Aardrijkskunde vakinhoud
Bevolkingsvraagstukken
1. Thema bevolking in de aardrijkskunde
1.1 The bevolkingen binnen de ET 1ste en 2de graad.
Eerste graad = ET 9.4 – 9.5 – 9.6
Tweede graad = ET 9.3 en koppeling 9.5
1.2 Thema bevolking binnen de leerplandoelen GO!
In leerplan één van de belangrijkste oorzaken voor wijzigingen van de ruimte in het eigen leefmilieu
en de wereld. Econ, verstedelijkings- en geopol procesen moeten altijd in relatie met demografische
processen behandeld worden.
1.3 Actualiteitsgericht werken binnen onze cursus.
Demografie = geïntegreerde wetenschap die oorzaken en gevolgen van de omvang, samenstelling,
spreiding en groei van de bevolking bestudeert. Maakt deel uit van soc-econ aar en leunt nauw aan
bij soc en econ wet. Statistiek en wiskunde zijn belangrijkst instrumenten.
2. Verwerking van bevolkingsgegevens
2.1 Registratie
2.1.1 Geschiedenis
Verzamelen statistisch basismateriaal al sinds oudheid voor volkstellingen, militaire en belastings-
doeleinden, registreren bezit en inkomsten landheren.
Statistiek = oorsprong titel bij college dat Gottfried Achenwal gaf in 1748 aan universiteit
Göttingen (DL)
‘Noticia politica vulgo statistica’ = nieuw wetenschap; leer van de merkwaardigheden.
Later bestuderen cijfers over samenstelling bevolking belangrijk. John Graunt maakt een schatting
van aantal inwoners van Londen, onderzocht leeftijdsopbouw en verhouding van de seksen. Zo
samenhang van geboorten, sterfte, huwelijken, vestigingen en vertrek van Londense bevolking.
17de eeuw basis gelegd van waarschijnlijkheidsleer door 2 Franse wiskundigen; Blaise Pascal
en Pierre Fermat. Dit was de voedingsboden voor de statistiek en kon men ingezamelde
tellingen verwerken en mathematisch onderzoeken. Gondlegger moderne statiestiek is Belg
Adolph Quetelet. Hij stelde de theoretische basis op van econ en soc vlak. In 20 ste E kwamen
er voorschriften voor het verzamelen van statischtisch basismateriaal en uit interesse uit
andere gebieden dan econ, soc, staatkunde zoals bedrijfskunde, psychologie, biologie,
geneeskunde, natuurkunde en andere wetenschappen.
2.1.2 Kwaliteit van het statisch basismateriaal
Kwaliteit statistisch onderzoek hangt af van
- Keuze van de statistische massa = totaal van de elementen waarvan kenmerken moeten
beantwoorden aan het doel van onderzoek. vb: patiënten in ziekenhuis, geboorten gemeente.
- Verzamelen van de gegevens = moet foutloos verricht worden
Statistische massa zo nauwkeurig mogelijk begrensd worden
o tijd, plaats en inhoud
Kenmerken statistische massa kunnen uitkomsten of mogelijkheden hebben.
vb: geslacht heeft 2 uitkomsten: man of vrouw.
vb: burgerlijke staat heeft 4 mogelijkheden: gebuwd, ongehuw, gescheiden of weduwe.
1
, Statistische massa
Aantal mogelijkheden Kenmerken
Kwalitatief Direct
= lijst mogelijkheden opgesteld en classificatie
mogelijk.
Kwantitatief (cijfer of hoeveelheid) Indirect
= geen lijst mogelijkheden opgesteld worden, vb: Vruchtbaarheid vrauw niet meten, dus meet
omdat elk cijfer kan. Wel bepalen welke je indirect aantal kinderen.
nauwkeurigheid.
Methodologie = Afspreken welke statistische massa’s voor onderoek nodig zijn en hoe kenmerken
beschreven en bepaald zullen zijn.
Vergelijken ander land enkel als zelfde methodologie is toegepast.
2.2 Het kiezen van de nodige gegevens
2.2.1 In functie van de hoeveelheid
Analyse bevolking niet makkelijk door variabelen die bij start onderzoek zorgen dat er beperkingen
moeten worden opgelegd om studie haalbaar te maken.
2.2.1.1 Exhaustieve statistieken
= Volledige bevolking geraadpleegd wordt.
vb: volkstelling (census) en rijkregister
Volledig, rechtstreeks georganiseerde en periodiek uitgevoerde telling van de bevolking.
Niet alleen omvang, maar ook andere kenmerken van bevolking zoals taal, inkomen,
opleidingsniveau en gezondheidstoestand komen aan bod. Laatste België in 2001.
Rijkregister = informatiesysteem dat continu alle demografische gebeurtenissen registreert.
Als dit correct gebeurt dan is een volkstelling overbodig. Bevolkingsaantal België sinds 1989
door het Rijksregister bepaald.
In bepaalde landen kan exhaustieve telling een probleem vormen: afstand tot meldingsbureau,
bevolkingspolitiek die beperking kinderen verplicht en andere hindernissen die ervoor zorgen dat
gegvens niet correct zijn. Hier gebeuren dan schattingen met een grote foutenmarge als gevolg.
vb: 1953 schatting Chinesen op 485 miljoen en 10j later zien ze fout van 10%.
2.2.1.2 Enquêtes
Indien bevolkingsgroep te omvangrijk dan representatieve groek gekozen. Geselecteerd obv
volkstellingen: verdeling leeftijdsklassen, beroepssectoren, geslacht, … Steekproef.
Steekproef
Aselect Niet- aselect
= Keuze gemaakt op zuiver toeval, iedereen evenveel kans = Mensen niet obv toeval gekozen.
om gekozen te worden en dus geen selectiecriteria gebruikt.
