Samenvatting: Geschiedenis van België
- Eerste 49 pagina‟s van het boek vallen weg
- Vervangen door de 20 pagina‟s die op PointCarré stonden
Het ontstaan van België:
Drie breuklijnen :
o Sociaaldemocratische breuklijn = kapitaal vs. arbeid
o Levensbeschouwelijke breuklijn = klerikaal vs. antiklerikaal
o Communautaire breuklijn = Vlamingen vs. Franstaligen
Beperkingen:
o Breuklijnen zijn niet altijd even belangrijk (levensbeschouwelijke conflicten 19e eeuw belangrijk
nu veel minder belangrijk, daartegenover is de communautaire breuklijn belangrijker
geworden)
o Overlappingen van breuklijnen (sociaaleconomische dimensies)
o Nieuwe conflictzones (milieu, migratie,…)
Tegenstrijdige visies op de betekenis van “België”
o België: kunstmatig tot stand gekomen in 1830 geen eigen nationale identiteit
o Twee “volkeren” werden kunstmatig bij elkaar gebracht
o 19e en 20ste eeuw: Belgische patriotten: het “aloude bestaan” van België en Belgen Caesar, De
Bello Gallico (“Belgen zijn de dapperste onder de Galliërs” = woeste)
o Essentialistische opvatting van de natiestaat: bevolking van deze natiestaat bezit enkele
fundamentele unificerende kenmerken onafwendbare wijze voorbestemd om te leven in het
kader van de huidige staat
o Constructivistische opvatting van de natiestaat: naties zijn geen “natuurlijke” gegevens,
ze werden stap voor stap opgebouwd door allerhande toevallige omstandigheden en door een
reeks ideologische en politieke ingrepen, deels ongewild, deels doelbewust van aard waren
o België als “artificiële creatie” (België = constructie) tegen de visie van Vlaams Nationalisten
o Belgische historicus Henri Pirenne ( Histoire de Belgique): een specifieke interpretatie die
gedurende decennia toonaangevend was
Inwoners van de gebieden die vandaag het territorium België vormt = wel degelijk
specifieke eigenschappen, die hen onderscheidt van de omliggende volkeren
Belgische specificiteit: synthese van beide volkeren Gebieden vormde een kruispunt
van “Germaanse” en de “Latijnse” elementen
Ontstond tijdens de middeleeuwen: typische sociaaleconomische en politieke kenmerken
Bourgondische hertogen (15e): gebieden een eigen staatkundige identiteit bekomen
Problemen die uit het oog werden verloren
Gebied Luik: volgde tot 18e eeuw een afzonderlijk institutioneel pad
Gebieden die nu Nederland vormen maakte maar tot het midden 16e eeuw deel uit
van de “Lage landen”
1
, Kenmerken die vooral in het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen
aanwezig waren
Overschatting van de band die bestond tussen de afzonderlijke vorstendommen en
onderschatte hij hun particularisme
De visie van Pirenne stokte met de realiteit
o Jan Stengers (1922-2002): andere interpretatie van de Belgische “nationale identiteit”
Er bestond een “Belgisch nationaal gevoel”
België van 1830 geen kunstmatige creatie
Nationale realiteit ging niet zover terug
Bourgondische eenmaking: beginpunt “Belgische realiteit”
Scheiding Noord en Zuid was toe te schrijven aan toevallige factoren
Geesten noord en zuid zijn apart gaan evolueren door verschillende religieuze
oriëntaties
18e eeuw: Zuidelijke Nederlanden = “nationaal-Belgisch” gevoelens boven de
particularistische gevoelens
De staatkundige evolutie, voor het einde van de 18e eeuw, van de gebieden die later België
hebben gevormd
De staatkundige en politieke verbrokkeling tijdens de middeleeuwen
o Uiteenvallen Karolingische rijk (9e eeuw): gebieden die België en Nederland vormde tal van
afzonderlijke vorstendommen ontstaan
Hertogdom Brabant, prinsdom van Luik, graafschappen Vlaanderen, Henegouwen,
Namen, Holland, …
o Entiteiten werden geregeerd door vorsten: zelf feodale afhankelijkheidsrelaties stonden ten
opzichte van andere heersers
o Deze relaties alsook onderlinge verhoudingen tussen de vorstendommen werden gekenmerkt door
spanning en conflict = oorlog
o Territoriale afbakening was erg vlottend: bewegende grenzen en ingewikkelde territoriale
vervlechtingen
o Personele unie tussen staatkundige entiteiten: heerser van het een territorium kon voor kortere of
langere periodes ook aan het hoofd staan van een ander territorium (familiale allianties of erfenis)
