Aardrijkskunde vakinhoud
Geopolitieke wereldorganisatie
1. Inleiding
Geopolitiek = onderzoekt wisselwerking tussen politieke handelen van leiders van een land of volk en
brede geografische ruimte waarin dit land of volk zich bevindt.
2. Thema geopolitiek in de nieuwe eindtermen
In 2de graad staan mondiale ruimtelijke verbanden herkenbaar in landschappen centraal. Dit uit zich
in de thema’s demografie en economie.
A-stroom = 9.1, 9.2 en 9.5
B-stroom = 9.1, 9.2 en 9.3 hier vooral losse blokken waarin horizontale relaties worden gelegd.
3. Basisbegrippen in de geopolitiek
3.1 Geopolitiek en politieke geografie
Friedrich Rätzel lanceerde rond 1930 het begrip geopolitiek en gebruikte ook voor tijdschrift waarin
menselijke activiteiten binnen geog kader werden besproken. Hij bedoelde met Lebenraum de geog
ruimte die nodig is om bepaald bevolkingsroep te laten overleven om alle mogelijkheden te bieden
die zij nodig hebben voor econ ontw. Kreeg vaak negatieve connotatie, want gebruikt door
nationalisten die de term eigen maakte.
Nu begrip andere lading; ecologische voetafdruk = middel duurzaamheid van menselijke sl te
kwantificeren. Dus hoeveel geog ruimte we consumeren om dit leven te leiden.
Nu ook geopol striktere invulling en nadruk op controle verwerven of behouden over stuk
territorium om pol en soc doelen te bereiken.
Geopolitiek Bestudeert effect G op internat pol en relaties. Wil deze internat pol
= analysemethode gedragingen verklaren vanuit G variabelen zoals klimaat, topo, demografie,
lokalisatie, natuurlijke bronnen en technologische + en -.
Politieke activiteit Vertaalt de menselijke wens naar macht, invloed en realiseren van
persoonlijke en publieke doelen.
Politieke geografie Bestudeerd pol organisatie, ruimtelijke impact ervan en R gevolgen van pol
processen op diverse schaal.
Politieke kaart Resultaat van eeuwenlang aanpassen, onderhandelen en bijsturen tussen sl.
3.2 Territorium
Territorium = grondgebied door dier, mens of groep beschouwd wordt als directe leefruimte en door
onderhandeling, pol beslissingen of oorlog bepaald wordt.
1986, Robert Sack zei territorium voor mens belangrijk voor constructie van pol en soc ruimte dus
groot verschil met dieren, want zij puur verdedigen.
Grondgebied met bijzondere status vb: N territorium in Australië
Criteria voor typering territoria
Grootte Lokalisatie
Geen relatie tussen grootte, Bepaalt pol en socecon toestand van een land. Men bedoelt ligging tov
bevolkingsaantal, hoeveelheid mainstream van econ activiteiten, lokalisatie van belangrijke grondstoffen
grondstoffen, ontwniveau. Toch en bruikbare klimaatsgebieden.
vaak grote landen machtig. - Plaats: vertaald naar naam van de plaats. vb: Gent
- Site: preciese ontstaansplaats bepaald fysische en menselijke factoren.
- Situering: positie tov andere, ruimtelijke context, plaatsgevoel.
1
, Vorm
Speelt grotere rol in ontw transport en communicatie + kans conflicten.
- Compact: goed uit te bouwen vanuit centraal punt, alle plaatsen snel bereikbaar vanuit centrum en grens
goed verdedigbaar.
- Gefragmenteerd: meerdere losse stukken die interactie en centraal bestuur moeilijk maakt. Brengt veel
kosten mee en fragmentering door water kunnen andere staten veroorzaken. vb: Filippijnen
- Langgerekt: smal en zo weinig efficiënt bestuurd, want vele delen ver van hoofdstad en vaak grote
verschillen in klimaat, vegetatie en cult die zorgen voor weinig cohesie. vb: Chili
- Uitpuilend: compact van vorm + uitsteeksel, vaak ontstaan uit strategische redenen zoals bv toegang tot
hulpbron (R Congo) of scheiden van 2 andere landen (Afghanistan). Bewoners vaak geïsoleerd.
- Geperforeerd: omgeven door andere landen en bevatten enclaves. Soms enclaves zelfstandig, maar
stabiliteit kan ondermijnd worden. vb: Lesotho
Exclave = enclave gezien door eigen land, behoort pol, maar niet geografisch tot land.
vb: likoma-eiland van Malawi, maar omgeven wateren Mozambique.
