Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Geschiedenis van België-VUB €4,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Geschiedenis van België-VUB

2 revues
 732 vues  12 fois vendu

Beste studenten, Deze samenvatting is gemaakt door een student politieke wetenschappen tijdens zijn tweede jaar aan de VUB. De samenvatting is zeer uitgebreid en bevat ook de extra kaders die tijdens de lessen besproken werden. De samenvatting is een reductie van het boek. Dankzij deze samenvattin...

[Montrer plus]
Dernier document publié: 8 année de cela

Aperçu 8 sur 133  pages

  • 26 juillet 2016
  • 26 juillet 2016
  • 133
  • 2015/2016
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (3)

2  revues

review-writer-avatar

Par: robbe1 • 1 année de cela

Traduit par Google

currently I've only had one left, but the first pages are already in line with what was discussed in the lesson, okay?

review-writer-avatar

Par: mathildetison • 7 année de cela

avatar-seller
mathiasvansighem1
Samenvatting: Geschiedenis van België

- Eerste 49 pagina‟s van het boek vallen weg
- Vervangen door de 20 pagina‟s die op PointCarré stonden

Het ontstaan van België:

Drie breuklijnen :

o Sociaaldemocratische breuklijn = kapitaal vs. arbeid
o Levensbeschouwelijke breuklijn = klerikaal vs. antiklerikaal
o Communautaire breuklijn = Vlamingen vs. Franstaligen

Beperkingen:

o Breuklijnen zijn niet altijd even belangrijk (levensbeschouwelijke conflicten 19e eeuw belangrijk
 nu veel minder belangrijk, daartegenover is de communautaire breuklijn belangrijker
geworden)
o Overlappingen van breuklijnen (sociaaleconomische dimensies)
o Nieuwe conflictzones (milieu, migratie,…)

Tegenstrijdige visies op de betekenis van “België”

o België: kunstmatig tot stand gekomen in 1830  geen eigen nationale identiteit
o Twee “volkeren” werden kunstmatig bij elkaar gebracht
o 19e en 20ste eeuw: Belgische patriotten: het “aloude bestaan” van België en Belgen  Caesar, De
Bello Gallico (“Belgen zijn de dapperste onder de Galliërs” = woeste)
o Essentialistische opvatting van de natiestaat: bevolking van deze natiestaat bezit enkele
fundamentele unificerende kenmerken  onafwendbare wijze voorbestemd om te leven in het
kader van de huidige staat
o Constructivistische opvatting van de natiestaat: naties zijn geen “natuurlijke” gegevens,
ze werden stap voor stap opgebouwd door allerhande toevallige omstandigheden en door een
reeks ideologische en politieke ingrepen, deels ongewild, deels doelbewust van aard waren
o België als “artificiële creatie” (België = constructie)  tegen de visie van Vlaams Nationalisten

o Belgische historicus Henri Pirenne ( Histoire de Belgique): een specifieke interpretatie die
gedurende decennia toonaangevend was
 Inwoners van de gebieden die vandaag het territorium België vormt = wel degelijk
specifieke eigenschappen, die hen onderscheidt van de omliggende volkeren
 Belgische specificiteit: synthese van beide volkeren  Gebieden vormde een kruispunt
van “Germaanse” en de “Latijnse” elementen
 Ontstond tijdens de middeleeuwen: typische sociaaleconomische en politieke kenmerken
 Bourgondische hertogen (15e): gebieden een eigen staatkundige identiteit bekomen
 Problemen die uit het oog werden verloren
 Gebied Luik: volgde tot 18e eeuw een afzonderlijk institutioneel pad
 Gebieden die nu Nederland vormen maakte maar tot het midden 16e eeuw deel uit
van de “Lage landen”