o Opkomst van steden (knooppunt van handel en niet-agrarische productie) situatie nog
ingewikkelder
o Gebieden van België: meest bevolkte, geürbaniseerde en “rijkste” gebieden tijdens de
middeleeuwen (vooral Vlaamse en Brabantse steden)
o Steden hadden voorrechten en vrijheden kunnen afdwingen van de vorsten op wiens territorium
ze waren tot stand gekomen (autonomie en zelfbestuur)
o In vorstendommen bestonden vertegenwoordigende instellingen = afgevaardigden van de adel,
de geestelijkheid en de steden hadden hun zeg in het beleid (fiscaal gebied)
o Sterke materiële en morele macht van de Rooms-Katholieke Kerk en plaatselijke
vertegenwoordigers
2
,Processen van staatkundige en politieke centralisatie tot het einde van de 18e eeuw
o 15e eeuw: keerpunt
Huwelijks- en acquisitiepolitiek slaagden de Bourgondische hertogen erin om alle
vorstendommen van de “Lage landen” onder hun gezag te krijgen
Nieuwe staatsstructuur tot stand, geklemd tussen Frankrijk en Heilige Roomse Rijk
Bourgondische hertogdommen: centralisatiepolitiek: centraal bestuurlijk apparaat uit en
probeerden de regionale en lokale autonomie terug te dringen
1464: vertegenwoordigers van de verschillende “provinciale” representatieve
instellingen of “staten” voor het eerst samen bijeengeroepen
1477: “Staten generaal”: wetteksten werden uitgevaardigd die op alle
vorstendommen betrekking hadden
Dood Karel de Stoute = centralisatiepolitiek teruggeschroefd
o Door complexe huwelijksstrategieën van de grote Europese vorstenhuizen en hun onderlinge
rivaliteiten, zijn ze allen samen onderworpen gebleven aan het gezag van één zelfde heerser én
dynastie
Maria van Bourgondië trouwde met aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk (machtig
centraal-Europese vorstenhuis van de Habsburgs)
Hun zoon Filips de Schone huwde met de Spaanse erfgename van de kroon
Hun zoon Karel V (1500-1558): ook keizer van het HRR in 1519; en kwam aan het hoofd
van een immens gebied dat zich uitstrekte over heel West-Europa
Karel V en zijn zoon Filips II: namen de draad terug op van de centralisatiepolitiek
zelfstandigheid en het particularisme van de 17 Provinciën zoveel mogelijk
beperken
de macht te versterken van de centrale bestuurlijke instellingen die ze zelf in het
leven riepen
Spanning tussen particularisme en centralisatie bleef voortduren tot 18e eeuw
o Tussen 16e en 18e eeuw twee belangrijke wijzigingen plaats in de territoriale en dynastieke
configuratie van de Lage landen
1. De grote religieuze tweespalt die in Europa ontstond in 16e eeuw = drukte stempel op de 17
Provinciën
protestantisme ruim gehoor
heersende Spaanse-Habsburgse dynastie zich opwierp als de verdediger van het Rooms-
katholicisme in de Lage landen
Afscheuring van de noordelijke provinciën, waar het protestantisme zegeviert
de onafhankelijke noordelijke Republiek werd door de Spaanse-Habsburgs pas erkent in
1648 (Vrede van Westfalen)
Zuidelijke Nederlanden bleven onderworpen aan het Spaans-Habsburgse gezag
Noordelijke Nederlanden belangrijk rol voor de Staten-Generaal
Orgaan verloor in de Zuidelijke Nederlanden zo goed als elke betekenis
2. Vanaf de 18e eeuw (1713-1715): Zuidelijke Nederlanden worden toegekend aan de
Oostenrijkse tak van de Habsburgers
wending kwam er nadat er jarenlang strijd was tussen de Europese grootmachten die de
hegemonie op het continent wilden verwerven
Zuidelijke Nederlanden = belangrijkste inzet
3
, Prinsdom Luik bleef echter voortbestaan als afzonderlijke entiteit
o Tijdens Oostenrijkse bewind bleven de afzonderlijke territoriale vorstendommen in principe
bestaan
Via Provinciale Staten bleven ze bevoegdheden uitoefenen op fiscaal vlak:
geldheffingen goedkeuren die door de vorst, de Oostenrijkse keizer, gevraagd werden
adel, hogere clerus en stedelijke elite speelde een belangrijke rol
Anti particularistische politiek: het centrale bestuur werd versterkt, over de gewesten
heen: Geen directe en openlijke confrontatie tussen de particularistische en de
centralistische tendensen Oostenrijkse bewind opteerde voor een geleidelijke
