Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Kunstzinnige oriëntatie: dans en drama, beeldende vorming, muziek en bewegingsonderwijs | pabo jaar 1 €4,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Kunstzinnige oriëntatie: dans en drama, beeldende vorming, muziek en bewegingsonderwijs | pabo jaar 1

1 vérifier
 371 vues  6 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Deze samenvatting bevat: Beeldende vorming: Kleur en vorm Laat maar zien: Hoofdstuk 1. Drama: Kijk op spel Dans: Dans! Bewegingsonderwijs: Bewegingsonderwijs in het speellokaal Deel 1 - Theorie Deel 4 - Bewegen op muziek Muziek: Muziek meester Hoofdstuk 1, 2, 3 en 4.

Dernier document publié: 8 année de cela

Aperçu 3 sur 35  pages

  • Non
  • Inconnu
  • 13 juin 2016
  • 15 juin 2016
  • 35
  • 2015/2016
  • Resume

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: chiarabouwmeester1 • 1 année de cela

avatar-seller
Dans en Drama
Expressie vakken, waarin je je kunt uiten.
Hiëronumus (Jeroen) van Alphen: ‘Mijn speelen is leeren en mijn leeren is speelen (en waarom zou het leren mij dan verveelen)’.

Drama (doen alsof, laten zien van een handeling of gebeurtenis (Grieks)):
- Tragedie = treurspel
- Komedie = blijspel
Dans en drama als didactisch middel om leerstof uit andere vakken beter te laten beklijven. Het
voorstellingsvermogen (verbeelding) wordt geprikkeld  associëren (verbanden leggen).
Drama groep 1/2: fantasierijk, beleving, inlevingsvermogen, bewegelijk, spontaan, schijn tussen werkelijkheid
en fantasie loopt door elkaar.
Vanaf groep 3: kinderen moeten los worden gemaakt (in vrijmaakingsfase).
Doel drama: verwerven van inzicht in de functie en betekenis van het eigen dramatische product en dat van
anderen.
Je leert drama kennen wanneer je er zelf mee bezig gaat.
Een kunstvak is moeilijker te beoordelen dan bij een leervak. Om dit verantwoord te doen dien je de inhouden
goed te begrijpen.
Eigenschappen drama: verbeelding, vormgeving, inzicht ene discussie oproepen.
Je traint bij drama op een natuurlijke manier de sociale vaardigheden.

Dramatische verbeelding = verbeelding ten diensten van een dramatisch product, innerlijke beelden.
Dramatische vormgeving = wijze waarop het spel wordt gepresenteerd. De wijze waarop een begrip of
personage wordt uitgebeeld (fysiek wordt vormgegeven) dus de werkvorm waarin en de manier waarop er
gespeeld wordt.
Vormgevingsmiddelen: zijn bepalend voor het lesverloop, dus het spelplezier, de helderheid van het spel, het
kijkplezier. Vooral bij drama als didactisch hulpmiddel (bij bepaalde themalessen) en bij productgericht drama
is het gebruikelijk om vormgevingsmiddelen in te zetten (kostuums, decor, licht, geluid).
Dramatisch inzicht = door het dramatisch inzicht te vergroten in wat het vak nu precies inhoudt, krijgt het kind
meer aanknopingspunten om zijn eigen functioneren binnen de dramales in te schatten, zijn kijk op de
werkelijkheid te vernieuwen en zich daardoor verder te ontwikkelen. Als je weet waarom bepaalde zaken
werken zoals ze werken, verhoogd dat het spelplezier en biedt dit mogelijkheden om als spelend en als
kunstgevoelig mens te groeien. Je kunt andermans dramatische producten beter begrijpen en waarderen
wanneer het beschouwende aspect tot zijn recht komt.
Discussie oproepen: vraagtekens bij de waarheid durven zetten en vanuit een combinatie van kennis en gevoel
tot interpretaties te komen.

Driedeling van de kennisbasis dans en drama (Heijdanus-de Boek, van Riet):
- Drama als cultuurgoed  door naar voorstellingen te gaan ontwikkelt het inzicht in de kunstvorm en de
eigen smaak.
- Drama als didactisch hulpmiddel voor leerinhouden van andere vakken  meer begrip vormen voor andere
vakken en om de taalontwikkeling te verbeteren.
- Drama als pedagogisch middel  aanleren van een breed scala aan vaardigheden (sociaal-emotionele
ontwikkeling, schoolse vaardigheden).