1

,  Kenmerken die vooral in het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen
aanwezig waren
 Overschatting van de band die bestond tussen de afzonderlijke vorstendommen en
onderschatte hij hun particularisme
 De visie van Pirenne stokte met de realiteit

o Jan Stengers (1922-2002): andere interpretatie van de Belgische “nationale identiteit”
 Er bestond een “Belgisch nationaal gevoel”
 België van 1830 geen kunstmatige creatie
 Nationale realiteit ging niet zover terug
 Bourgondische eenmaking: beginpunt “Belgische realiteit”
 Scheiding Noord en Zuid was toe te schrijven aan toevallige factoren
 Geesten noord en zuid zijn apart gaan evolueren door verschillende religieuze
oriëntaties
 18e eeuw: Zuidelijke Nederlanden = “nationaal-Belgisch” gevoelens boven de
particularistische gevoelens



De staatkundige evolutie, voor het einde van de 18e eeuw, van de gebieden die later België
hebben gevormd

De staatkundige en politieke verbrokkeling tijdens de middeleeuwen

o Uiteenvallen Karolingische rijk (9e eeuw): gebieden die België en Nederland vormde tal van
afzonderlijke vorstendommen ontstaan
 Hertogdom Brabant, prinsdom van Luik, graafschappen Vlaanderen, Henegouwen,
Namen, Holland, …
o Entiteiten werden geregeerd door vorsten: zelf feodale afhankelijkheidsrelaties stonden ten
opzichte van andere heersers
o Deze relaties alsook onderlinge verhoudingen tussen de vorstendommen werden gekenmerkt door
spanning en conflict = oorlog
o Territoriale afbakening was erg vlottend: bewegende grenzen en ingewikkelde territoriale
vervlechtingen
o Personele unie tussen staatkundige entiteiten: heerser van het een territorium kon voor kortere of
langere periodes ook aan het hoofd staan van een ander territorium (familiale allianties of erfenis)
o Opkomst van steden (knooppunt van handel en niet-agrarische productie) situatie nog
ingewikkelder
o Gebieden van België: meest bevolkte, geürbaniseerde en “rijkste” gebieden tijdens de
middeleeuwen (vooral Vlaamse en Brabantse steden)
o Steden hadden voorrechten en vrijheden kunnen afdwingen van de vorsten op wiens territorium
ze waren tot stand gekomen (autonomie en zelfbestuur)
o In vorstendommen bestonden vertegenwoordigende instellingen = afgevaardigden van de adel,
de geestelijkheid en de steden hadden hun zeg in het beleid (fiscaal gebied)
o Sterke materiële en morele macht van de Rooms-Katholieke Kerk en plaatselijke
vertegenwoordigers




2

,Processen van staatkundige en politieke centralisatie tot het einde van de 18e eeuw

o 15e eeuw: keerpunt
 Huwelijks- en acquisitiepolitiek slaagden de Bourgondische hertogen erin om alle
vorstendommen van de “Lage landen” onder hun gezag te krijgen
 Nieuwe staatsstructuur tot stand, geklemd tussen Frankrijk en Heilige Roomse Rijk
 Bourgondische hertogdommen: centralisatiepolitiek: centraal bestuurlijk apparaat uit en
probeerden de regionale en lokale autonomie terug te dringen
 1464: vertegenwoordigers van de verschillende “provinciale” representatieve
instellingen of “staten” voor het eerst samen bijeengeroepen
 1477: “Staten generaal”: wetteksten werden uitgevaardigd die op alle
vorstendommen betrekking hadden
 Dood Karel de Stoute = centralisatiepolitiek teruggeschroefd

o Door complexe huwelijksstrategieën van de grote Europese vorstenhuizen en hun onderlinge
rivaliteiten, zijn ze allen samen onderworpen gebleven aan het gezag van één zelfde heerser én
dynastie
 Maria van Bourgondië trouwde met aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk (machtig
centraal-Europese vorstenhuis van de Habsburgs)
 Hun zoon Filips de Schone huwde met de Spaanse erfgename van de kroon
 Hun zoon Karel V (1500-1558): ook keizer van het HRR in 1519; en kwam aan het hoofd
van een immens gebied dat zich uitstrekte over heel West-Europa
 Karel V en zijn zoon Filips II: namen de draad terug op van de centralisatiepolitiek
 zelfstandigheid en het particularisme van de 17 Provinciën zoveel mogelijk
beperken
 de macht te versterken van de centrale bestuurlijke instellingen die ze zelf in het
leven riepen
 Spanning tussen particularisme en centralisatie bleef voortduren tot 18e eeuw