uitschakeling van de ambachten uit de Statenvergaderingen
“Machtsdeling” tussen de vorsten en de bevoorrechte sociale groepen
“Theresiaanse compromis”: kwam neer op het toekennen aan de Zuidelijke
Nederlanden van “een hoge mate van zelfbestuur in ruil voor een betere greep van het
centrale bestuur op de overheidsfinanciën en hogere belastingopbrengsten”
Zette de eerste stappen naar de modernisering, de centralisatie en de secularisering
van de samenleving in de Zuidelijke Nederlanden
Haar zoon zal deze politiek veel radicaler doorvoeren
Spanning in het laat-Oostenrijkse regime; ontstaan en draagwijdte van de Etats Belgiques Unis
(1780-1792)
o Oostenrijkse keizer Jozef II: veel veranderingen teweeg in Zuidelijke Nederlanden
Voorstander centralisatie, van modernisering van de staats- en maatschappelijke
structuren en van secularisering in kader van een sterk vorstelijk absolutisme
Enige bron van politieke macht zijn en blijven
Economische activiteit stimuleren, “moderniseren” en vrijmaken van bepaalde
belemmeringen
Vrijhandel voor graan, handelsstromen stimuleren, de monopolies van de oude
stedelijke ambachten werden doorbroken, …
Rationalisering van het staatsapparaat: veelheid aan rechtbanken en rechtspraken werden
vervangen door één systeem
Centrale bestuur in Brussel werd versterkt
Gewestelijke besturen werden hervormd en autonomie ingeperkt
Groot belang was ook zijn beleid op religieus gebied: herdefinieerde de plaats en rol van
de RKK in de samenleving en zette kordate stappen in de richting van een scheiding
tussen Kerk en Staat
Tolerantie-edict van 1781 waarborgde de vrije uitoefening van het protestantse
geloof en einde discriminatie van protestanten in het openbare leven
Katholieke religieuze orden werden afgeschaft; burgerlijke huwelijksregeling;
private kerkelijke seminaries voor priesters werden afgeschaft en vervangen door
instellingen beheerd door de overheid
Tolerante, moderne geest binnen de clerus bevorderen en het traditionalisme
tegenwerken
Aanvallen op de oude gewestelijke instellingen en de Kerk lokte in de Zuidelijke
Nederlanden hevig verzet uit
4
, Vertegenwoordigers van de keizer namen gas terug en schortten de toepassingen van
bepaalde hervormingen op = ontevreden bij Jozef II onverzettelijk inzake kerkelijke
hervormingen
Hoogtepunt confrontatie 1789: plaatselijke representatieve instellingen weigerden nog
langer de nodige financiële middelen goed te keuren
Keizer schaftte een reeks traditionele privileges van de Zuid-Nederlandse gewesten af
o Bepaalde leiders gingen in ballingschap en ronselden buitenlandse steun tegen het Oostenrijkse
regime
Oppositie diep verdeeld: bestond uit twee tendensen
Conservatieven (Van der Noot) = statisten verdedigde maatschappelijke en
institutionele status quo
Behoud van privileges en van de traditioneel gewestelijke instellingen
Sterke kerkelijke rol in de samenleving
Progressistische = Vonckisten
Gekant tegen het vorstelijk absolutisme van Jozef II
Niet gekant tegen sommige hervormingen
Grotere democratisering van de politieke instellingen
Afkerig tegenover oude privileges, bevoorrechte sociale groepen, het
gewestelijk particularisme, …
Trokken vanuit de Noordelijke Nederlanden eind 1789 de Zuidelijke Nederlanden binnen
Oostenrijkse leger werd verslagen en keizer werd verdreven
o Etats Belgiques Unis (Verenigde Nederlandse Staten)
1790: Staten-Generaal van Zuidelijke Nederlanden kwam voor het eerst weer samen
vergadering (bestaande uit afgevaardigden van verschillende “provinciale” staten)
proclameerde het bestaan van de confederale republiek
Hoofdmacht bleef in handen van provinciale staten = stuurden vertegenwoordigers naar
de Staten-Generaal en duidden de leden van het Soeverein Congres aan (dagelijks bestuur
van de Zuidelijke Nederlanden)
Verscheurd door interne tegenstellingen:
De conservatieve traditionalistische stroming hadden de touwtjes in handen
Progressisten moesten vluchten = slaagden er niet in om het vooruitstrevende
programma in werkelijkheid om te zetten (grondige hervorming van oude
statensysteem)
De verwachte buitenlandse hulp bleef echter uit
