Hand-opdrachtenboek 4a Biologie voor Jou 2e Fase Vwo
In deze samenvatting vind je de volledige samenvatting van hoofdstukken 1 tot en met 6 van Biologie Voor Jou klas 4 (a+b). Ze zijn per paragraaf gesorteerd en met veel afbeeldingen ter verduidelijking. De hoofdstukken zijn:
H1: Inleiding in de biologie
H2: Voortplanting
H3: Genetica
H4: Evoluti...
Samenvatting H2 Cellen VWO 4 - Biologie Voor Jou 4a
BVJ K4VWO H1: Inleiding in de biologie
Tout pour ce livre (78)
École, étude et sujet
Lycée
VWO / Gymnasium
Biologie
4
Tous les documents sur ce sujet (5513)
Vendeur
S'abonner
samzintel
Aperçu du contenu
Inleiding in de biologie (7 paginas)
1.1 Wat is biologie
organismen = levende wezens
- vertonen levensverschijnselen (voortplanten, groeien, ontwikkelen, stofwisseling)
- stofwisseling = alle chemische reacties in een organisme
- enzymen spelen belangrijke rol
- katalyseren = chemische reacties van stofwisselingsprocessen
versnellen
- dood = organisme wat ooit levensverschijnselen heeft vertoond, doet dat niet meer
- levenloos = dingen die nooit levensverschijnselen hebben vertoond
soort = organismen kunnen onderling met elkaar voortplanten
levensloop = loop van het leven van één individu
levenscyclus = loop van het leven van één soort
biologische eenheden (van klein naar groot)
1. molecuul (bijv DNA)
2. cel
3. orgaan (bijv bot)
4. organisme
5. populatie
- groep individuen die in een bepaald gebied leeft en zich onderling voortplant
6. ecosysteem
- min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen
7. biosfeer
- geheel aan ecosystemen
emergente eigenschap = eigenschap die op hoger organisatieniveau ontstaat maar er op
lager organisatieniveau niet is
- lopen -> door interactie tussen spieren (organen) kan een mens (organisme) lopen,
maar spieren op zichzelf kunnen niet lopen
1.2 Organen, weefsels en cellen
orgaanstelsel = organen dat samen een bepaalde functie uitoefent
weefsel = groep cellen met dezelfde vorm en functie
- dekweefsel (epitheel) = bekleedt en beschermt inwendige en uitwendige
lichaamsoppervlakten (slijmvlies)
- cellen zijn rechthoekig en heel dicht tegen elkaar aan
- zenuwweefsel = in organen van je zenuwstelsel
- geven informatie door
- sterk vertakte uitlopers die een netwerk vormen
- spierweefsel = langgerekte cellen die kunnen samentrekken
- bindweefsel = geeft steun en vorm aan het organisme en aan afzonderlijke organen
- cellen liggen verder uit elkaar met daartussen vezels en tussencelstof
,tussencelstof = stof tussen cellen
- soort hangt samen met functie van het weefsel
1.3 Plantaardige en dierlijke cellen
organel = elk deel van een cel met een eigen functie
celmembraan = buitenste laag van een cel
- bestaat grotendeels uit vetmoleculen
celwand (bij planten!)
vacuole (bij planten!)
- gevuld met vacuolevocht en omgeven met vacuolemembraan
- belangrijke rol bij stevigheid
- kan kleurstoffen bevatten
cytoplasma (celplasma) = inwendige van de cel
- bestaat uit grondplasma met daarin organellen
- grondplasma = water en opgeloste stoffen
celkern ligt in cytoplasma
- kernmembraan = buitenste laag van celkern
plastiden (bij planten!)
- leukoplasten, chromoplasten, chloroplasten (bladgroenkorrels)
- chloroplasten bevatten groene kleurstof (chlorofyl)
- chromoplasten bevatten gele, oranje en rode kleurstoffen
- leukoplasten slaan sloffen als vet, zetmeel en eiwit op
- plastiden kunnen in elkaar overgaan
- chloro- wordt idechromoplast tijdens het rijpen van vruchten
intercellulaire ruimten = ruimten gevuld met lucht of vocht tussen plantaardige cellen
,transmissie-elektronenmicroscoop (TEM) - elektronenbundel gaat door het object
- voor delen die met lichtmicroscoop niet zichtbaar zijn
- onder in de microscoop ontstaat een beeld van eht object
scanning-elektronenmicroscoop (SEM) - object weerkaatst elektronenbundel
1.4 Celorganellen
celkern
bevat kernplasma
- liggen chromosomen in
- lange moleculen DNA om een aantal eiwitten gewikkeld
- nucleolus = plaats waar ribosomen worden gemaakt
- verlaten celkern via kernporiën
endoplasmatisch reticulum en golgisysteem
endoplasmatisch reticulum = netwerk van dubbele membranen dat is aangesloten op
kernmembraan
- ruw (RED) en glad (GED)
- op de membranen van het RED bevinden zich ribosomen = bolvormige organellen
die eiwitten produceren
- geven eiwitten af aan holten van membranen
- worden afgesnoerd
- RED maakt meer membraan om afsnoeren mogelijk te maken
- GED heeft geen ribosomen
- functie verschilt per celtype
- kan vetten of hormonen maken
golgi-systeem = opeengestapelde platte membranen in het cytoplasma
- neemt de blaasjes met eiwitten op en bewerkt ze tot hun definitieve vorm
, - snoert daarna de blaasjes af
- exocytose = door het celmembraan de blaasjes naar buiten de cel transporteren
- secretie = het afgeven van stoffen door cellen
- lysosomen = door het golgisysteem afgesnoerde blaasjes die in de cel blijven
- endocytose = door het celmembraan blaasjes in de cel op nemen
- endosoom = blaasje dat zich afsnoert van het celmembraan
- in de cel versmelten lysosoom en endosoom, waarna enzymen uit lysosoom
de stoffen in het endosoom verteren
- fagocytose = via endosomen wordt voedsel opgenomen in de cel
- voedingsvacuole = een blaasje met ingesloten voedseldeeltje
mitochondriën en chloroplasten
mitochondriën = bolvormige organellen
- dubbele membranen met sterk geplooid binnenmembraan
- in cytoplasma worden eiwitten, vetten en koolhydraten afgebroken
- bij afbraak is zuurstof nodig en komt energie (ATP) vrij
- enzymen die nodig zijn voor de productie van ATP liggen in het
binnenmembraan
- door plooiing oppervlakte binnenmembraan wel 5x zo groot als
buitenmembraan
bij chloroplast liggen platte blaasjes gerangschikt als stapels muntjes in het
binnenmembraan
cytoskelet
cytoskelet = netwerk van eiwitvezels binnen in cellen
- zorgt voor vormbehoud van cel en houdt organellen op hun plek
- zorgt ervoor dat een cel zich kan verplaatsen
- twee soorten vezels:
- microtubuli = buisjes gevormd door eiwitten
- microfilamenten = gedraaide dubbele draad gevormd door eiwitten
motoreiwitten = speciale eiwitten die zich langs het cytoskelet kunnen verplaatsen om
blaasjes en eiwitten te transporteren
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur samzintel. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.