Informatieve en communicatieve vaardigheden 1
KRITISCH DENKEN
Van observatie naar kijken
Verklaring zoeken voor observaties:
- De mens heeft altijd geprobeerd om verklaringen te geven voor natuurverschijnselen.
In het geval van de 'regens van dieren' werd bijvoorbeeld gezegd: God heeft hier voor
gezorgd. Of: tornado's zuigen dieren op en werpen ze veel verder weer op de grond.
Voorbeeld:
De historie van het atoommodel is een goede illustratie hoe wetenschap werkt. In 1897 deed
Thomson de ontdekking dat atomen niet ondeelbaar zijn, maar dat er negatieve deeltjes
uitgehaald kunnen worden, die later electronen werden genoemd. Hij stelde een model voor
waarin de negatieve electronen als deeltjes in een grote wolk van positieve lading zaten. Dit
werd ook wel het "plum pudding" model genoemd. Deze theorie hield echter niet lang stand,
en werd nota bene door een van zijn vroegere studenten, Ernest Rutherford, omvergeworpen.
Rutherford deed een experiment waarin hij positief geladen alfadeeltjes op een dunne folie
van goud afvuurde. De alfadeeltjes zijn zo klein dat ze door het folie heen kunnen vliegen. Als
de positieve lading uitgespreid zou zijn over het hele atoom, zouden deze deeltjes niet of
nauwelijks afgebogen worden. Met dit experiment hoopte Rutherford Thomson's theorie te
ondersteunen, maar het tegendeel bleek te gebeuren. In het experiment gingen de meeste
alfadeeltjes weliswaar door het folie heen zonder afbuiging, maar een klein aantal deeltjes
werd juist met grote hoeken afgebogen of zelfs teruggekaatst. Dit leidde tot aanpassing van
de atoomtheorie naar een model waarin de positieve lading geconcentreerd ligt in het
centrum: de atoomkern.
Dit voorbeeld laat zien dat Rutherford ten eerste het bestaande model aan een experimentele
test onderworp, vervolgens waarnemingen noteerde die in tegenspraak waren met het model,
hierover kritisch nadacht en ten slotte een ander, verfijnder model van het atoom opstelde.
Wat is wetenschap?
Het begrip wetenschap is tweedelig:
- Het duidt een proces aan waarmee kennis wordg vergaard
- Het geheel aan kennis die voorkomt uit de wetenschappelijke activiteit
Eigenschappen waaraan wetenschap te herkennen is:
- Het stelt vragen en geeft verklaringen die betrekking hebben op de natuurlijke wereld.
Vb. Wat is een regenboog?
- Wetenschap werkt met testbare ideeën (als je het niet kan testen, dan kan je ook geen
waarnemingen of experimenten doen om de theorie te ondersteunen).
- Wetenschap werkt met falsifiëerbare ideeën
Vb. natuurrampen zijn een straf voor onzedelijk gedrag
- Wetenschap baseert zich op experimenten en bewijzen
OEF: is iets een goede hypothese of niet?
DEFINITIES
Bewijs: Feiten/waarnemingen die een hypothese of theorie bevestigen of juist ontkrachten. Let
hierbij op: een bewijs voor een theorie betekent NIET dat de theorie ook een model is dat de
werkelijkheid helemaal correct beschrijft. Hierbij maakt de Engelse taal meer onderscheid voor het
woord 'bewijs': Scientific evidence (niet: scientific proof). Een citaat dat aan Albert Einstein wordt
toegeschreven, luidt: "No amount of experimentation can ever prove me right; a single
experiment can prove me wrong."
Feit: Van Dale woordenboek definieert een feit als "gebeurtenis of omstandigheid waarvan de
werkelijkheid vaststaat". In de wetenschappelijke context gaat het hier om een zintuigelijke
waarneming of een instrumentele meting. Hou hierbij wel in gedachte dat het om een objectieve
waarneming moet gaan (dat wil zeggen: onafhankelijk van de opvattingen of het perspectief van
de waarnemer; hierbij moet worden opgemerkt dat dit niet altijd mogelijk is. Een bekende parabel
,is dat van de blinde mannen en de olifant, die elk een andere waarneming hebben en hun
conclusie trekken wat een olifant is.
Hypothese: Mogelijke verklaring voor een observatie. Hou hierbij in gedachte dat een hypothese
geen eindpunt is, maar het begin van nieuwe experimenten om de hypothese te testen. Zoals
eerder aangegeven moet een hypothese falsifieerbaar zijn, dat wil zeggen dat er in principe een
experiment uitgevoerd kan worden of een observatie gedaan kan worden die de hypothese
weerlegt.
