ALGEMENE GASTROENTEROLOGIE
Leg de begrippen endocrien, paracrien en neurocrien uit aan de hand van telkens 2 voorbeelden uit
de gastro-intestinale tractus.
- Endocrien: GI-tractus is het grootste endocrien orgaan. GI hormonen vrijgesteld in GI tractus
naar bloedbaan, via circulatie in contact met alle weefsels, alleen receptororgaan heeft
receptoren
o GI-hormonen in 3 families opgedeeld: gastrine familie (gastrine en CCK), secretine
familie (secretine, GIP, GLP-1, VIP) en tot slot laatste familie (overige bv. motiline)
o Hormoon als: fysiologisch gebeuren (maaltijd) kan een stimulus geven in een deel
van de GI tractus dat een ander deel van de GI tractus gaat beïnvloeden, dit effect
aanwezig blijft als alle connecties tussen de twee verbroken zijn. Op de plaats van
stimulus een chemische substantie geïsoleerd kan worden en na bloedbaan injectie
hetzelfde resultaat geeft, substantie moet chemisch geïdentificeerd worden en
structuur moet bevestigd worden na synthese.
o GI-hormonen hebben heel wat effecten (spelen bij veel processen een rol).
o Voorbeelden:
Gastrine: vrijgesteld door G-cellen thv antrum maag (beetje dunne darm en
pancreas) --> in het bloed --> bind aan pariëtaalcel OF ECL
(enterochromaffine like) cel --> activatie protonpomp dus meer maagzuur +
toename massa pariëtaalcellen OF ECL-cel maakt histamine wat op
pariëtaalcel bind en zo activatie protonpomp, trigger is hoge maag pH
Secretine: vrijgesteld door EEC cellen thv dunne darm --> in bloed --> naar
pancreas en maag --> pancreassecreet (vocht en H2CO3) vrijstelling en
inhibitie maaglediging/zuursecretie, trigger is acidificatie duodenum
- Paracrien: mediatoren vrijgesteld uit endocriene cellen die via extracellulaire ruimte naar
doelwit diffunderen. Diffusie is beperkt dus effecten ook beperkt. Kan loslating hormoon
belemmeren of stimuleren.
o Somatostatine: inhibeert loslating gastrine en maagzuursecretie thv parietale cel,
eigenlijk alle GI- hormonen door somatostatine geïnhibeert.
o Histamine: gemaakt in enterochromaffiene cellen. Vrijstelling oiv. gastrine en
stimuleert maagzuursecretie. Histamine potentieert de actie van gastrine en
acetylcholine op maagzuursecretie.
- Neurocrien: GI-peptiden gelokaliseerd in zenuwen, vrijgesteld dicht bij hun doelwit, moeten
alleen de synaps overbruggen. Stimuleren of inhiberen vrijstelling endo/paracriene
mediatoren.
o VIP (= vasoactief intestinaal polypeptide): gemaakt door neuronen van het
entherisch en CZS, trigger is hoge maag pH, effect: relaxatie van GSC in GI en
bloedvaten, stimuleert vocht en elektrolytensecretie.
o GRP (= gastrin releasing peptide): vrijstelling van gastrine uit G-cel, wordt zelf
vrijgesteld door vagale stimulatie of eiwitafbraakproducten in darmlumen.
,Beschrijf hoe algemeen de gastro-intestinale tractus bezenuwd wordt.
Autonoom: extrinsiek & intrinsiek (enterisch). Extrinsiek verbindt enterisch met CZS (brain-gut axis).
<--> Willekeurig: ingang (moto: N. XII, sens: N. IX), uitgang: N. pudendus.
- Enterisch: ‘little brain of the gut’, 100 miljoen neuronen, die hoofdzakelijk in submucosale
(Meissner) en de myenterische plexus (tussen circu en long. spierlaag) liggen. Deze plexussen
bevatten ganglia met sensorische/afferente neuronen, interneuronen, secretomotorische
neuronen, axonen, dendrieten.
--> nauw contact met interstitiële cellen van Cajal, gladde spiercellen, bloedvaten en
secretoire epitheliale cellen
- Extrinsiek: PS & OS. Moduleert motiliteit, coördineert activiteit van de GI reflexen en zorgt
voor de pijnlijke en niet-pijnlijke gevoeligheid GIS. Veel verschillende neurotransmitters: ACh,
NA, VIP, NO, serotonine, somatostatine, …
o Sympaticus: Noradrenaline --> GI activiteit daalt
N. splanchnicus major-minor-lumbales-sacrales
Efferent: uit ruggenmerg naar prevertebrale ganglia
Afferent: thoracolumbale ganglia spinalia
o Parasympaticus: Acetylcholine --> GI activiteit stijgt
N. vagus: efferent dorsale motor nucleus n. vagus, afferent ganglion
nodosum naar NTS naar dorsale motor nucleus n. vagus
Nn. splanchnici pelvici: efferent sacrale regio, afferent ganglia spinalia
Beschrijf de functionele anatomie en werking van de gladde spiercellagen van de gastro-intestinale
tractus.
SKELET SPIERWEEFSEL
Farynx, bovenste 1/3 oesofagus en externe anale sfincter
GLAD SPIERWEEFSEL
Eigenschappen
- GSC kleiner, geen sarcomeren
- Gegroepeerd in spierbundels (fasciae), elektrisch gekoppeld via gapjunctions (nexus).
- Vanuit varicositeiten (zwellingen op verloop zenuwbundel) geïnnerveerd.
- geen neuromusculaire junctie --> NT of op afstand vrijgesteld --> doorgegeven via spiercellen
of door intersitiele cellen van Cajal waarvan de uitlopers juncties vormen met spiercellen.
