Het ruimtelijk beleid ligt vast in structuurvisies. Dit is als volgt geregeld in de Wro:
- Rijk: 2.3 Wro
- Provincie: 2.2 Wro
- Gemeente: 2.1 Wro
Verder staan ruimtelijke normen vast in bestemmingsplannen, beheersverordeningen en
eventueel avv’s van het Rijk en de provincie. Deze zijn bindend voor eenieder.
De structuurvisie bevat het doel van het ruimtelijk beleid op lange termijn, de instrumenten
en het tijdspad. Het is zelfbindend. Dit houdt in dat het alleen de opsteller bindt en er geen
sprake is van een formele binding tussen burger en opsteller.
Op basis van een structuurvisie kan het Rijk of de provincie via een avv of aanwijzing het
bestemmingsplan (van de gemeente) beïnvloeden. Er is bij een structuurvisie geen
repressieve rechtsbescherming mogelijk. Wel is een visie een besluit en er zijn
belanghebbenden, maar artikel 8.3 lid 1 letter a Awb geeft aan dat er geen beroep mogelijk
is tegen beleidsregels.
Wanneer je gebruik wilt maken van preventieve rechtsbescherming en invloed uit wilt
oefenen op een bestemmingsplan, kan dit op vier manieren. Allereerst via een overleg. De
volgende stap is via een avv en wordt geregeld in artikel 4.1 en 4.3 van de Wro. Avv’s van
het Rijk (4.3 Wro) zijn AmvB’s en zijn het besluit algemene regels ruimtelijke ordening,
oftewel, het Barro. Er is alleen preventieve rechtsbescherming mogelijk door middel van
inspraak. Repressieve rechtsbescherming is op grond van 8.2 en 8.3 lid 1 Wro niet mogelijk.
Avv’s van de provincie (4.2 Wro) zijn provinciale verordeningen. Elke provincie heeft een
verordening op het gebied van de ruimtelijke verordening.
De volgende stap is via een aanwijzing. Een aanwijzing wordt door het Rijk of de provincie
gebruikt wanneer iets voor één specifieke situatie geregeld moet worden. Dit wordt ook wel
een proactieve aanwijzing genoemd. Het is proactief, omdat de provincie uit zichzelf met
deze aanwijzing komt en geen reactie geeft op een ontwerpbestemmingsplan. De gemeente
moet het bestemmingsplan aanpassen met inachtneming van de bij de aanwijzing gegeven
voorschriften. De aanpassing moet binnen het termijn uit artikel 4.2/4.4 lid 1 Wro vallen. De
procedure staat in lid 2 en 4 van bovengenoemde artikelen uit de Wro. Er is preventieve
rechtsbescherming mogelijk (inspraak lid 4) en repressieve rechtsbescherming (artikel 8.1 en
8.5 Wro).
De vierde en laatste stap is het inpassingsplan. Hierbij gelden de artikelen 3.26 (provincie)
en 3.28 (het Rijk) Wro. Een inpassingsplan van het rijk heet ook wel een Rijks-
bestemmingsplan en een inpassingsplan van de provincie wordt een provinciaal
bestemmingsplan genoemd. Voor het inpassingsplan is geen medewerking van de
gemeenten nodig en deze heeft ook geen speelruimte. Het inpassingsplan zal in de plaats
komen van het gemeentelijke bestemmingsplan. Soms wordt er met een inpassingsplan
gewerkt omdat het effectiever is dan het gebruikmaken van andere
beïnvloedingsinstrumenten (bijvoorbeeld, een hoogspanningstracé loopt door meerdere
gemeenten). Er kan ook met een inpassingsplan gewerkt worden, omdat de gemeenten niet
mee willen werken aan het wijzigen van een bestemmingsplan. Het inpassingsplan is op dit
moment het laatste middel en uitvoerbaar door de provincie of het Rijk.
1
, Voor ruimtelijke activiteiten geldt een vergunningplicht:
- 2.1 lid 1 Wabo: landelijke verplichtingen
- 2.2 lid 1 Wabo: provinciale-/gemeentelijke verplichting. Alleen wanneer in de
provinciale of gemeentelijke verordening is opgenomen dat er een vergunningplicht
geldt, is het een vereiste een omgevingsvergunning aan te vragen.
Soms bevat een omgevingsvergunning meerdere toestemmingen. In dit geval mogen ze
gecombineerd worden (2.7 Wabo).
Het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt geregeld in artikel 3.1
Wabo. Het beslissende bestuursorgaan staat in 2.4 Wabo. Dit is het bevoegd gezag, en
meestal het college van B&W. Artikel 2.8 Wabo geeft aan dat het aanvangstraject geregeld
is in het Bor en de Mor. In artikel 2.9 Wabo staat de informatie met betrekking tot leges
(betaling voor diensten van de gemeente bij het aanvragen van een omgevingsvergunning).
De artikelen 2.10 tot en met 2.21 Wabo bevatten de weigeringsgronden voor de activiteiten
uit artikel 2.1 lid 1 Wabo. Wanneer het gaat om een toestemming op basis van artikel 2.2 lid
1 Wabo, wordt er in 2.18 Wabo bepaald of de weigeringsgronden ook in die verordening
staan.
Artikel 2.27 Wabo bepaalt dat in sommige gevallen een verklaringen van geen
bedenkingen (VVGB) vereist is om de vergunning te kunnen verlenen. Dit houdt kortgezegd
in dat er een toestemming van een ander orgaan nodig is dan alleen het college van B&W.
Nadat de aanvraag is ontvangen begint de voorbereiding van de omgevingsvergunning.
Hierbij zijn er twee voorbereidingsprocedures; uitgebreid en regulier. Artikel 3.7 lid 1 Wabo
zegt dat de uitgebreide procedure voor de reguliere gaat. Hieronder staan kort de
verschillen tussen de uitgebreide en reguliere voorbereidingsprocedure:
Uitgebreide voorbereidingsprocedure Reguliere voorbereidingsprocedure
Beslistermijn = 6 maanden Beslistermijn = 8 weken
Afdeling 3.4 Awb (zienswijzen) alleen Vergunning van rechtswege mogelijk
van toepassing als preventieve artikel 3.9 lid 3 Wabo
rechtsbescherming
De inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt geregeld in artikel 6.1 Wabo. Lid 1
geeft de hoofdregel: ‘de dag na de bekendmaking van de omgevingsvergunning’. Lid 2 somt
situaties op waarbij de omgevingsvergunning in werking treedt: ‘de dag na de
bezwaar/beroepstermijn’. Het is dus slim om eerst met lid 2 te beginnen.
Een bestemmingsplan is voor eenieder bindend. Dit houdt in dat iedereen verplicht is zich
eraan te houden. Dit is als volgt te zien bij een aantal vergunningen:
- Bouwen: wanneer een projectontwikkelaar wilt bouwen, moet er een
vergunningaanvraag gedaan worden. Wanneer het in strijd is met het
bestemmingsplan (2.10 lid 1 letter c Wabo), wordt de omgevingsvergunning
geweigerd. Dit laat dus het bindende karakter van het bestemmingsplan zien.
2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Vastgoedkunde2024. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.