Theorie: In het dagelijks taalgebruik wordt het woord "theorie" vaak gebruikt om een hypothese
of veronderstelling aan te geven ("Wat is jouw theorie over wie deze moord heeft gepleegd?"). Een
wetenschappelijke theorie is echter een goed onderbouwde verklaring over een aspect van de
natuur, gebaseerd op feiten die herhaaldelijk zijn bevestigd door observaties of experimenten. Een
theorie is dus een soort model dat observaties verkaart en voorspellingen doet. Wetenschappelijke
theorieën veranderen soms door nieuwe observaties die tot andere of verfijndere modellen leiden.
Wet: Een wet in de wetenschap is een (vaak mathematische) beschrijving van een natuurlijk
fenomeen. Denk bijvoorbeeld aan de wetten van Newton, die de relaties van krachten en
beweging weergeven. Je kent waarschijnlijk wel de formule F = m.a (kracht = massa x
versnelling). Een misvatting is dat een theorie met voldoende bewijs zou overgaan in een wet. Een
wet beschrijft een observatie, maar biedt geen verklaring zoals een theorie. Een theorie en een
wet zijn dus twee verschillende dingen.
WETENSCHAP IN OUDE CULTUREN
Hemellichamen: Je kunt je voorstellen dat zonsverduisteringen en maansverduisteringen grote
indruk maakten, omdat deze hemellichamen zo belangrijk waren voor de kalender. Op een
gegeven moment kon men deze verduisteringen ook voorspellen. De Griekse wis- en
sterrekundige Hipparchus wist zelfs de afstand naar de maan te bepalen door de waarneming dat
er een volle zonsverduistering in de regio van de Hellespont, zijn geboorteregio, was en slechts
een verduistering van 4/5 in Alexandrië in Egypte (zie figuur).
Natuurfilosofie: Ten tijde van de oude Grieken waren wetenschap en filosofie nauw verbonden
aan elkaar. Het ging meer om natuurfilosofie dan om echte wetenschap, omdat de
wetenschappelijke methode nog ontbrak. Er werden toen eigenlijk ook geen experimenten gedaan
om hypotheses te testen.
De Griekse filosoof Thales van Milete, was bijvoorbeeld een presocratische filosoof die
bovenatuurlijke verklaringen voor aardbevingen afwees en de hypothese voorstelde dat de aarde
dreef op water, en dat aardbevingen ontstonden doordat de aarde door golven werd bewogen.
Ook wordt aan hem toegeschreven dat hij als eerste een zonsverduistering heeft voorspeld. Hoe
hij dit heeft kunnen doen, is onbekend, want het model dat een zonsverduistering ontstaat
doordat de maan zich voor de zon beweegt, ontbrak in die tijd nog.
De filosoof Democritus (was een andere presocratische filosoof die de eerste hypothese omtrent
het bestaan van ‘atomen’ formuleerde. De ‘atomisten’ probeerden de wereld te verklaren zonder
begrippen als ‘doel’ of ‘god’. Sommige latere filosofen schrijven het idee dat de mens de goden
heeft geschapen en niet andersom toe aan Democritus.
Vroege geneeskunde: Hoewel er soms magie of mentale krachten gebruikt werden, bestonden
er duizenden jaren geleden ook al fysieke medische behandelingen. De eerste oud-Griekse
medische behandelingen werden uitgevoerd door priester-artsen, maar vanaf de zesde en vijfde
eeuw voor Christus kwamen er ook andere artsen bij. De meest bekende van hen is waarschijnlijk
Hippocrates.
- Hippocrates zag ziektes niet als straf van de goden, maar als iets natuurlijks, en daarom
wordt hij ook wel de vader van de moderne geneeskunde genoemd. Bij Hippocrates lag er
nadruk op nauwkeurige observatie van de patiënt en het verloop van de ziekte. De huidige
artseneed is nog steeds gebaseerd op de Eed van Hippocrates. Hij werkte met incorrecte
kennis van de anatomie en fysiologie, maar zijn behandelingen waren mild voor de
patiënt. Er was aandacht voor hygiëne, dieet, rust en massage in plaats van het gebruik
van (grotendeels onwerkzame) medicijnen.
- De Grieks-Romeinse arts Galenus (tweede eeuw na Christus) werkte verder op de
Hippocratische leer en had voornamelijk interesse in de menselijke anatomie. Het was
verboden om secties te doen op lijken van mensen; daarom baseerde Galenus zich op de
, anatomie van dieren. Hij ontdekte bijvoorbeeld dat er verschillen zijn tussen bloed in de
aders en de slagaders, en dat urine in de nieren geproduceerd wordt en niet in de blaas.