o Tussen 16e en 18e eeuw twee belangrijke wijzigingen plaats in de territoriale en dynastieke
configuratie van de Lage landen
1. De grote religieuze tweespalt die in Europa ontstond in 16e eeuw = drukte stempel op de 17
Provinciën
 protestantisme ruim gehoor
 heersende Spaanse-Habsburgse dynastie zich opwierp als de verdediger van het Rooms-
katholicisme in de Lage landen
 Afscheuring van de noordelijke provinciën, waar het protestantisme zegeviert
 de onafhankelijke noordelijke Republiek werd door de Spaanse-Habsburgs pas erkent in
1648 (Vrede van Westfalen)
 Zuidelijke Nederlanden bleven onderworpen aan het Spaans-Habsburgse gezag
 Noordelijke Nederlanden belangrijk rol voor de Staten-Generaal
 Orgaan verloor in de Zuidelijke Nederlanden zo goed als elke betekenis

2. Vanaf de 18e eeuw (1713-1715): Zuidelijke Nederlanden worden toegekend aan de
Oostenrijkse tak van de Habsburgers
 wending kwam er nadat er jarenlang strijd was tussen de Europese grootmachten die de
hegemonie op het continent wilden verwerven
 Zuidelijke Nederlanden = belangrijkste inzet

3

,  Prinsdom Luik bleef echter voortbestaan als afzonderlijke entiteit

o Tijdens Oostenrijkse bewind bleven de afzonderlijke territoriale vorstendommen in principe
bestaan
 Via Provinciale Staten bleven ze bevoegdheden uitoefenen op fiscaal vlak:
geldheffingen goedkeuren die door de vorst, de Oostenrijkse keizer, gevraagd werden 
adel, hogere clerus en stedelijke elite speelde een belangrijke rol
 Anti particularistische politiek: het centrale bestuur werd versterkt, over de gewesten
heen: Geen directe en openlijke confrontatie tussen de particularistische en de
centralistische tendensen  Oostenrijkse bewind opteerde voor een geleidelijke
uitschakeling van de ambachten uit de Statenvergaderingen
 “Machtsdeling” tussen de vorsten en de bevoorrechte sociale groepen
 “Theresiaanse compromis”: kwam neer op het toekennen aan de Zuidelijke
Nederlanden van “een hoge mate van zelfbestuur in ruil voor een betere greep van het
centrale bestuur op de overheidsfinanciën en hogere belastingopbrengsten”
 Zette de eerste stappen naar de modernisering, de centralisatie en de secularisering
van de samenleving in de Zuidelijke Nederlanden
 Haar zoon zal deze politiek veel radicaler doorvoeren

Spanning in het laat-Oostenrijkse regime; ontstaan en draagwijdte van de Etats Belgiques Unis
(1780-1792)

o Oostenrijkse keizer Jozef II: veel veranderingen teweeg in Zuidelijke Nederlanden
 Voorstander centralisatie, van modernisering van de staats- en maatschappelijke
structuren en van secularisering  in kader van een sterk vorstelijk absolutisme
 Enige bron van politieke macht zijn en blijven
 Economische activiteit stimuleren, “moderniseren” en vrijmaken van bepaalde
belemmeringen
 Vrijhandel voor graan, handelsstromen stimuleren, de monopolies van de oude
stedelijke ambachten werden doorbroken, …
 Rationalisering van het staatsapparaat: veelheid aan rechtbanken en rechtspraken werden
vervangen door één systeem
 Centrale bestuur in Brussel werd versterkt
 Gewestelijke besturen werden hervormd en autonomie ingeperkt
 Groot belang was ook zijn beleid op religieus gebied: herdefinieerde de plaats en rol van
de RKK in de samenleving en zette kordate stappen in de richting van een scheiding
tussen Kerk en Staat
 Tolerantie-edict van 1781 waarborgde de vrije uitoefening van het protestantse
geloof en einde discriminatie van protestanten in het openbare leven
 Katholieke religieuze orden werden afgeschaft; burgerlijke huwelijksregeling;
private kerkelijke seminaries voor priesters werden afgeschaft en vervangen door
instellingen beheerd door de overheid
 Tolerante, moderne geest binnen de clerus bevorderen en het traditionalisme
tegenwerken
 Aanvallen op de oude gewestelijke instellingen en de Kerk lokte in de Zuidelijke
Nederlanden hevig verzet uit




