Anatomie en fysiologie H14: Lymfestelsel en immuniteit
14.1. Introductie
- Lichaam is bedreigd door diverse ziekteverwekkers die elk op hun eigen manier
het lichaam aanvallen
- Immuunstelsel is functioneel geheel:
o Huid, beenderstelsel, lymfestelsel, cardiovasculair, ademhalings- en
spijsverteringsstelsel
- Lymfestelsel heeft diverse onderdelen:
o Gespecialiseerde cellen: lymfocyten
o Weefsels
o Organen
- Immuniteit: vermogen om ziekte en infectie te weerstaan door een
immuunreactie:
o Aangeboren (niet-specifieke) immuniteit
o Adaptieve (specifieke) immuniteit
14.2. bouw van het lymfestelsel
- Vaten:
o Start met blind eindigende vaten in de weefsels, gaan richting venen voor
de afvoer van lymfevocht
- Vloeistof:
o Is vloeistof aanwezig in de lymfevaten, afkomstig uit het interstitieel
milieu
o Samenstelling is ongeveer gelijk aan plasma (met uitzondering van het
aantal eiwitten)
- Lymfocyten:
o Gespecialiseerde witte bloedcellen met specifieke functies in geval van
besmetting of infectie
- Lymfoïde weefsels en organen:
o Lymfoïde weefsels zijn gegroepeerd in lymfefollikels
Primaire lymfoïde weefsels: hier worden lymfocyten gevormd en
rijpen (rode beenmerg en thymus)
Secundaire lymfoïde weefsels: organen waar lymfocyten worden
geactiveerd (appendix, milt, amandelen,..)
o Lymfoïde organen: complexere structuren waarin lymfevaten aanwezig
zijn
Milt & thymus
14.3. Functie van het lymfestelsel
- Productie, onderhoud en transport van lymfocyten
o Vorming in het rode beenmerg en de thymus & opgeslagen in lymfoïde
weefsels
o Taak:
Reageren op binnendringende ziekteverwekkers
Afwijkende lichaamscellen (geïnfecteerd met virussen)
Reageren op vreemde eiwitten (gifstoffen)
- Terugkeer van vloeistof uit de perifere weefsels
o Terugstroom van ongeveer 3,6 liter / dag
- Transport van hormonen, voedingsstoffen en afvalstoffen
o Vetten afkomstig uit het spijsverteringsstelsel worden opgenomen vanuit
de darm naar de lymfevaten en pas later gestort in de bloedbaan
1
, 14.4. Lymfevaten
- Lymfecapillairen:
o Kleinste blind eindigende vaten in de perifere weefsels
o Bevatten enkel een endotheellaag
Instroom is capillair mogelijk, géén uitstroom door overlappende
endotheelcellen
o Verzamelen zich tot grotere lymfevaten die lopen naar de romp
o Grotere lymfevaten:
Hebben kleppen om de doorstroom mogelijk te maken
Hebben een zeer lage druk, omliggende skeletspieren drukken op
de lymfevaten
- Uitmonding in twee grote lymfevaten:
o Ductus lymphaticus dexter
Draineert rechter bovengedeelte van
het lichaam
Uitmonding: rechter v. subclavia
o Ductus thoracicus (borstbuis),
Draineert het grootste deel van het
lichaam
Uitmonding tussen de linker v.
jugularis interna & v. subclavia
14.5. Lymfocyten
- 20 – 40% van de leukocyten in de bloedsomloop
- Grootste deel bevindt zich in de lymfoïde
organen en weefsels
- Typen van lymfocyten:
o T cellen
o B cellen
o NK cellen
- T cellen:
o 80% van de lymfocyten: stamcellen afgerijpt in de thymus, vallen
ziekteverwekkers aan en vormen de cellulaire immuniteit – zorgen voor de
directe aanval.
Geholpen door:
Regulerende T- cellen:
T helpercellen: stimuleren de activiteit van de T en B cellen
T suppressor cellen: remmen de activiteit van de T en de B
cellen
- B cellen
o 10–15% van alle lymfocyten
o Vorming in het rode beenmerg
o Differentiatie tot:
Plasmacellen die antistoffen (immunoglobulinen) kunnen aanmaken
Zorgen voor de humorale immuniteit
2