De werken van Hippocrates en Galenus bleven tot de zestiende eeuw de basis voor
geneeskunde.
HET BEGIN VAN DE MODERNE WETENSCHAP
Door de opkomst van het Christendom verdween met name in Europa grotendeels de
aandacht voor wetenschap. Tijdens de Renaissance kwam er een hernieuwde interesse in het
werk van Griekse en Romeinse kunst, cultuur en ook wetenschap.In de twintigste eeuw gaf
men aan de wetenschappelijke veranderingen die plaatsvonden in de eeuwen vanaf de
Renaissance de term ‘wetenschappelijke revolutie’.
Een precies begin van de moderne wetenschap is uiteraard niet te geven, maar historici
beschouwen 1543 als een belangrijk jaartal, omdat toen zowel het boek “Over de bewegingen
van de hemelsferen” van Nicolaus Copernicus als “Over de samenstelling van het menselijk
lichaam” van Andreas Vesalius uitgegeven werden.
Soms worden er observaties gedaan die niet verklaard kunnen worden door de huidige
theorieën. Dit kan leiden tot aanpassing van de theoriën, waardoor er betere modellen
ontstaan die de gedane waarnemingen kunnen verklaren.
Vb. Het model van een atoom: geeft aan dat de theorieën aan verandering onderhevig
zijn, steeds gedetailleerder worden om meer observaties te kunnen verklaren. Ze laten
zien dat kritisch denken belangrijk is voor de vooruitgang van de wetenschap en
illustreren de voortschrijdende inzichten van de moderne natuurwetenschappen.
-DIA’S DEEL 1: HISTORIE BIOLOGIE-
Historie van biomedische wetenschappen
Anatomie
WAAROM WAS VESALIUS ZO BELANGRIJK EN WAAROM HEEFT HIJ ZOVEEL INVLOED GEHAD?
Vesalius was kritisch naar bestaande kennis toe en liet zich leiden door zijn eigen observaties.
Daarnaast kon zijn werk, door de uitvinding van de boekdrukkunst circa honderd jaar eerder,
snel aandacht krijgen van een groot publiek.Enige vindingen van Vesalius omvatten:
- De positie van elke spier in het menselijk lichaam.
- Het kamertussenschot (de afscheiding tussen de rechter en linker hartkamer) is niet
poreus, zoals Galenus claimde.
- Vesalius ontdekte en gaf naam aan de “mitralisklep”: de hartklep tussen de
linkerboezem en linker hartkamer, en stelde dat dit de richting van de bloedstroom
bepaalt.
- Vesalius ontdekte door studie van de gezichtszenuw dat zenuwen niet hol zijn, zoals
wel werd aangenomen.
Waar Vesalius de menselijke anatomie blootlegde, begonnen anderen na te denken over de
functie van de structuren en de organen die nu op correcte wijze beschreven waren.
Een voorbeeld hiervan is het werk van Harvey, die het meest bekend is geworden door de
ontdekking van de bloedsomloop. In het werk van Galenus stond beschreven dat het bloed dat
door de aderen stroomt, in de lever aangemaakt zou zijn. Harvey berekende hoeveel bloed er door
het hart ging, en kwam tot de conclusie dat dat in een dag vele malen het lichaamsgewicht van
het organisme was - onmogelijk om door de lever aangemaakt te worden.
Harvey concludeerde dat er een circulair systeem moest zijn, waarbij het bloed rondgepompt werd
door het hart. Door verschillende experimenten wist Harvey ook aan te tonen dat het bloed door
de aderen terugstroomt van de organen naar het hart. Kleppen in aderen waren al beschreven,
maar Harvey liet met zijn experiment zien dat het bloed in aderen alleen in de richting van het
hart stroomt. Wanneer hij het bloed wegdrukte van het hart vandaan, bleef de ader leeg omdat de
kleppen verhinderden dat het bloed terugstroomde.
Microscopie
Een voorbeeld is het miscroscopische onderzoek van de Anthoni van Leeuwenhoek. Hij heeft
zichzelf alles zelf moeten aanleren. Desondanks heeft hij enorme invloed gehad op de biologische
en biomedische wetenschap.
De kwaliteit van microscopen in die tijd was niet erg goed. Er bestonden al wel samengestelde
microscopen (met twee lenzen: een oculair en een objectief), maar de vergrotende kracht was