3.2.1 Organisatie van het territorium: centrum-periferie
Organiseren van het territorium met oog op econ en soc vooruitgang is 1 belangrijkste drijfveren van
pol activiteit. Jonge staten verplaatsen hoofdsteden naar te ontw regio’s als onderdeel van bewuste
pol strategie zoals Brasilia. Staten durven wijzingen aanbrengen aan federale structuur omdat deze
dan econ beter fuctioneert.
Minder periferie = meer werk en geld in centrum tgv de uitkantjes.
Unitaire landen hebben sterkst ontw centrum, dichtst bevolkt en geconcentreerd pol macht
en econ groei. Hoofdstad meestal in centrum en is dominant in econ-pol organisatie. Meer
periferie. vb: Brussel in België.
Federale staten verdelen concentratie functies over regio’s en ontstaat er asymetrisch
federalisatie waarbij lokale autonomie aan belang windt. Minder periferie vb: Duitsland
3.3 Grenzen
Grens = afbakening gebied waarop rechten gelden.
Meer dan lijnen in landschap, verticale plaat die door lucht en ondergrond snijdt; grens van de staat.
Vaak zichtbaar en tastbaar in landschap.
Grens vastleggen:
1. Buurlanden bereiken overeenkomst over ruwe positie grens.
2. Exacte ligging van grenspunten vastgelegd door coördinaten.
3. Punten markeren in landschappen door betonnen platen, hekwerken, …
Grijze zone = geen duidelijke grenslijn tussen landen.
vb: neutrale zone tussen S-A e nIrak.
Maritieme staten hebben zee- of oceaangrens die omgeven wordt door territoriale wateren en een
econ zone. Territoriale wateren vastgelegd in de United Nations Convention over Zeerecht (UNCLOS)
en beslaan zeestrook van 22 km vanaf gemiddelde laagwaterlijn. Zo terriotoriale wateren beschouwd
als onderdeel territuorium + luchtruim erboven en ondergrond. Maritieme staten ook aansluitende
econ zone (EEZ) met max breedte van 370,4 km waar staat alle recht heeft op econ exploitatie zoals
visvangst, mijnbouw, olie en vervuiling. Kan aanspraak maken op uitbreiding tot 650 km wanneer
continentaal plat voor kust breder is en niet botst met rechten van ander land.
2
,Grenzen scheiden dus territoria, vaak onzichtbare lijnen in landschap met zichtbare gevolgen in
grenszone. Morfologisch 2 soorten grenzen: natuurlijke en politieke. Natuurlijke bepaalt door
fysische elementen en pol door verdragen, vastgelegd ongeacht de geografie van gebied. Dus geen
relatie met fysische.
Morfologisch
Type natuurlijke grens Type politieke grens
Gebergte Breedte- of lengteligging
Vallei-en waterloop Taalgebied of cultuurgebied
Waterscheiding Frontlinie
Meren
Woestijn
Woud
Zee- en land
Zee of oceaan
Op kaart 2 grenstypes: etnische en geometrisch. Laatste is louter getrokken lijn op kaart en eerste
bepaald door etnische groepen, taal en godsdienst. Verder indelen obv genese en stelt men de vraag
grens voor of na komst cultuurlandschap. Richard Hartshome bakent 3 soorten af:
Etnisch
Antecedent boundaries Subsequent boundaries Relict-boundaries
Gebied vastgelegd voor Vastgelegd na moeizame onderhandeling. Bestaan niet meer,
bevolkt werd of lage - consequent: rekening woongebieden wel zichtbaar in
bevolkingsdichtheid. etnische groep. landschap.
Vb: Brazilië&Colombia - opgelegd: geen rekening etnische groep. Vb: O&W Duitsland
Vb: verdeling Afrikaans continent
Superimposed = op lengtelijn zoals Indonesia en Papua NG.
Grensconflicten zo oud als bestaan staten. Wanneer meeste grenzen vastgelegd nog maar beperkte
kennis delfstoffen en nu veel grensconflicten obv terugvallen verdeling grondstoffen of luchtruim. vb:
Kaspische zee volgens Iran zee, maar Sovjet zegt meer. Voor Iran beter kwalificatie zee om de olie.
