Het document is een samenvatting van alle biologie stof 4, 5 en 6 VWO die betrekking heeft op het menselijk lichaam. Stof over planten etc. staat hier dus niet in.
Hoofdstuk 1 – Inleiding in de biologie
1.1 Wat is biologie?
In de cellen van een individu worden voortdurend moleculen omgezet in andere moleculen,
bijvoorbeeld in de moleculen waaruit een cel is opgebouwd. Bij deze omzettingen spelen
enzymen een rol. Enzymen versnellen (katalyseren) de chemische reacties van
stofwisselingsprocessen.
1.2 Organisatieniveaus van de biologie
Eukaryoten zijn organismen waarvan de cel een celkern bevat. Het DNA ligt dan in de
celkern.
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie noem je een weefsel. Een orgaan is
opgebouwd uit meerdere weefsels. Een organenstelsel bestaat uit een aantal organen die
samen een bepaalde functie uitoefenen.
Emergente eigenschappen zijn eigenschappen die op elk hoger organisatieniveau
verschijnen.
Bijvoorbeeld: op moleculair niveau vindt er een chemische reactie plaats in de zintuigcellen
van je oog. Op celniveau lijdt dit tot een impuls. Op orgaanniveau wordt het beeld via een
groot aantal impulsen naar je hersenen gestuurd, etc.
1.3 Hoofdthema’s in de biologie
Biologische eenheden zoals cellen en organismen zijn in staat zichzelf in stand te houden
door zelfregulatie. Bijvoorbeeld door het herstel van schade en door zich te verdedigen tegen
indringers en schadelijke stoffen.
Door zelforganisatie zijn biologische eenheden in staat zichzelf te organiseren tot een hogere
orde. Cellen organiseren zich tot een weefsel en weefsels tot organen.
Chromosomen bestaan uit DNA. Een gen is een stukje DNA dat de informatie bevat voor
een erfelijke eigenschap of een deel daarvan. Genen kunnen aan- en uitgezet worden
(genexpressie). In de cellen van je oogleden staan de genen die coderen voor lange
wimpers aan, maar de genen voor hoofdhaar staan daar uit.
Bij geordende structuren is er een verband tussen vorm en functie. Zenuwcellen heeft veel
uitlopers zodat ze met veel andere zenuwen in verbinding staan. Een dijbeen is een
langwerpig, hol bot. Hierdoor is hij zo licht mogelijk.
Door geslachtelijke voortplanting en mutaties ontstaat verscheidenheid in genotypen. We
spreken dan van genetische variatie. Het genotype is het totale pakket aan genen in een cel
van een organisme.
1.5 Natuurwetenschappelijk onderzoek
Observatie: in rottend vlees zijn al snel maden te zien.
Probleemstelling: hoe ontstaan maden in rottend vlees?
Hypothese: maden in rottend vlees ontstaan uit de eieren van vliegen.
,Samenvatting biologie geneeskunde
Hoofdstuk 2 – Cellen
2.1 Nanotechnologie
Een nanometer is 10-9 m.
In cellen vinden chemische reacties plaats waardoor de cel zichzelf in stand kan houden.
Microscopen kunnen 400x tot 600x vergroten. De vergroting van de microscoop reken je uit
door de vergroting van het oculair te vermenigvuldigen met de vergroting van het objectief.
2.3 Plantaardige en dierlijke cellen
Het celmembraan bestaat voor het grootste deel uit vetmoleculen. Hierdoor wordt het
inwendige van de cel gescheiden van het milieu buiten de cel.
Het cytoplasma bestaat uit water met daarin allerlei organellen en opgeloste stoffen. In het
cytoplasma ligt de celkern. Deze wordt gevormd door het kernmembraan.
2.4 Weefsels en organen
Stamcellen: cellen die nog niet (volledig) zijn gespecialiseerd. Stamcellen kunnen zich in een
specifiek celtype ontwikkelen.
Embryonale stamcellen: cellen die nog uit kunnen groeien tot alles.
Adulte stamcellen: cellen die kunnen uitgroeien tot cellen van het weefsel waarin ze zich
bevinden.
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie noemen we een weefsel. De vorm van cellen
in een weefsel hangt nauw samen met de functie.
Dekweefsel omsluit delen van een organisme of het
hele organisme.
Bij veel weefsels liggen de cellen niet direct tegen
elkaar aan, maar komt tussencelstof voor. Bindweefsel Dekweefsel
Deze kan dienen ter versteviging. In botten bevinden
tussen de cellen onder andere kalkzouten. Deze
geven stevigheid aan het bot.
Beencellen in botweefsel hebben uitlopers die in
contact staan met andere beencellen waardoor Spierweefsel Zenuwweefsel
transport van stoffen mogelijk blijft.
De tussencelstof bij kraakbeen bevat minder kalkzouten. In kraakbeenweefsel liggen twee of
drie cellen tegen elkaar aan en daartussen ligt tussencelstof.
Een organenstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een bepaalde functie
uitoefenen. Voorbeelden van organenstelsels zijn het verteringsstelsel en het
bloedvatenstelsel.
,Samenvatting biologie geneeskunde
2.5 Celorganellen
De celkern is omgeven door het kernmembraan en bevat kernplasma. In het kernmembraan
bevinden zich kernporiën. Een kernporie bestaat uit een groep eiwitten die het transport in en
uit het kernplasma regelen.