4

,  Vertegenwoordigers van de keizer namen gas terug en schortten de toepassingen van
bepaalde hervormingen op = ontevreden bij Jozef II  onverzettelijk inzake kerkelijke
hervormingen
 Hoogtepunt confrontatie 1789: plaatselijke representatieve instellingen weigerden nog
langer de nodige financiële middelen goed te keuren
 Keizer schaftte een reeks traditionele privileges van de Zuid-Nederlandse gewesten af

o Bepaalde leiders gingen in ballingschap en ronselden buitenlandse steun tegen het Oostenrijkse
regime
 Oppositie diep verdeeld: bestond uit twee tendensen
 Conservatieven (Van der Noot) = statisten verdedigde maatschappelijke en
institutionele status quo
 Behoud van privileges en van de traditioneel gewestelijke instellingen
 Sterke kerkelijke rol in de samenleving
 Progressistische = Vonckisten
 Gekant tegen het vorstelijk absolutisme van Jozef II
 Niet gekant tegen sommige hervormingen
 Grotere democratisering van de politieke instellingen
 Afkerig tegenover oude privileges, bevoorrechte sociale groepen, het
gewestelijk particularisme, …
 Trokken vanuit de Noordelijke Nederlanden eind 1789 de Zuidelijke Nederlanden binnen
 Oostenrijkse leger werd verslagen en keizer werd verdreven

o Etats Belgiques Unis (Verenigde Nederlandse Staten)
 1790: Staten-Generaal van Zuidelijke Nederlanden kwam voor het eerst weer samen 
vergadering (bestaande uit afgevaardigden van verschillende “provinciale” staten)
proclameerde het bestaan van de confederale republiek
 Hoofdmacht bleef in handen van provinciale staten = stuurden vertegenwoordigers naar
de Staten-Generaal en duidden de leden van het Soeverein Congres aan (dagelijks bestuur
van de Zuidelijke Nederlanden)
 Verscheurd door interne tegenstellingen:
 De conservatieve traditionalistische stroming hadden de touwtjes in handen
 Progressisten moesten vluchten = slaagden er niet in om het vooruitstrevende
programma in werkelijkheid om te zetten (grondige hervorming van oude
statensysteem)
 De verwachte buitenlandse hulp bleef echter uit
 Eind 1790 heroverden de keizerlijke legers de opstandige Zuidelijke Nederlanden
 Einde “Brabantse omwenteling”: omwille van conservatieve inslag weinig gemeen
had met de Franse Revolutie (binnen enkele jaren sterke weerslag op Zuidelijke
Nederlanden)

 Revolutie die zich ook afspeelde in het Prinsdom Luik:
 Franse Verlichtingsidealen hadden daar een sterke weerklank gevonden
 Oproer gericht tegen de autocratie, tegen de censuur, tegen de privileges van de
eerste en tweede stand
 Prinsbisschop vluchtte het gewest uit (vernieuwingen zelf had moeten ratificeren)
 Nieuw “democratisch” bestuur

5

,  1791: opgenomen door de Oostenrijkse troepen = gezag van de prinsbisschop
hersteld
 Luik en Etats Belgiques Unis geprobeerd voor wederzijdse toenadering
 Luik= bolwerk van hervormingsgezind liberalisme

 Tussen de Brabantse/ Luikse omwenteling van 1789 en de Belgische Revolutie van 1830
bestaan verschillen en gelijkenissen
 Een “Belgische” identiteit was voelbaar
 1789 als in 1830 bestonden er twee oppositiestromingen tegen het heersende
bewind
 In 1789 moest de vooruitstrevende stroming echter het onderspit delven (revolutie
van 1789 wou de klok terugdraaien)

