POSTMODERNIZATION
0. INLEIDING
CRISIS VAN SOCIOLOGIE
Topic van deze lessen = De autoriteit van de wetenschap en hoe de autoriteit van vandaag niet meer is wat het was.
Er zijn massale betwistingen die verontrustend zijn. Meeste sociologen maken een onderscheid tussen de nonsense
die mensen geloven en de kennis van sociale wetenschappers over wat is waar. Onderscheid tussen wat mensen
geloven en wat waar is. Dit binaire onderscheid is niet meer as farmely in place as it used to be. Door de corona crisis
is er een wijdverspreide distrust in virologen, academics,.. mensen geloven hen gewoon niet. Er zijn twee manieren
om hierop te reageren:
-‐ Hard science: Ze moeten gewoon accepteren wat wij hun zeggen. Shut up. à standaard antwoord in
academische wereld
-‐ Social science: meer debatable à we hebben twijfels over of dat onze kennis superieur is ten opzichte van
andere mensen hun beleving van deze wereld. Het onderscheid over wat mensen geloven en kennis van
sociale wetenschappers (superieur) die je kan gebruiken om mensen hun geloof te corrigeren
à cultural understanding of the world (gewone mensen) VS sociologische kennis over de wereld is not in place
as it used to be
‘60/’70: twijfels over of sociologische kennis superieur is aan kennis van de gewone mens. Er is een stijging van twijfels
over mogelijkheden van objectieve, waarheidsgetrouwe, neutrale kennis over hoe dingen echt zijn. Deze periode
wordt daarom de crisis van sociologie genoemd. Er zijn verschillende visies over of die crisis nog bezig is of dat we er
al voorbij zijn (prof gelooft dit laatste). Welke veranderingen in de sociologie zijn er dan gemaakt om die crisis te
overwinnen? = Cultural turn in sociologie = cultuur, mensen hun geloof en begrippen over de wereld worden serieus
genomen. Het maakt niet uit of het waar is of niet, ze worden niet meer gecorrigeerd door de zogenaamde superieure
sociologische kennis. Mensen handelen vanuit hun geloof dus dat geloof is belangrijk.
Twee specialisaties in sociologie die niet caren over wat waar is of niet:
1. Sociologie van de religie: Issue over wat mensen geloven waarheid is of niet, dat speelt hier geen rol. ‘Bestaat
God echt?’, daar wordt niet over gediscussieerd hier. Het gaat er over dat er een hele groep is die gelooft dat
God bestaat en die hiernaar handelen. Hun geloof informeert hun gedrag, niét wat waar is. Soms kan het
geloof waar zijn, maar dat is bijzaak vanuit een cultureel sociologisch perspectief.
2. Sociologie van de wetenschap: proberen te begrijpen vanuit sociale factoren hoe wetenschappers bepaalde
claims over de wereld accepteren of afwijzen (waar vs niet waar). Of het echt waar is, is een non-‐issue.
Bekijken hoe culturele begrippen over de wereld een rol spelen in hun acceptatie van de authority of science
over het algemeen/in onderzoeken.
Vandaag de dag zijn er veel struggles over of wetenschappers zoals virologen echt kunnen zeggen of iets
waarheid is niet. Hun begrip over de wereld is superieur in vergelijking met leken. Daar is twijfel over en
daardoor ontstaat er bezorgdheid in de academische wereld: als dingen die een idioot zegt even waar zijn als
dingen die bv een viroloog zegt (die jaren lang onderzoek heeft gevoerd), dat is vreemd.
Vanuit cultureel sociologisch perspectief moet je je afvragen: Hoe kan je begrijpen dat mensen
wetenschappelijke onderzoeksbevindingen niet serieus nemen? à Antwoord: non sense waarin mensen
geloven (cultural understandings of the world) spelen een rol in het niet geloven van wetenschappelijk
onderzoek.
à DUS: De nonsense waarin mensen geloven is belangrijk
à Vandaag de dag is er dus meer kritiek op de authotiry van science vanuit de samenleving, MAAR: Het idee dat
academisch onderzoek neutrale kennis wordt ook in twijfel getrokken binnen de academische wereld (bv. in
sociologie/filosofie)! à je verwacht het omgekeerde: wetenschap wordt meer serieus genomen en religie minder
(maar is niet waar)
READINGS
1. Wat zegt de auteur? Zorg dat je begrijpt wat the core van het argument is à geen details, wel grote lijnen
2. Begrijp je wat de auteur beargumenteerd?
Ook al begrijpen we wetenschap als het nastreven (the persuit) van objectieve kennis, het neemt altijd plaats in een
sociale, culturele en historische context.
1
,Hoe kom je dan tot objectieve kennis? Je hebt een aantal dingen nodig. Er zijn sociale en culturele randvoorwaarden
(preconditions):
0. Taal: je hebt taal nodig als wetenschapper om te kunnen doen wat je wil doen. Je moet praten over en
bediscusiëren over wat je wilt doen. MAAR: verschillende talen beschrijven de wereld op een andere manier.
1. Institutions: er is een manier nodig om alles te organiseren. Je moet uitzoeken hoe je deze wetenschappers
gaat coördineren om die practice te kunnen uitoefenen. MAAR: er zal onvermijdelijk een hiërarchische
structuur komen komen. Er zullen verschillende vormen van ongelijkheid komen en verschillende
powerdynamics.
2. Spokes people/vertegenwoordigers: Ze hebben mensen nodig die hun boodschap gaan communiceren.
We gaan wetenschap moeten begrijpen zoals het is: Science as a material cultural practice. Het kan niet plaats nemen
buiten de SL. Samen met alle moeilijke en messy dingen die dat met zich meebrengt (cultuur, macht, ongelijkheid,…),
die de activiteit gaan mediëren.
