SKILLS LAB: Kinderen en jongeren
1. Hoorcollege slecht nieuws gesprek/rouwverwerking (Casselman)
1.1. Wat is slecht nieuws voor kind/jongere
= alle gebeurtenissen die directe impact hebben op dagelijkse gang v zaken en een
hoge angstfactor hebben
! Veiligheidsgevoel
Mogelijke onderwerpen: gedrag, leerachterstand, strafbare feiten, scheiding, ongeval,
ziekte, verhuis…
1.2. Fasen van het slecht nieuwsgesprek
1) Inleiding
Kort: 1 of enkele kortzinnen, niet rond de pot draaien
‘’Ik moet je iets ergs/lastig/moeilijks meedelen.’’
2) Boodschap overbrengen
Simpel en kort, vertel het hoe, waar en wanneer vd gebeurtenis
Herhaal zo nodig de boodschap
‘’Opa heeft zwaar ongeval gehad, de dokters kunnen hem niet meer genezen. Hij zal
waarschijnlijk sterven.’’
3) Ventilatie v gevoelens
Mogelijke reacties: verbijstering, ontkenning, vermijding, zich terugtrekken, huilen,
boosheid,…
Zelf rustig bij blijven, emoties proberen benoemen als hulpverlener
4) Overgang maken / oplossingen zoeken
Geef kind iets tastbaar mee (knuffel, popje), vertel kind bij wie het terecht kan met
vragen, vertel hoe contact met familie verder verloopt, vertel kind hoe de komende
dagen er zullen uitzien, installeer een vragendoos of vragenschriftje (vaak moet kind
eerst bekomen vd shock, pas daarna komen de vragen), bij kleine kinderen is het goed
om af te sluiten met een spelmoment
1.3. Aandachtspunten
- Mededeling door vertrouwenspersoon - Vertel de waarheid
- Vertel wat er voor het kind zal veranderen - Gebruik klare taal, afgestemd op
leeftijd
- Zorg voor opvolging - Moedig kind aan om emoties te
uiten
1
, Vermijd volgende interventies of uitspraken
Hebt u enig idee waarover het zou kunnen gaan?, Uw zoon/dochter doet
vervelend/lastig., Ik kan er ook niets aan doen., Voor mij en mijn collega’s is het
ook moeilijk., Zo erg is het niet. Kop op!, Het komt wel goed.
1.4. Rouwreacties: E. Kuhbler Ross
Ontkenning en isolering: ‘Nee, niet ik’
Ergernis en woede: ‘Waarom ik?’
Marchanderen: ‘Goed ik, maar…’
Depressie: ‘Ja, ik’
Aanvaarding: ‘Ik heb nu nog maar weinig tijd en het is goed zo.’
1.5. Rouwreacties volgens leeftijd
Baby en kleuter
Gevoelig voor de sfeer en emoties v omgeving, Zorgen voor stabiliteit
o 1-3jaar
Vatten het blijvende karakter niet vd dood → begrijpen verschil niet tss dood en
‘slapen of op reis vertrekken’ → Belangrijk om dat goed uit te leggen
o 3-5jaar
Woede, agressie, destructief gedrag mogelijk → merken dat ritme verandert →
nood aan vast ritme
o 6jaar
Hebben begrip dat dood onomkeerbaar is
Kunnen zich moeilijk verbaal uiten, gedragsproblemen en psychosomatische
klachten
o 7-9jaar
Besef dat de dood ook hen kan treffen, gevoelns uiten via tekeningen
o 10-12jaar
Dood kan ervaren worden als straf, gevaar voor onderdrukken v hun eigen pijn
en verdriet
→ hulp nodig bij uiten v gevoelens
o 13-18jaar
Ervaren v gevoelens knn ingewikkeld zijn door de zoektocht naar zichzelf
→ belang van contact met leeftijdsgenoten
1.6. Rouwtaken volgens J.W. Worden
Aanvaarden vh verlies
2
, Verwerken vd pijn: het voelen vd pijn die het gevolg is vh verlies
Aanpassen aan een leven waarin de overledene ontbreekt
De overledene emotioneel een plaats geven: het oppakken vd draad vh leven
1.7. Metafoor van rouwverwerking
‘Rouwen is roeien met 2 riemen’
Verliesgerichte riem: stilstaan bij naaste die overledene is
Herstelgerichte riem: het leven opnieuw vormgeven, zich aanpassen aan de
veranderingen
→ bij kinderen kan hiertussen erg snel gewisselt worden (ene moment huilen, andere
moment spelen)
→ kinderen hebben meer moeite met verwoorden van gevoelens
1.8. Wat is rouwen?
= totaal van gevoelens, gedachten en gedrag dat ontstaat tgv missen van iets of iem
dierbaar
Normale aanpassing, geen ziekte, uniek en levenslang
1.9. Metafoor
Rouwen is roeien met 2 riemen
Verliesgerichte riem: stilstaan bij naaste die overleden is
Herstelgerichte riem: leven opnieuw vormgeven, zich aanpassen aan veranderingen
1.10. Troostomgeving
Met kind uitzoeken bij wie het terecht kan als men droevig is of in de knoop zit
➢ Aan wie durf jij je gevoelens tonen? ➢ Bij wie kun je terecht met een
moeilijke vraag?
➢ Wie luistert er naar je verhaal? ➢ Wie geeft je knuffels als je huilt?
➢ Aan wie zou je een geheim toevertrouwen? ➢ Bij wie kun je jezelf zijn?...
Kind noteert de namen bij de vragen, elke naam wordt op een aparte strook papier
geschreven en het kind
maakt daarvan dan top 3 (1= meest naartoe gaan, 2= troost me regelmatig, 3= daar
kan ik af en toe bij
1.11. Vergeet-me-nietje
Neem een patroon van een vergeetmenietje over en knip het uit, in het hart van de
bloem plak je een foto
3