Samenvatting van de literatuur voor het vak Klinische ontwikkelingspychologie, Universiteit Utrecht, Deeltentamen 2. De samenvatting is gebaseerd op de literatuur uit Abnormal Child Psychology geschreven door Mash en Wolfe (7de editie). Hiernaast zijn de DSM-criteria van de belangrijkste stoornisse...
Quelques exemples de cette série de questions pratiques
1.
Bij welke stoornis is een vroege onset (begin) juist gunstiger voor het verloop?
Réponse: Anorexia Nervosa, uiteraard is vroege interventie voor elke stoornis gunstig maar het gaat bij deze vraag over het begin.
2.
Begrip: Het verlies in interesses en activiteiten
Réponse: Anhedonie
3.
Begrip: Een staat van langdurige periodes van verdriet
Réponse: Dysforie
4.
Stelling (waar/niet waar): Bij baby\'s zijn er al symptomen van stemmingsstoornissen te herkennen?
Réponse: Waar, Passiviteit, huilen, geen eetlust en niet reageren (anaclitic depression)
Dit kan zelfs zo erg zijn dat het de ontwikkeling in de weg staat
5.
Vul de puntjes in: Vroeger werd gedacht dat kinderen geen depressie konden hebben en wanneer zij dit hebben het kort zou duren. Vanuit de psychoanalytische theorie werd dit ondersteund aangezien....... nog niet ontwikkeld zou zijn en dus boosheid niet in zichzelf kon keren.
Réponse: Het superego
6.
Depressie kan in 3 verschillende vormen voorkomen. Wat zijn deze vormen?
Réponse: Depressie als symptoom: Gevoelens van verdriet of ellende vaak tijdelijk (geen stoornis)
Depressie als syndroom: Een groep symptomen naar verdriet ook verlies van plezier, cognitieve en motivationele veranderingen en somatische en psychomotorische problemen
Depressie als stoornis
7.
Stelling (waar/niet waar): Wanneer een cliënt meer dan 10 jaar geleden een enkele hypomanie heeft ervaren (een lichtere versie van manie) kan de cliënt nog steeds in aanmerking komen voor een depressieve stemmingsstoornis.
Réponse: Niet waar, bij een depressieve stoornis moet een manie uitgesloten zijn. De cliënt komt wel in aanmerking voor een bipolaire stoornis
8.
Stelling (waar/niet waar): Bij een depressieve stoornis hoeft er geen depressieve stemming te zijn.
Réponse: Waar, criteria A schrijft voor dat de symptomen of een depressieve stemming en/OF verlies van interesse of plezier. Hierdoor kan een persoon alleen interesse verliezen en toch in aanmerking komen voor een depressieve stoornis.
9.
Benoem de stoornis waarbij in de criteria niet genoemd wordt dat de stoornis lijden veroorzaakt of het functioneren beperkt.
Réponse: Deze bestaat niet. Het kan pas een stoornis zijn als er sprake is van lijden of beperkt functioneren
10.
Stelling (waar/niet waar): Depressie heeft een hoge comorbiditeit met andere stoornissen. De hoogste comorbiditeit onder de persoonlijkheidsstoornissen wordt gevonden met de histrionische persoonlijkheidsstoornis.
Réponse: Niet waar, dit is de borderline persoonlijkheidsstoornis
Aperçu du contenu
Klinische
Ontwikkelingspsychologie
samenvatting, Deeltentamen 2
-Abnormal Child Psychology – 7th edition – E. J. Mash & D. A. Wolfe-
Hoofdstuk 10. Depressieve en bipolaire stoornis
Mood disorder: Een verstoring in de gemoedstoestand (gevoelens en emoties). Eén van de meest
voorkomende chronische & beperkende stoornissen bij jongeren met de volgende kenmerken:
Dysphoria: (dysforie) Een staat van langdurige periodes van verdriet
Anhedonie: (anhedonie) Het verlies in interesses en activiteiten
Prikkelbaarheid: Gemakkelijke ergernis en lichtgeraaktheid, gekenmerkt door een boze stemming en
woede-uitbarstingen. Ook wel bekend als een kort lontje en meest voorkomend.