Fasische contracties: de gladde spiercellen van oesofagus, maagantrum, duodenum contraheren en
relaxeren in tijdsspanne van seconden.
Tonische contracties: onderste slokdarmsfincter, maagfundus, ileocaecale sfincter, … contraheren
minuten tot uren.
Fasische en tonische contractie door spiercellen zelf/Cajal geregeld, onafhankelijk
neuronale/hormonale input.
Neuro/endo/para moduleren basale contractiele activiteit en kunnen de amplitude fasische
contractie en tonus GSC laten toe- of afnemen.
,Beschrijf de verschillende fazen van de normale slikbeweging.
Slikken wordt voorafgegaan met malen en mengen voedselbolus met speeksel. Bevat amylase die
zetmeel al wat afbreekt.
1. Oropharyngeale fase: Slikken begint met afferente impulsen van orofarynx via V, IX, X naar
het slikcentrum. Vanuit V, VII, XII, X bevelen voor verdere slikbeweging. Voedselbolus wordt
in orofarynx gebracht door tongbewegingen, tip tong duwt bolus tegen harde gehemelte.
Nasofarynx wordt afgesloten door het weke gehemelte en contractie van M. constrictor
faryngis sup. Tegelijkertijd zorgt slikcentrum ervoor dat ademhaling en spraak geïnhibeerd
worden. Larynxspieren contraheren waardoor glottis wordt opgericht en epiglottis de
trachea afsluit. Contractie van m. constrictor faryngis medius en inferior duwt bolus
doorheen gerelaxeerde bovenste slokdarmsfincter (gevormd door m. cricofaryngeus).
2. Slokdarmfase: Tijdens slikken beide slokdarm sfincters geopend en er ontstaat een
peristaltische contractie richting de maag (primaire peristaltiek). Wanneer maaginhoud in
slokdarm komt of slokdarm opgerekt met ballon dan ontstaat secundaire peristaltiek,
Bovenste slokdarmsfincter opent, als bolus voorbij, sluiten en beginnen peristaltiek met
sequentiele contracties richting maag. Als peristaltische contractie de cardia bereikt, opent
de onderste slokdarmsfincter. Na passage keert rustdruk terug. Duurt ong. 10 sec om voedsel
door slokdarm te transporteren.
3. Receptieve relaxatie maag: Bij slikken relaxeert orale deel (maagfundus en proximaal
maagcorpus) van de maag ongeveer gelijk met onderste sfincter, waardoor vlak voor
aankomst bolus de druk zal dalen door actieve relaxatie. Na passage bolus keert de druk
terug naar uitgangswaarde. Zo kunnen grote volumes in de maag worden opgenomen zonder
dat intragastrische druk gaat stijgen. Afferente en efferente stimuli via N. X met NO als
neurotransmitters (vagectomie --> gestoorde receptieve relaxatie, maag kan minder
uitzetten --> accommodatie reflex faalt --> dyspeptische klachten zoals voortijdig
verzadigingsgevoel)
, Wat is GERD?
Definitie: Reflux van maag naar slokdarm maar het is pas GERD als de reflux aanleiding geeft tot
verwikkelingen (bv. refluxoesofagitis, aspiratiepneumonie, …) of die de levenskwaliteit van de patiënt
in belangrijke mate verslechteren.
--> 15-40% populatie heeft minstens 1x per maand pyrosis als gevolg van reflux
--> Onderscheid tussen fysiologisch en pathologisch met 24u pH registratie in slokdarm.
Soorten: ERD --> gastroscopie afwijkend, NERD --> gastroscopie normaal, pathologische reflux,
positieve symptoom associatie
Pathogenese:
- Incompetentie onderste sfincter, mogelijk t.g.v. sterk verlaagde tonus (25% vd pt),
- TLESR: Tijdelijke kortstondige relaxatie onderste sfincter zonder slikreflex (20-30x p/d 20s).
Vaak postprandiaal om gassen te laten ontsnappen, ’s Nachts zelden.
- Hiatus hernia
Er is wel een antireflux barrière: anatomie onderste sfincter (diafragmapeilers), drukverhoging
onderste sfincter als stijging intra-abdominale druk, secundaire slokdarmperistaltiek (volume-
klaring), speekselsecretie voor neutralisatie, mucosabarriere
Iets mis hiermee? GERD!
Wat speelt er nog een rol bij pathologische reflux: duur van contact belangrijk (samenhangend met
de volume/pH klaring), potentie van gereflueerd materiaal: zuur, pepsine, galzouten, alkalische reflux
(vrijwel uitsluitend na gastrectomie), maagontledigingsstoornissen (meer druk op LES), verhoogde
slokdarmsensitiviteit, peristaltische disfunctie, acid pocket bij postprandiale relfux
Symptomen:
Typische symptomen:
- zure regurgitatie
- pyrosis dat opstijgt richting keel bij liggen/buigen
--> veel mensen hebben pyrosis (bv. galstenen of ulcus duodeni)
- non-cardiac chest pain
- hypersalivatie
Atypische symptomen
- Dysfagie (altijd eerst denken aan slokdarmcarcinoom/complicatie (Peptische stenose).
- Vage epigastrische klachten al dan niet met nausea, ructus, abdominale opzetting, …
Soms extra-oesofageale symptomen
- Heesheid, globus, hoesten
Complicaties:
- Oesofagitis meest voorkomend
Onbehandelde oesofagitis: peptische stenose, ulcus, GI-bloedverlies
- Omvorming meerlagig plaveiselepitheel naar eenlagig cilindrisch (maag).
Slijmvliesmetaplasie: Barrett slokdarm
- Proximale uiteinde vaak ulceraties of oesofagitisletsels (30-40x meer kans op cc)
regelmatige opvolging (endoscopie, biopten)
- Astma-aanvallen/laryngitis.