Na WOII helft alle staten betrokken bij grensconflict. Kan 4 vormen aannemen:
1. Discussie wettelijke taal van grensakkoord.
2. Discussie ligging grens.
3. Discussie manier waar grens dient te functioneren.
4. Discussie rechten op ondergrond.
3.4 Marimiteit
Marimiteit = maat hoeveelheid zeegrens land bezit (km), zeegrenzen tov aantal km andere grenzen.
- Eilanden enkel zeegrens marimiteit = 1 vb: België
Lengte grens: 737 km
- Schiereilanden 2/3 zeegrens marimiteit = 0,5-1 Lengte zeegrens: 67 km
- Kuststaten ½ zeegrens marimiteit = 0 – 0,5 Lengte landgrens 670 km
Maritimiteit: 1/11 = 0,09
- Binnenstaten geen zeegrens marimiteit = 0
3.5 Staat en natie
Staat = Pol eenheid dat federale regering vormt of onafhankelijke pol eenheid met soevereiniteit
over een territorium. Controle over binnen- en buitenlandse zaken, erkend door intern gemeenschap
als staat.
Natie = groep mensen met gemeenschappelijke cult, levend op vast territorium, gebonden door
sterke eenheid obv gemeenschappelijke waarden en gebruiken. taal, religie, emotie, cult, …
3
, Natie en staat geen zelfde begrippen, maar relatie vaak historische en etnische connotatie.
vb: FR natiestaat waar inwoners behoren tot gemeenschap met gemeenschap ges. Toch is bevolking
versmelting van verschillende cult.
vb: Hongarije, natie groter dan staat; veel Hongaren wonen in buurlanden.
vb: Joegoslavië, natievorming werkt niet; staat zonder natie met veel etnische conflicten.
Bij staatloze natie bevolking geen territorium of eigendom, ook niet binnen grotere mulcicult staat.
vb: Palestijnen kregen eindelijk in ’90 territoriumfragmenten als basis voor Palestijnse staat. Vandaag
nog steeds 6 miljoen Palestijnen in buitenland.
vb: Koerden leven 20 milj mensen verspreid over 6 staten. In 1991 een Kurdisch Security Zone in Irak
en kan uitbreiden, maar verzet van Turkije. Huidig conflict M-O brengt droom Koerden dichterbij;
onafhankelijk Koerdistan binnen Iraakse Failed State. Opkomst Islamitische Staat in N Syrië en Irak
sleept Koerden mee in conflict.
Vastleggen territorium als mogelijke basis voor ontw van een staat is relatief nieuw met absurd punt;
territoriale verdeling Zuidpool. Greenpeace introduceerde Antartic Treaty Sytem (ATS) en legt zo
internat relaties tov Antartica vast. Enkel wet onderzoek is mogelijk en geen militaire acties.
7 staten territoriale claim zoals Chili, Argentinië, FR, Noorwegen, Australië, Nieuw-Z en UK.
Staten zijn en blijven bouwblokken van internat maatschappij. Staat vertegenwoordigd natie op
internat arena op vlak van:
- Grondstoffen en energiebronnen verwerven.
- Markten creëren voor producten.
- Veiligheid garanderen door samenwerking.
Regering dus altijd inversteren in betrokkenheid van bevolking en zo te streven naar nat pol cult
die etnisch pluralistisch is. Dit laatste is doel en meeste internat porblemen gevolg van andere
realiteit.
Staten kunnen verzwakken en uiteenvallen, zo worden grenzen
betekenisloos en in ‘ontstaatste’ gebieden ontstaan nieuwe
machtsconstructies: Failing States. Zoals uiteenvallen Syrië na
Arabische Lente vanuit rebellie tegen regime en Syrië die al lang
opgesplitst is in verschillende machtsgebieden.
Nieuwe machtsstructuur die ontwikkelde was Islamitische staat
ten koste van reststabiliteit van Syrië en Irak, hun structuren
kunnen hierdoor blijvend in gevaar komen. De sterkte van IS
kwam uit zwakte van staten op grondgebied waar ze actief zijn.
Staat die niet meer voor zijn inwoners kan zorgen.
Externe bescherming
1) Eerst wij helpen en dan zeggen doe het maar zelf.
2) vb Somalië, ontstaan koninkrijkjes en niet bestuurd als 1 groot
geheel. 2 en 3 vallen samen
4) Vb Irak, binnnen in ontstaan kleine cellen die zich ontwikkelen.
Land bestaat nog en cellen willen groeien, in 2 willen die cellen
niet echt groeien.
4