Mania: Een abnormale verheven stemming, verhoogde doelgerichte activiteit en energie en
gevoelens van euforie (overdreven gevoel van welzijn). Dit komt voor bij de bipolaire stoornis en de
manisch-depressieve stoornis.
Geschiedenis depressie bij jongeren
Vroeger werd gedacht dat kinderen geen depressie konden hebben en wanneer zij dit hebben het
kort zou duren. Vanuit de psychoanalytische theorie werd dit ondersteund aangezien het superego
nog niet ontwikkeld zou zijn en dus boosheid niet in zichzelf kon keren.
Masked depression: Kinderen verbergen de depressie en laten andere symptomen zien
Dit idee is veranderd, omdat het niet verborgen is, maar vaak over het hoofd gezien wordt door de
comorbiditeit. Jongeren met depressie hebben vaak beperkingen in functioneren en een verhoogd
risico voor suïcide, middelen gebruik en comorbiditeit. Dit leidt tot hoge zorgkosten.
Ontwikkeling
Doordat de symptomen zo erg kunnen verschillen per leeftijd is het in jonge leeftijd lastiger te
herkennen. Toch is het belangrijk dit al vroeg te herkennen, zodat behandeling kan worden
aangeboden vanwege het chronische verloop.
Baby’s Passiviteit, huilen, geen eetlust en niet reageren (anaclitic depression)
Dit kan zelfs zo erg zijn dat het de ontwikkeling in de weg staat
Peuter Terugtrekking, somberheid, aanhankelijkheid en inhibitie van gedrag
Basisscholier Argumenteren, irritatie, strijdlustig of juist somatische klachten die effect hebben op
de prestaties en sociale gebieden
Tiener Gevoelens van schuld, hopeloosheid of verkeerd begrepen worden wat kan leiden
tot isolatie, eetproblematiek, verlies van plezier, laag zelfbeeld en slaapproblemen
Depressie als symptoom: Gevoelens van verdriet of ellende vaak tijdelijk (geen stoornis)
Depressie als syndroom: Een groep symptomen naar verdriet ook verlies van plezier, cognitieve en
motivationele veranderingen en somatische en psychomotorische problemen
Depressie als stoornis: Drie typen die minimaal 2 weken duren major depressive disorder (MDD) en
persistent depressive disorder (P-DD)/dysthymia met langdurige symptomen en disruptive mood
dysregulation disorder (DMDD) die wordt gekenmerkt door emotionele uitbarstingen/ overreageren
en chronische irritatie en boze gemoedstoestand. Alle drie deze stoornissen worden gekenmerkt
, door een negatieve gemoedstoestand samen met somatische en cognitieve symptomen die het
functioneren beperken. Bij alle stoornissen moet manie uitgesloten zijn.
(Ernstige) Depressieve stoornis Major depressive disorder (MDD)
(A) Vijf (of meer) van de volgende symptomen waren aanwezig gedurende dezelfde periode van 2 weken en vertegenwoordigen
verandering van eerder functioneren; ten minste één van de symptomen is ofwel (1) depressieve stemming of (2) verlies van interesse
of plezier.
Let op: Reken geen symptomen mee die duidelijk toe te schrijven zijn aan een andere medische aandoening.
(1) Depressieve stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag, zoals blijkt uit een van beide subjectieve rapporten
(voelt zich bijvoorbeeld verdrietig, leeg, hopeloos) of observatie door anderen. (Opmerking: bij kinderen en adolescenten kan een
prikkelbare stemming optreden.)
(2) Duidelijk verminderde interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag
(zoals aangegeven door subjectief verslag of waarneming).
(3) Aanzienlijk gewichtsverlies zonder dieet of gewichtstoename of afname of toename van eetlust bijna elke dag.
(4) Bijna elke dag slapeloosheid of hypersomnie.