Procesgerichte karakter van drama:
Een kind ontwikkelt zich bij drama op de meest ideale manier als het pedagogische klimaat veilig is. Het
leerproduct is de speler zelf.
3 fases:
1. Aftastfase = kinderen wennen aan het vak. Als je meteen zware criteria aan het spel eist, ontstaat er
spelangst, een speldrempel.
2. Kennismaken met de spelcriteria  In de nabespreking bespreek je de positieve en ontwikkelingspunten.
Als de kinderen het spel zich eigen hebben gemaakt, kunnen ze zelfstandig bezig zijn en dan kun je
observeren.
3. Geven en ontvangen van feedback  beter willen worden in het spel. De kinderen hebben het spel zich
eigen gemaakt. Feedback geven aan jezelf en aan elkaar.

Waarom drama op de pabo?

,- Vak leren geven.
- Inzicht te krijgen in de kenmerken en de begeleidingsaspecten van het vak.
- Persoonlijke professionaliteit vergroten  je leert jezelf kennen als verteller, speler en communicator.
- Kinderen kunnen uitdagen, duidelijk maken, verhalen vertellen, instructies geven, orde houden, band
opbouwen, motiveren, plezier in leren creëren.
Bij drama zet je je masker af. Dat confronteert je met jezelf, met je competenties en die waaraan je nog moet
werken. Zo komt de deur open te staan naar persoonlijke professionaliseren met betrekking tot
informatieoverdracht.

Communiceren
- Heldere instructie, zonder ruis.
Non-verbaliteit stimuleren: door middel van lichaamstaal een boodschap overbrengen.
Je past als leerkracht de wijze van communiceren zo aan dat je je doel bereikt, namelijk door informatie zo
over te brengen dat je de kinderen tot een zinvol leerproces aanspoort. Mensen worden hoofdzakelijk
aangespoord wanneer ze een duidelijk beeld hebben van de opdracht en de opdracht dusdanig wordt
gepresenteerd dat ze er welwillend tegenover staan, er het nu van inzien en er enthousiast over zijn.
Ervaringsniveau: waar liggen je eigen sterke en zwakke punten.
Evenwichtig communiceren = kinderen zó motiveren dat ze zich uitgedaagd voelen en met inzet aan het werk
gaan  zelfbeeld en zelfbewustzijn, bewustzijn van je lichaam, creëren van randvoorwaarden (rust en
aandacht), komen met een helder verhaal.
Wanneer je als leerkracht zakelijk bent, werpt dat een hogere drempel.

Dramatische werkvormen:
- Acteerspel: personages, wie wat waar wanneer waarom, monoloog (alleen), dialoog (twee), polyloog
(meerdere). Doen-alsof-spel waarbij bewogen en gesproken wordt en zo een personage of begrip wordt
uitgebeeld. Fysiek spel gericht op handeling en interactie.
Non-verbaliteit: bij een rol hoort een bepaalde houding en beweging.
Handelingsgerichtheid: handelen.
Geen stemmetjes gebruiken  slecht voor de stembanden en moeilijk te verstaan.
Door elkaar praten: leidt tot onzuivere focus. Het publiek moet het kunnen volgen.
Sfeer: goede sfeer is van belang.
Stimuleer samenspelen: interactie, luisteren naar elkaar en dan pas reageren.
Nabespreking: geef elkaar feedback.
Klassikaal: helder, fysiek spel stimuleren.
Twee aan twee: oefeningen voor acteerspel: trainen spelers belangrijke elementen en vaardigheden die ze
centraal in de les moeten toepassen.
- Drama vanuit een prentenboek (vanaf groep 1 t/m groep 4)  interactie over het thema van het boek, groot,
theatraal, non-verbaal, wees flexibel, rust en duidelijkheid. Je gaat vanuit je prentenboek op zoek naar
geschikte spelopdrachten.
- Objectenspel (symbolisch spel)  uitbeelden/spelen met voorwerpen. Een bepaald voorwerp gebruiken om
iets anders mee uit te beelden.
- Pantomime (vanaf groep 1)  uitbeelden zonder te praten, groot, theatraal, stimuleer uitvergroting, wees
precies, lippen op elkaar.
- Poppenspel  als introductie, dramales, gevoelens uiten, inlevingsvermogen, fantasie, inzicht in
spelsituaties en –techniek.
- Tableaus (standbeeldentheater)  korte, snelle, stilstaand (bevroren) bewegingen. Houding die je langere
tijd kan aanhouden.
- Teacher-in-role  de leraar heeft een rol. In de rol betrek je er een verhaal bij. Interactie die ontstaat wordt
ingezet om tot nieuwe spelervaringen te komen. De leerlingen nemen allemaal dezelfde rol aan, waarbij ze
gestimuleerd worden mee te leven en mee te denken om het verhaal tot een goed einde te brengen. De
leerkracht speelt een andere rol dan de kinderen. Combinatie van spel en vertellen. Leerlingen zijn zeer
gefocust op de lesstof.
Weinig gebruik van materialen.
Wisseling tussen rollen (leerkracht) zijn helder. Aan de klankkleur van de stem en de fysieke houding moet
duidelijk te horen en te zien zijn wie of wat je speelt. Zorg dat je als verteller steeds weer in de neutrale
houding terugkomt.
Mantle of the expert = de leerkracht vraagt d kinderen in feite om een probleem op te lossen en trekt hen