Het Franse bewind (1794-1814) als fundament voor het latere België

o Enkele maanden na herstel Oostenrijks bewind: Zuidelijke Nederlanden opnieuw in maalstroom
van veranderingen meegesleurd door de strijd tussen Europese grootmachten
 Franse bewind aangevallen door verontruste buurlanden  beet van zich af = onstuitbare
buitenlandse veroveringstocht
 1794: Franse bewind voor een periode van 20 jaar in onze gewesten gevestigd (veldslag
van Fleurus)
 1795: Zuidelijke Nederlanden helemaal bij Frankrijk ingelijfd
 1799: geleid door Napoleon Bonaparte (“Eerste consul”)
 Franse bewind : gelaat van onze gebieden hertekenen  de weg werd geplaveid voor de
latere Belgische staat

o Definitieve afbraak van de oude vorstendommen en hun specifieke, zelfstandige instellingen
 Parijs schafte de graafschappen, hertogdommen, het prinsdom af samen met hun
rechtbanken
 In de plaats kwamen er departementen: ondergeschikte administratieve organen van
het centrale bestuur  grenzen kwamen beter overeen met de huidige provincies van
België
 Aan het hoofd stond een perfect = vertegenwoordiger van het centrale regering in Parijs
 Inwoners met stemrecht = stuurden hun vertegenwoordigers naar de wetgevende
instelling die in de Franse hoofdstad was gevestigd
 Geld- en het belastingwezen werd hervormd, invoering van de militaire dienstplicht
(1798): jonge mannen tussen 20 en 25 waren onderworpen

o Nieuwe regels op het vlak van religie: in een eerste fase gingen ze een regelrechte confrontatie
met de Kerk
 Openbare macht = doorslaggevende plaats in het sociale leven (vb. burgerlijk huwelijk,
invoering van de burgerlijke stand)
 Kloosters en abdijen werden opgeheven in 1796
 Kerkelijke goederen werden verkocht
 Basis gelegd van een maatschappelijke elitegroep die zich antikerkelijk opgesteld
 Nieuw bewind = eed van trouw vanwege de priesters  weigering = vervolging
 Deze maatregel zorgde voor misnoegdheid (platteland)
 Boerenkrijg = opstanden in 1798-1799

6

,  Machtsovername Napoleon: aanpassing van het beleid
 Versoepelen van relaties met de Kerk
 Afsluiten van concordaat met de Heilige Stoel in 1801 erkende Rome: decisieve invloed
van de burgerlijke overheid op de benoeming van de bisschoppen en de priesters
 Spanningen tussen Kerk en Frans bewind bleven bestaan

o Economische activiteit werd aangewakkerd (vb. uitbouw Antwerpse haven), modernisatie van het
onderwijs en uitbouw ervan, openbaar leven werd verfranst
o Nederlands = niet vol aanzien: uit het administratieve en uit het gewone leven van de high
society verbannen (latere fundamenten van de “taalkwestie”)
o Expansionisme = deed Napoleon de das om  werd in 1814 voor eerst van de macht verjaagd
 Pruisische en Russische troepen bezetten de voormalige Zuidelijke Nederlanden
 Kortstondige poging om opnieuw de macht te grijpen = definitieve nederlaag
 Ondergang Franse bewind weinig of geen reactie van de plaatselijke bevolking uitlokte
 “Belgische” inwoners van de departementen keken vrij passief toe op de
gebeurtenissen  kwamen niet tussen om de val het Franse regime te versnellen of
tegen te gaan
 Afwezigheid van enige roep om “onafhankelijkheid”
 Het lot van de latere Belgische gewesten werd dus beslist over de hoofden van de
betrokkenen heen
 1814: overwinnende grootmachten de soevereiniteit over het gebied toe aan de
Nederlandse vorst Willem van Oranje