Eind 1790 heroverden de keizerlijke legers de opstandige Zuidelijke Nederlanden
Einde “Brabantse omwenteling”: omwille van conservatieve inslag weinig gemeen
had met de Franse Revolutie (binnen enkele jaren sterke weerslag op Zuidelijke
Nederlanden)
Revolutie die zich ook afspeelde in het Prinsdom Luik:
Franse Verlichtingsidealen hadden daar een sterke weerklank gevonden
Oproer gericht tegen de autocratie, tegen de censuur, tegen de privileges van de
eerste en tweede stand
Prinsbisschop vluchtte het gewest uit (vernieuwingen zelf had moeten ratificeren)
Nieuw “democratisch” bestuur
5
, 1791: opgenomen door de Oostenrijkse troepen = gezag van de prinsbisschop
hersteld
Luik en Etats Belgiques Unis geprobeerd voor wederzijdse toenadering
Luik= bolwerk van hervormingsgezind liberalisme
Tussen de Brabantse/ Luikse omwenteling van 1789 en de Belgische Revolutie van 1830
bestaan verschillen en gelijkenissen
Een “Belgische” identiteit was voelbaar
1789 als in 1830 bestonden er twee oppositiestromingen tegen het heersende
bewind
In 1789 moest de vooruitstrevende stroming echter het onderspit delven (revolutie
van 1789 wou de klok terugdraaien)
Het Franse bewind (1794-1814) als fundament voor het latere België
o Enkele maanden na herstel Oostenrijks bewind: Zuidelijke Nederlanden opnieuw in maalstroom
van veranderingen meegesleurd door de strijd tussen Europese grootmachten
Franse bewind aangevallen door verontruste buurlanden beet van zich af = onstuitbare
buitenlandse veroveringstocht
1794: Franse bewind voor een periode van 20 jaar in onze gewesten gevestigd (veldslag
van Fleurus)
1795: Zuidelijke Nederlanden helemaal bij Frankrijk ingelijfd
1799: geleid door Napoleon Bonaparte (“Eerste consul”)
Franse bewind : gelaat van onze gebieden hertekenen de weg werd geplaveid voor de
latere Belgische staat
o Definitieve afbraak van de oude vorstendommen en hun specifieke, zelfstandige instellingen
Parijs schafte de graafschappen, hertogdommen, het prinsdom af samen met hun
rechtbanken
In de plaats kwamen er departementen: ondergeschikte administratieve organen van
het centrale bestuur grenzen kwamen beter overeen met de huidige provincies van
België
Aan het hoofd stond een perfect = vertegenwoordiger van het centrale regering in Parijs
Inwoners met stemrecht = stuurden hun vertegenwoordigers naar de wetgevende
instelling die in de Franse hoofdstad was gevestigd
Geld- en het belastingwezen werd hervormd, invoering van de militaire dienstplicht
(1798): jonge mannen tussen 20 en 25 waren onderworpen
o Nieuwe regels op het vlak van religie: in een eerste fase gingen ze een regelrechte confrontatie
met de Kerk
Openbare macht = doorslaggevende plaats in het sociale leven (vb. burgerlijk huwelijk,
invoering van de burgerlijke stand)
Kloosters en abdijen werden opgeheven in 1796
Kerkelijke goederen werden verkocht
Basis gelegd van een maatschappelijke elitegroep die zich antikerkelijk opgesteld
Nieuw bewind = eed van trouw vanwege de priesters weigering = vervolging
Deze maatregel zorgde voor misnoegdheid (platteland)
Boerenkrijg = opstanden in 1798-1799
6
, Machtsovername Napoleon: aanpassing van het beleid
Versoepelen van relaties met de Kerk
Afsluiten van concordaat met de Heilige Stoel in 1801 erkende Rome: decisieve invloed
van de burgerlijke overheid op de benoeming van de bisschoppen en de priesters
Spanningen tussen Kerk en Frans bewind bleven bestaan
o Economische activiteit werd aangewakkerd (vb. uitbouw Antwerpse haven), modernisatie van het
onderwijs en uitbouw ervan, openbaar leven werd verfranst
o Nederlands = niet vol aanzien: uit het administratieve en uit het gewone leven van de high
society verbannen (latere fundamenten van de “taalkwestie”)
o Expansionisme = deed Napoleon de das om werd in 1814 voor eerst van de macht verjaagd
Pruisische en Russische troepen bezetten de voormalige Zuidelijke Nederlanden
Kortstondige poging om opnieuw de macht te grijpen = definitieve nederlaag
Ondergang Franse bewind weinig of geen reactie van de plaatselijke bevolking uitlokte
“Belgische” inwoners van de departementen keken vrij passief toe op de