Gevolg enkel conclusie trekken over onderzochte groep
Gevolg conclusie trekken in verband met kenmerken hele en wet waarde is kleiner.
populatie.
vb: opiniepeilingen, kijkcijfers om populariteit te meten.
- Duur, tijdrovend, volledige lijst van populatie beschikken
en niet iedereen wil meewerken.
2
, 2.2.2 In functie van de tijd
Beslissen ofdat gegevens gelden voor één bepaals moment of doorlopend gemeten worden zodat er
een evolutie afgeleid kan worden.
1. Transversale statistieken
Onderzoeken statischtische elementen van deomografie op een welbepaald moment. Het is
een momentopname.
2. Longitudinale statistieken
Onderzoeken dynamische processen van demografie waar evolutie continu zichtbaar is. Het
is zoals een film.
Zo kan rijksregister (loop van de bevolking van dag tot dag - long) tegenover een opiniepeiling
geplaatst worden (kiesgedrag moment – trans). Na stop volkstellingen met socio-econ enquêtes gaan
werken.
2.3 Het berekenen van de statistische waarden
2.3.1 De centrummaten
2.3.1.1 Het gemiddelde
Indien te veel gegevens dan berekenen van het gewogen rekenkundig gemiddelde.
SOM (klassenmidden x frequentie)
μ=
n
Klassen Frequentie Klassenmidden x Frequentie
Klassen bepaald waarbinnen Aantal keer dat waarde binnen de Midden tussen laagste en hoogste
resultaten voorkomen. klasse voorkomt. Som alle frequenties waarden van een klasse x frequentie.
[0-2[ Waarde 1 ingebrepen en =n
waarde 2 niet inbegrepen
2.3.1.2 Mediaan
Rangschikking van laag naar hoog en dan middelste waarden. Bij een even rij neem je gemiddelde
van 2 middelste getallen.
2.3.1.3 Modus
Waarde die het meest voorkomt of het midden van de klasse met de hoogste frequentie.
2.3.2 Spreidingsmaten
2.3.2.1 Variatie of schommeling
Het verschil tussen de hoogste en de laagste waarden, geeft geen beeld verdeling tussen 2 extremen.
Delen door n bij exhaustieve databanken. Delen door n-1 als het een steekproef is.
SOM ( klassenmidden−μ )2 x frequentie
σ 2=
n of n−1
2.3.2.2 Standaardafwijking
Maat spreiding van de gegevens rond een gemiddelde waarden of de gemiddelde afwijking van het
gemiddelde. Weergegeven in een symmetrische, klokvormige kromme, Gauss-curve.
√
2
SOM ( klassenmidden−μ ) x frequentie
σ=
n of n−1
3
, 2.3.4 Relaties – samenhang
2.3.4.1 Correlatie – spreidingsdiagram – regressielijn
Regressieanalyse = Houdt zich bezig met zoeken relaties van lineaire en niet- lineaire aard. Eerst
wordt er gezocht naar de correlatie door het maken van een spreidingsdiagram. De statistische
samenhang van een groot aantal metingen kan verduidelijkt worden door constructie regressielijn.
Correlatie kunnen we berekenen met correlatiecoëfficiënten.
Correlatie wil niet altijd zeggen dat er oorzakelijk verband bestaat. Pas bewijzen door
interpretatie van de gegevens door verder onderzoek. Als alle correlaties en beïnvoedende
factoren gevonden zijn, kan oorzaak aangewezen worden.
Het spreidingsdiagram
Met 2 variabelen een grafiek maken. Als er een correlatie is dan zullen x en y- waarden ongeveer
even groot zijn en is zichtbaar als een wolk punten die diagonaal over het diagram loopt.
De regressielijn
Een rechte lijn die het beste past bij alle gegevens. De wederzijdse relatie of correlatie tussen 2
elementen kan positief, negatief of geen verband hebben dus geen correlatie. Dit is goed te zien uit
het verloop van de regressielijn.
De correlatiecoëfficiënt
De relatie die omschreven wordt volgens het verloop van de punten op het spreidingsdiagram, en
gevisualiseerd wordt door de regressielijn, kan aangeduid worden door 1 cijfer = r.
r=1 Liggen alle waarden op de regressielijn en is het verloop stijgend.
positieve correlatie
r = -1 Liggen alle waarden op de regressielijn en is het verloop dalend.
negatieve correlatie
r=0 Spreiding van waarden willekeurig
geen correlatie
-1 < r < 1 Spreiding van waarden veel tot weinig overeenkomend en is dalend of stijgend.
grote tot kleine correlatie
De correlatiecoëfficiënt van Spearman gebeurt met behulp van de rangorden van n elementen.
1. Alle x en y-waarden gesorteerd volgens grootte in rangorden.
2. Verschillen opgetekend tussen de rangorden voor elk element (=d).
3. Volgende formule toegepast.
n = aantal gegevens
2
6 x d d = verschil in rangnummer
r =1− 3
n −n
2.3.4.2 De Lorenz-curve
Grafiek die verspreiding of concentratie van een verschijnsel over ruimte of
kenmerk van de bevolking na te gaan. vb: verdeling rijkdom. Door een
cumulatieve frequentieteabel kan. er een grafiek getekend worden die de
concentratie weergeeft. De kromme lijn is de concentratiecurve. De
diagonaal geeft mogelijk resultaat indien de verdeling tussen de 2 waarden
gelijkmatig zijn. Dan is er een gelijkmatige verspreiding. Hoe verder de
concentratiecurve afwijkt van de diagonaal, hoe geconcentreerder X is tov y.
4