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: de mislukking van het herstel van de vroegere Lage landen
(1814-1830)

o Internationale context was bepalend:
 Aartsconservatieve dynastieën heersen in Pruisen, Rusland en Oostenrijk = waren als de
dood voor elke mogelijke toekomstige Franse expansie
 England= rivaal Frankrijk zoveel mogelijk indijken
 Vroegere Verenigde Provinciën (Nederland) werd door Londen beschouwd als een soort
invloedzone waarmee tal van banden bestonden
 Britten = goedkeuring versterking van die staat
 Oostenrijkse Nederlanden bij de vroegere Verenigde Provinciën te voegen

o Verenigd Koninkrijk de Nederlanden (VKN) was geboren  “hereniging” waarop de bevolking
in het Noorden als in het Zuiden niet zaten op te wachten
 De statisten waren hier wel voor te vinden
o Willem I: spande zich in om het “Amalgaam” (de fusie) van noord en zuid te doen slagen
 Beleid: mengeling van moderne en autocratische aspecten
 Gemeenschappelijke politieke instellingen werden in het leven geroepen
 Een grondwet werd uitgewerkt door een commissie van 11 Noord-Nederlanders en
11Zuid-Nederlanders
 Staten-Generaal = 2 kamers
 Eerste kamer: leden die benoemd werden door de koning
 Tweede kamer: samengesteld op basis van een ingewikkeld getrapt systeem: de
leden van dit orgaan werden gekozen door de Provinciale Staten, die werden
aangeduid door drie standen op basis van hoge kiescijns

7

,  Tweede kamer had beperkte macht
 Macht lag in de handen van de koning

 Ministers = eerder medewerkers, de “dienaars” van de vorst  geen zelfstandige “bewind
ploeg”
 Moesten zelf niet beschikken over het vertrouwen van de Staten-Generaal
 Koning: exclusieve greep op een hele reeks beleidsdomeinen
 Bestuurssysteem van het VKN was verre van liberaal-democratisch  voortzetting van
het oud vorstelijke absolutisme (verlichte despotisme)

o Willem I: begaan met de modernisering van “zijn” koninkrijk
 Gerationaliseerde napoleontische bureaucratie en het wettelijke apparaat  systeem late
verder werken
 Nam ook ruimtelijke indeling van voorgangers over  geen herstel van vorstendommen
 Economisch leven aanwakkeren: stimuleren van de nijverheid in het zuiden + oprichten
van commerciële en financiële ondernemingen op (groot belang economische leven van
et latere België)

o Vorstelijke politiek zorgde voor verdeeldheid en zelfs voor regelrecht verzet
 Liep mis bij de goedkeuring van de Grondwet in 1815
 “Hollandse rekenkunde” die werd toegepast
 Staten-Generaal van Noord-Nederland de tekst goedkeurden
 796 van de 1604 van de Zuid-Nederlandse notabelen een negatieve stem uit
 527 goedgekeurde stemmen  waren ook de 281 afwezigen bijgeteld
 Grondwet als “goedgekeurd” beschouwd

 Diverse vormen van onevenwicht tussen noord en zuid
 Zuiden 3.5 miljoen inwoners beschikte over evenveel vertegenwoordigers in de 2de
kamer als het minder bevolkte noorden (zuiden moest vaak het onderspit delven)
 Zuiden draaide op voor de helft van de belastingen  genoot maar slechts van
20% van de overheidsuitgaven
 Zuiden moet op gelijke basis instaan voor de terugbetaling van de
staatsschuld(door noordelijke landsdeel opgebouwd)

o Eerste groep van Zuid-Nederlanders verzette zich tegen de absolutistische aanpak van de
koning
 Geen volksvertegenwoordiging = parlement was zo goed als onmachtig, er heerste
censuur
 stroming wenste de staatsinrichting te democratiseren
 De religieuze politiek van Willem I zette kwaad bloed bij zijn Zuid-Nederlandse
onderdanen
 Geloof niet opdringen aan het zuiden
 Specifieke visie op de plaats van de religie en de Kerken in de samenleving
(politiek bestel)
 Kerkelijke apparaten in dienst van zijn gezag
 Instrumenten van vorstelijke politiek zijn
 Niet boven politieke structuren staan of die zelfstandige wijze beïnvloeden

8

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur mathiasvansighem1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80467 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,99  12x  vendu
  • (2)
  Ajouter