, daarmee de jas van de expert aan.
- Vertelpantomime (alleen klassikaal, soms als warming-up, onderbouw)  er is een verteller en de anderen
beelden uit. Belangrijk: veel handelingen (handelingsgericht vertellen): vertellen, zodat er veel uit te beelden
valt. Je moet vertellen in de tegenwoordige tijd (Roodkapje ging… kan je niet uitbeelden, dat is al gebeurd).
Geef niet teveel rollen, spannend, uitdagend, complimenten en aanwijzingen geven. Kinderen zijn individueel
bezig. Iedereen vult dezelfde rol in. Kan met of zonder materialen. Ieder kind kan, zonder toeschouwers, veilig
spelen. Het is een zeer betrokken groepsactiviteit, wat de sfeer binnen de groep positief kan beïnvloeden.
- Zintuigoefeningen (warming-up)  zintuigen worden geprikkeld en getraind, schept gunstige voorwaarden.
Er komt geen doen-alsof aan te pas. Concentratie, spanning, zintuigelijke beleving onder woorden brengen.
- Combinatiespel (vanaf groep 5)  diverse spelelementen (bouwstenen) worden met elkaar gecombineerd
tot een nieuw dramatisch spel.
1. Wie (rollen)
2. Wat (handeling, thema)
3. Waar (locatie)
4. Waarom (motivatie, belang)
Hoorspel (vanaf groep 3/5)  onderzoeken en verbeelden een spelopdracht of verhaal door middel van
geluid. Geluiden nabootsen met hun stem, of met voorwerpen om een bepaald geluid na te bootsen.

Wanneer kinderen tijdens het spelen niet doen wat je wilt, los je dit positief op door in de rol te blijven.
Stel na het gebruiken van een werkvorm vragen aan de kinderen. Vraag naar eigen ervaringen, wat ging goed
en wat ging niet goed? Hoe vond je het, was het moeilijk/makkelijk, ben je het ermee eens? Je kan ook
inhoudelijke vragen stellen. Vraag altijd door.

Vertelstructuur
1. Een koppel heeft een probleem.
2. Rolgroepen proberen tevergeefs te helpen.
3. De oplossing komt van buitenaf.
4. De goede afloop wordt gevierd.

Inschatten van de beginsituatie
1. Leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind.
2. Samenstelling van de groep.
3. Kennis van en ervaring met drama.
Je moet mee kunnen spelen en door middel van verbeelding inhoud overdragen.
Je hoeft niet te kunnen acteren, maar wel een beetje toneel kunnen spelen.
Vertellen: schakelen!!!!

Vrijmakingsfase = condities creëren dat de kinderen zich vrij voelen om te dansen. Juiste voorwaarde creëren
zodat de kinderen, durven, willen, kunnen. (veiligheid, warming up, verbeelding, beleving).

Statusleer van Keith Johnstone (Canadese theaterdocent)
Improvisatietechnieken: spontaniteit vergroten en leren van verteltechnieken.
Non-verbale code: de houding van iemand kan geïnterpreteerd worden dat de status van de ene persoon ten
opzichte van de ander duidelijk werd  interacties binnen improvisaties analyseren en non-verbaal gedrag in
het dagelijkse leven interpreteren.
Wat je uiterlijk van iemand te zien krijgt, is niet altijd in overeenstemming met iemand innerlijk; er zijn
statussignalen die er in de loop van de tijd kunnen zijn ingeslepen.
Kennis van de statustheorie: helpt je bij het begeleiden van elke vorm van dramatisch spel, steun bij vertellen
van een verhaal.
Lagestatussignalen:
Voeten naar binnen gedraaid, weinig ruimte innemen, kort in- en uitademen, kort aankijken.
Hogestatussignalen:
Voeten naar buiten gedraaid, vee lruimte innemen, lang oogcontact houden, lachen met tanden bloot,
gebaren van het lichaam af, hoofd stilhouden als je spreekt, een langgerekt ‘euh’ voor of halverwege een zin.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur suzanneglas. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

77988 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!

Récemment vu par vous


€4,49  6x  vendu
  • (1)
  Ajouter