(5) Bijna elke dag psychomotorische agitatie of retardatie (waarneembaar door anderen, niet alleen subjectieve gevoelens van
rusteloosheid of vertraagd zijn).
(6) Vermoeidheid of verlies van energie bijna elke dag.
(7) Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of ongepaste schuldgevoelens (die waanvoorstellingen kunnen zijn) bijna elke dag
(niet alleen zelfverwijt of schuldgevoelens over ziek zijn).
(8) Verminderd vermogen om na te denken of zich te concentreren, of besluiteloosheid, bijna elke dag waargenomen door anderen)
(9) Terugkerende gedachten aan de dood (niet alleen angst om dood te gaan), terugkerende zelfmoordgedachten zonder een specifiek
plan, of zelfmoord zelfmoordpoging of een specifiek plan om zelfmoord te plegen.
(B) De symptomen veroorzaken klinisch significant leed of beperkingen op sociaal, beroepsmatig of andere belangrijke terreinen
functioneren.
(C) De episode is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een middel of aan een andere medische aandoening.
Opmerking: Criteria A-C vertegenwoordigen een depressieve episode.
Opmerking: reacties op een aanzienlijk verlies lijken hierop, maar is te onderscheiden tot dit niet meer cultuur passend is
Over de geschiedenis van het individu en de culturele normen voor het uiten van verdriet in de context van verlies.
(D) Het optreden van de depressieve episode kan niet beter worden verklaard door schizoaffectieve stoornis, schizofrenie,
schizofreniforme stoornis, waanstoornis of andere gespecificeerde en niet-gespecificeerde schizofreniespectrum- en andere
psychotische stoornissen.
(E) Er is nooit een manische episode of hypomane episode geweest.
Opmerking: deze uitsluiting is niet van toepassing als alle manisch-achtige of hypomanische episodes door middelen zijn veroorzaakt of
toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een andere medische aandoening
Ernst: mild, moderate en ernstig gebaseerd op het aantal symptomen dat iemand ervaart.
Vaak komt dit pas aan het licht door comorbide problemen of ernstig verstoord functioneren. Echter
hebben niet alle kinderen een geïrriteerde gemoedstoestand, dus blijft veel
verborgen.
Prevalentie: 2-8% van de jongeren komt in aanmerking voor MDD en 1-3% op de
basisschool. Er is een lifetime prevalentie van 11-20%. Het komt vaker bij
adolescenten voor door het ontwikkelen van zelfreflectie, verbaal kunnen
rapporteren van symptomen en zelfbewustzijn. Depressie komt twee keer zo vaak
bij vrouwen voor als bij mannen, behalve in de leertijd 6-11 wanneer dit gelijk is.
Jongens uiten depressie sneller in boosheid en meisjes in verdriet. Vrouwen zijn
hiernaast angstiger, voelen zich nuttelozer en hebben negatievere zelfevaluatie.
Jongens hebben vaker depressie door school gerelateerde stress. Verder zijn
symptomen vrij gelijk.
Comorbiditeit: 90% van de jongeren met depressie heeft comorbide problematiek, zelfs 50% twee of
meer. De meest voorkomende is gegeneraliseerde angststoornis, specifieke fobieën, verlatingsangst.
,Hiernaast komt P-DD, gedragsproblemen (ODD/CD), ADHD en middelenmisbruik ook veel voor. Bij
60% is er ook een persoonlijkheidsstoornis, waarbij borderline het meest voorkomt. Depressie is vaak
ook het gevolg van andere stoornissen. De aanwezigheid van een andere stoornis kan de ernst
bepalen, vaker suïcide (pogingen) en verminderde reactie op behandeling.