In het cytoplasma bevindt zich een uitgebreid membranenstelsel, het endoplasmatisch
reticulum. Het ER vervult een functie bij het transport van moleculen in de cel.
Op de membranen van het ER bevinden zich ribosomen. Ze komen ook vrij voor in het
cytoplasma. Het boodschappermolecuul uit de kern wordt in het cytoplasma naar een
ribosoom vervoerd. De ribosomen vormen aan de hand van deze boodschap eiwitten. Deze
eiwitten blijven op de plek waar ze zijn gemaakt.
Van het ER snoeren zich blaasjes af. Deze versmelten met het golgisysteem. In het
golgisysteem krijgen de eiwitten hun uiteindelijke structuur. Van het golgisysteem snoeren
zich ook weer blaasjes af. Sommige blaasjes versmelten met het celmembraan en geven
eiwitten buiten de cel af. Sommige blaasjes blijven in de cel, zoals lysosomen. Lysosomen
bevatten enzymen die stoffen afbreken.
Mitochondriën bevatten een dubbel membraan waarvan er één sterk geplooid is. In
mitochondriën vinden reacties plaats waarbij energie vrijkomt. De energie wordt opgeslagen
in de vorm van ATP. Als er op een later tijdstip in de cel energie nodig is, wordt deze weer uit
ATP vrijgemaakt.
Mitochondriën bevatten kringvormig DNA.
Cellen nemen stoffen op en geven stoffen af. Deze stoffen passeren hierbij het
celmembraan. Celmembranen bestaan uit een dubbele laag fosfolipiden. Ze hebben een
hydrofiele kop en een hydrofobe staart. De hydrofiele kant wordt gevormd door een
fosfaatgroep en de andere door twee lange koolstofketens.
De rechte keten bestaat uit een verzadigd vetzuur en
de kromme keten uit een onverzadigd vetzuur.
In het membraan ligt een groot aantal
eiwitmoleculen.
Cholesterol speelt een rol bij de stevigheid van de
membranen.
Membranen zijn ondoordringbaar voor veel stoffen.
Alleen sommige vetten en een aantal kleine
moleculen zoals zuurstof, stikstof en koolstofdioxide
kunnen membranen ongehinderd passeren. Watermoleculen zijn klein en kunnen
membranen wel passeren, maar het gaat relatief traag.
Het opnemen en afgeven van stoffen wordt gereguleerd door de eiwitten in het membraan.
, Samenvatting biologie geneeskunde
2.6 Diffusie en osmose
Cellen houden contact met hun omgeving door receptoren op het celmembraan.
Door chemische reacties waar energie bij nodig is, worden stoffen omgezet en komt energie
vrij. De concentratie van de omgezette stoffen neemt af, er ontstaan afvalstoffen.
Een fysiologische zoutoplossing is een oplossing van 0,9% keukenzout.
Diffusie: de verplaatsing van een stof van een plaats met een hoge concentratie naar een
plaats met een lage concentratie. Door diffusie ontstaat een gelijkmatige verdeling van
moleculen over de beschikbare ruimte.
Het transport van stoffen als zuurstof en koolstofdioxide door het membraan gaat via diffusie.
Sommige stoffen gaan wel door het membraan en anderen niet. Het membraan is selectief
permeabel.
Osmose: waterverplaatsing door een selectief-permeabel membraan, van een plaats met
een lage osmotische waarde naar een plaats met een hoge osmotische waarde. Hoe meer
deeltjes zich in de oplossing verbinden, hoe groter de osmotische waarde.
Bij osmose vindt alleen verplaatsing van watermoleculen plaats, niet van de opgeloste stof.
2.7 Membranen en het transport van stoffen
Eiwitten in membranen hebben verschillende functies:
- Transport van stoffen. Soms is hierbij energie in de vorm van ATP nodig.
- Enzymen. Sommige membraaneiwitten werken als enzym.
- Receptor. Sommige membraaneiwitten geven signalen door. Aan de buitenkant van
het membraan bindt een stof aan het membraaneiwit. Hierdoor kan het eiwit van
vorm veranderen waardoor in de cel een reactie op gang komt.
- Celherkenning. Sommige membraaneiwitten, meestal met koolhydraatketen, dienen
als herkenning voor andere cellen.
De weefselvloeistof en het bloedplasma vormen het interne milieu van organismen. De
inhoud van de darmen, longen en blaas horen bij het externe milieu.
Voor passief transport is geen energie nodig. Het verloopt altijd van een hoge naar een lage
concentratie.
Een membraan van fosfolipiden is vrijwel ondoordringbaar voor water. Een speciaal eiwit,
aquaporine, regelt de doorlaatbaarheid van membranen voor water. Hoe meer aquaporines,
hoe meer osmose kan plaatsvinden.
Het transport via porie-eiwitten verloopt altijd van een hoge naar een lage concentratie. De
cel reguleert de opname door een kanaaltje te sluiten of juist te openen. Het openen of
sluiten wordt veroorzaak doordat de stof aan het eiwit bindt. De structuur van het porie-eiwit
verandert waardoor transport kan plaatsvinden.
Voor moleculen zoals glucose is er geen porie, maar het molecuul bindt aan het eiwit. Dit
membraaneiwit verandert van vorm waardoor het molecuul het membraan kan passeren.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur floorgerlach. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,00. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.