyslexie en dyscalculie);
- Heterotypisch: aanverwant problematiek met een andere stoornisgroep, bijvoorbeeld een
leesprobleem en een ernstig taak-werkhoudingprobleem (dyslexie en ADHD).
Daarnaast heeft ieder probleem op gedragsniveau weer zijn/haar eigen verklaring kent. Bij technisch
lezen kan bijvoorbeeld letterkennis een relevante verklaring zijn, terwijl bij
taak/werkhoudingproblematiek vaak wordt gedacht aan inhibitie. Dat worden domeinspecifieke
voorspellers of verklaringen genoemd. Verklaringen die specifiek van toepassing zijn op een bepaald
type probleemgedrag. Vanuit het perspectief van interventie is het belangrijk(er) om grip te krijgen
op de domeingenerieke verklaringen: de
voorspeller die in dit geval zowel een technisch
leesprobleem als een taakwerhoudingsprobleem
kan verklaren, zoals bijvoorbeeld het
werkgeheugen. Daarnaast is elke leerling uniek, met
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur femke35. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.