Verloop: Depressie kan geleidelijk of plotseling beginnen. Vaak begint het met een geschiedenis van
mildere episoden vanaf 13 jaar. De gemiddelde episoden duurt ongeveer 8 maanden (langer
wanneer de ouders ook depressie geschiedenis hebben, maar kan korter zijn bij jongere leeftijd). Ook
wanneer een depressieve episode voorbij is dan is de stoornis vaak niet over, mogelijk door
ontwikkelde sensitiviteit ‘stress sensitization’ (25% kans in hetzelfde jaar, 40% in het tweede jaar en
70% kans in het 5de jaar). 1/3de ontwikkelt na MDD een bipolaire stoornis ‘bipolar switch’. Een
geschiedenis van depressie in de schooljaren geeft een verhoogd risico op delinquent gedrag,
beperkt functioneren en suicide.
Stress sensitization
Mild 8 mnd. episode 25% kans 1jr 40% kans 2jr 70% kans 5jr
Bipolaire switch
Bipolaire stoornis
Verhoogd risico jeugddelinquentie beperkt
functioneren en suicide
Hormonale veranderingen bij vrouwen (oestrogeen en testosteron) kunnen het functioneren van het
brein aanpassen, zorgen voor fysieke veranderingen waarbij sociale rollen duidelijker worden,
gevoeligheid voor stressoren en isolatie door vroegere ontwikkeling kunnen hierin een rol spelen. Dit
kan namelijk de eigenwaarde verminderen die een grote rol speelt in depressie. Vrouwen hebben
ook vaker een ruminatieve copingstijl (op de symptomen focussen i.p.v. de oplossing). Laag gewicht
bij de geboorte kan een voorspellende factor zijn (alleen bij meisjes). Hiernaast blijkt dat bij verdriet
bij vrouwen het limbische systeem meer geactiveerd wordt dan bij jongens.
Etniciteit en cultuur
MDD komt in alle culturen en groepen voor. Wel hebben minderheidsgroepen een grotere kans op
verminderd functioneren en vermeerderde klachten. Dit kan mogelijk verklaard worden door meer
exposure aan stress en minderde bronnen.
Persisterende depressieve stoornis [P-DD] (DYSTHYMIA): Mildere maar chronischere vorm van
depressie. Symptomen komen vaak het grootste deel van de dag voor, op de meeste dagen voor
langer dan een jaar. Er is sprake van minimaal twee somatische klachten als slaap of
energieproblemen of twee cognitieve symptomen, zoals concentratie tijdens de depressie. Deze
stoornis is een combinatie van een chronische MDD en Dysthymie van de DSM-IV. Kinderen met P-
DD hebben slechtere emotieregulatie. Vanwege de chronische aard wordt afgevraagd of dit een
gemoedstoestand stoornis is een persoonlijkheidsstijl, maar de overeenkomst met MDD laat zien dat
dit geen persoonlijkheidsstijl is.
Dubbele depressie: MDD komt boven op de P-DD symptomen (70%)
Verloop: Kinderen met P-DD reageren slechter op behandeling, terugkerende morbiditeit op lange
termijn. P-DD ontwikkelt 3 jaar eerder dan MDD rond de leeftijd van 11/12 jaar. Wanneer het in de
kindertijd ontstaat is de duur van de stoornis vaak langer. Bijna alle kinderen herstellen van P-DD,
maar er is een extreem hoog risico op comorbiditeit en hiernaast blijven er vaak problemen met
psychosociaal functioneren. Kinderen met P-DD vinden dat zij minder sociale support krijgen (dit is
, uniek vergeleken met MDD). Langdurige episoden kunnen een enorm effect hebben op de
ontwikkeling van het kind. De gemiddelde episoden duurt 2-5 jaar.
Prevalentie: 1-5% van de adolescenten (minder dan MDD)
Comorbiditeit: MDD (70%) angststoornissen (meeste SAD & GAS), CD en ADHD (50%), bipolaire
stoornis en middelenmisbruik.
Geassocieerde (karakter)eigenschappen van depressieve stoornissen
Aangezien depressie vaak gebeurt in combinatie met angststoornissen is het niet altijd duidelijk of de
volgende tekorten specifiek aan depressie gerelateerd zijn of aan psychopathologie in zij geheel.