gebeurtenissen kwamen niet tussen om de val het Franse regime te versnellen of
tegen te gaan
Afwezigheid van enige roep om “onafhankelijkheid”
Het lot van de latere Belgische gewesten werd dus beslist over de hoofden van de
betrokkenen heen
1814: overwinnende grootmachten de soevereiniteit over het gebied toe aan de
Nederlandse vorst Willem van Oranje
Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: de mislukking van het herstel van de vroegere Lage landen
(1814-1830)
o Internationale context was bepalend:
Aartsconservatieve dynastieën heersen in Pruisen, Rusland en Oostenrijk = waren als de
dood voor elke mogelijke toekomstige Franse expansie
England= rivaal Frankrijk zoveel mogelijk indijken
Vroegere Verenigde Provinciën (Nederland) werd door Londen beschouwd als een soort
invloedzone waarmee tal van banden bestonden
Britten = goedkeuring versterking van die staat
Oostenrijkse Nederlanden bij de vroegere Verenigde Provinciën te voegen
o Verenigd Koninkrijk de Nederlanden (VKN) was geboren “hereniging” waarop de bevolking
in het Noorden als in het Zuiden niet zaten op te wachten
De statisten waren hier wel voor te vinden
o Willem I: spande zich in om het “Amalgaam” (de fusie) van noord en zuid te doen slagen
Beleid: mengeling van moderne en autocratische aspecten
Gemeenschappelijke politieke instellingen werden in het leven geroepen
Een grondwet werd uitgewerkt door een commissie van 11 Noord-Nederlanders en
11Zuid-Nederlanders
Staten-Generaal = 2 kamers
Eerste kamer: leden die benoemd werden door de koning
Tweede kamer: samengesteld op basis van een ingewikkeld getrapt systeem: de
leden van dit orgaan werden gekozen door de Provinciale Staten, die werden
aangeduid door drie standen op basis van hoge kiescijns
7
, Tweede kamer had beperkte macht
Macht lag in de handen van de koning
Ministers = eerder medewerkers, de “dienaars” van de vorst geen zelfstandige “bewind
ploeg”
Moesten zelf niet beschikken over het vertrouwen van de Staten-Generaal
Koning: exclusieve greep op een hele reeks beleidsdomeinen
Bestuurssysteem van het VKN was verre van liberaal-democratisch voortzetting van
het oud vorstelijke absolutisme (verlichte despotisme)
o Willem I: begaan met de modernisering van “zijn” koninkrijk
Gerationaliseerde napoleontische bureaucratie en het wettelijke apparaat systeem late
verder werken
Nam ook ruimtelijke indeling van voorgangers over geen herstel van vorstendommen
Economisch leven aanwakkeren: stimuleren van de nijverheid in het zuiden + oprichten
van commerciële en financiële ondernemingen op (groot belang economische leven van
et latere België)
o Vorstelijke politiek zorgde voor verdeeldheid en zelfs voor regelrecht verzet
Liep mis bij de goedkeuring van de Grondwet in 1815
“Hollandse rekenkunde” die werd toegepast
Staten-Generaal van Noord-Nederland de tekst goedkeurden
796 van de 1604 van de Zuid-Nederlandse notabelen een negatieve stem uit
527 goedgekeurde stemmen waren ook de 281 afwezigen bijgeteld
Grondwet als “goedgekeurd” beschouwd
Diverse vormen van onevenwicht tussen noord en zuid
Zuiden 3.5 miljoen inwoners beschikte over evenveel vertegenwoordigers in de 2de
kamer als het minder bevolkte noorden (zuiden moest vaak het onderspit delven)
Zuiden draaide op voor de helft van de belastingen genoot maar slechts van
20% van de overheidsuitgaven
Zuiden moet op gelijke basis instaan voor de terugbetaling van de
staatsschuld(door noordelijke landsdeel opgebouwd)
o Eerste groep van Zuid-Nederlanders verzette zich tegen de absolutistische aanpak van de
koning
Geen volksvertegenwoordiging = parlement was zo goed als onmachtig, er heerste
censuur
stroming wenste de staatsinrichting te democratiseren
De religieuze politiek van Willem I zette kwaad bloed bij zijn Zuid-Nederlandse
onderdanen
Geloof niet opdringen aan het zuiden
Specifieke visie op de plaats van de religie en de Kerken in de samenleving
(politiek bestel)
Kerkelijke apparaten in dienst van zijn gezag
Instrumenten van vorstelijke politiek zijn
Niet boven politieke structuren staan of die zelfstandige wijze beïnvloeden
8