Hiernaast moet men rekening houden of het een uitkomst is of een oorzaak van depressie of beide.
Intellectueel en academisch functioneren
Depressieve symptomen als moeilijkheden met concentreren, verlies van interesse, geheugenproblemen,
verminderd executief functioneren, problemen met werkgeheugen en traagheid in gedachten en beweging
kunnen een schadelijk effect hebben op het intellectueel en academisch functioneren. Dit heeft echter geen
effect op hun potentiaal. Mogelijk heeft dit alleen effect op non-verbale taken. Dit kan leiden tot irritatie,
vermoeidheid, insomnia en somatische klachten. Als gevolg hiervan spijbelen kinderen, herkansen zij vaker en
maken geen huiswerk.
Cognitieve bias en verstoringen
Er vindt vaak een focus plaats op negatieve cues en verminderde focus op vrolijke cues. Dit kan verstoringen
opleveren in sociale relaties. Vaak gaat dit samen met negatieve overtuigingen en attributies van falen.
Negatieve gedachten die automatisch en kritisch zijn op zichzelf komen vaak voor. Vaak onderschatten zij de
eigen prestaties en erkennen zij deze niet door onjuiste interpretaties. Zij hebben vaak een depressieve
ruminatieve stijl, generaliseren en catastroferen. Dit leidt tot een teruggetrokken en pessimistische besluit
vormingsstijl. Doordat zij zich hopeloos voelen komen zij in een negatieve spiraal van zelfvernietigende
negatieve gedachten die effect heeft op het functioneren. Doordat zij het gevoel hebben niet te kunnen
veranderen en de pessimistische stijl hebben zij meer kans op toekomstige depressies en symptomen na een
stressvolle gebeurtenis.
Depressieve ruminatieve stijl: Lange periode beperkt & passieve focus op negatieve gebeurtenissen
Negatief zelfvertrouwen
Laag zelfvertrouwen is het meest specifiek gerelateerd aan depressie in jongeren. Dit is vaak gerelateerd aan
dagelijkse gebeurtenissen en dit maakt het instabiel. Uiterlijk en goedkeuring van andere is vaak belangrijk voor
jongeren en door laag zelfvertrouwen voelen zij zich incompetent hierin (mogelijk meer bij meisjes). Een
ontwikkelingsmodel van zelfvertrouwen en depressie heeft de hypothese dat depressie juist komt vanuit de
afwijzing van anderen.
Sociale en peer problemen
Vaak minder vrienden en heerst er een gevoel van isolatie en eenzaamheid. Ze hebben het gevoel dat andere
hun niet leuk vinden, waardoor dit ook uit kan komen. Vaak hebben zij ook verminderde sociale vaardigheden
en isoleren zichzelf. Er zijn twee ontwikkelingspaden hierin. 1) Depressieve symptomen bevorderen sociaal
hulpeloos gedrag en daaropvolgende verwaarlozing door leeftijdsgenoten. 2) Depressieve symptomen
bevorderen agressief gedrag en daaropvolgende afwijzing door leeftijdsgenoten. Eenzaamheid is een
voorspeller van depressieve symptomen en verminderd herstel. Een andere risicofactor is vrienden met
(hogere) psychopathologie. Ook na herstel zijn er vaak verminderde sociale vaardigheden en ontwikkeling.
Opvallend is dat zij vaak wel begrijpen wat passend is in sociale relaties.
Co-ruminatie: Negatieve vorm van zelfonthulling en discussie tussen leeftijdgenoten geconcentreerd
op problemen of emoties voor de uitsluiting van andere activiteiten of dialoog (meisjes)
Familieproblemen
Kinderen ervaren vaak minder support en meer conflict met familie en voelen zich van hun geïsoleerd. De
isolatie kom vaak voor om conflict te willen ontlopen die vaak ontstaat vanuit het negatieve gedrag van de
jongeren wat een negatieve reactie bij de ouders oproept. Dan ontstaat er een negatieve spiraal.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur stuuudje. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.