Hoe we wetenschap begrijpen is ook verbonden (bound up) met hoe we het verhaal vertellen van onze society en in
een zekere zin van hoe we onszelf begrijpen en wat we waarderen. Dit betekent dat we nooit helemaal neutraal
kunnen zijn. Hoewel de wetenschap neutraal zou willen zijn, het verhaal wat verteld wordt over deze wetenschap, is
nooit volledig neutraal à Wat zijn de doelen of functies die verhalen spelen? Waarom worden sommige verhalen
verteld over wetenschap en wie wordt er beter van?
à Alle artikels gaan op een of andere manier dit perspectief over wetenschap innemen.
2
, 1. OVERCOMMING DIFFERENCES: THE PROMISE OF SCIENCE (TOULMIN &
SEIDMAN)
Als iedereen wetenschap accepteert en de wetenschap blootlegt hoe alles in een zit, dat is goed voor de wereld. Maar
kan wetenschap dat wel doen? Het is wat complexer en genuanceerder dan dat.
Toulmin:
-‐ Conflict in Europa: mensen met ander geloof werden vermoord. Er was een premium op wetenschap: dit
conflict overwinnen.
-‐ Science can overcome differences
Seidman:
-‐ Postmodernist
-‐ Vindt het onmogelijk dat wetenschap neutrale blik over de wereld kan scheppen
-‐ Marx: wat hij zegt dat de waarheid is, is moral discourse
-‐ Tegenovergestelde van science can overcome differences
A. TOULMIN: WAT IS HET PROBLEEM MET MODERNITEIT?
INLEIDING
Waaraan denk je als je het woord ‘moderniteit’ hoort?
-‐ Rationaliteit
-‐ Charlie Chaplin
-‐ Technologie
-‐ Revolutie
We hebben allemaal ons idee van wat modern is en dat wordt ons aangeleerd. Toulmin schrijft in de jaren 90. Hier
was postmodernisme betwist (contested). Het daagde ideeën over moderniteit uit. Er is een onderliggende consensus
over wat de shift naar moderniteit is. Het heeft op vele vlakken te maken met rationaliteit en wetenschap. Er is een
vermindering van een religieus wereldbeeld en het opkomen van een rationele manier/approach van denken over de
wereld en the way of life.
STANDARD ACCOUNT
Wanneer Toulmin een student was, was dit precies hetgeen wat hem aangeleerd was. Hij heeft het over de standard
account of modernity =
0. Wanneer: Moderniteit is gestart/geboren in de 17de eeuw.
1. Condities die hiertoe hebben geleid: tussen 1600 en 1680 was er een periode van vrede en voorspoed. De
kwaliteit van het leven steeg, en er was een periode van verhoogde intellectuele vrijheid. Dit zorgde ervoor
dat Descartes, Galilei en Newton de ontdekkingen konden doen die ze hebben gedaan.
o Het enige wat de progressie van wetenschap onderdrukt, is dogmatisme (= een leerstelling die door
een religie, ideologie of organisatie als onbetwistbaar wordt beschouwd. Een dogma is een concept
ter onderbouwing van een gedachtegoed, daarom wordt de aanhanger van dit gedachtegoed geacht
er niet van af te wijken en het nooit aan te vechten) en intellectuele beperkingen (constraints). Als je
die verwijderd, dan komen mensen in aanraking met de waarheid.
2. Impliciet in dit idee is dat wetenschap autonoom vordert, volgens zijn eigen interne logica, het is niet
afhankelijk van andere (bv. sociale, culturele en economische) condities.
TOULMINS VISIE
Toulmin daagt deze standard account uit. Hij vraagt zich af waarom dit de standaard account was, want hij vindt dat
dit niet klopt, omdat:
1. Het was zeker geen periode van vrede en voorspoed. Er was de 30-‐years war in die periode, er waren politieke,
economische en religieuze strives.
2. Het was geen periode van betere intellectuele vrijheid. Er waren meer beperkingen, meer dogmatisme. Die
drie personen (D, G & N) waren zich erg bewust van de religieuze beperkingen die werden opgelegd aan hun
gedachten/ideeën.
3. Wat we het framework van de moderniteit noemen, komt niet autonoom.
VOOR 17TH CENTURY
Wat is er voor 17th century gebeurd volgens Toulmin? Was het een gain (zoals de standard account zegt) of een loss?
3
, à de Renaissance: gekarakteriseerd door humanisme. Volgens Toulmin was de geboorde van moderniteit tweeledig
(two pronged). Moderniteit verscheen in twee fases (shift van first modernity naar scientific modernity):
1. First modernity: Literaire, artistieke moderniteit (Renaissance). Een tijd waarin veel moderne ideeën
were taken for granted. Ze waren bekend voor ons. Ideeën over explorting the human diversity, belang
van individualiteit, the sacredness of humanity.
a. Meer intellectuele vrijheid dan wat er zal volgen. Open to free expression. Openness to human
experience Ze willen praten en schrijven over zaken, terwijl dit 50 jaar later gecensureerd wordt
door de kerk.
2. Scientific modernity
VIER VERSCHILLENDE SHIFTEN TUSSEN 16 en 17DE EEUW
1. Oral à Written
-‐ Oral based knowledge: Speech, from person to
Oral Written
person. Het is cultuurspecifiek. Contextual. Het
Particular Universal
betreft specifieke verhalen en karakters. Embodied.
Het is niet enkel het verhaal zelf, maar ook hoé je het Lokaal Algemeen (general)
verteld. Timely Timeless
-‐ Tekst based knowledge: radicale decontexualisering = het neemt de nuance en rijkheid weg. Wanneer
je er bent in persoon dan kan je bodylanguage lezen of zo. Een tekst is voor iedereen hetzelfde
wanneer die deze leest.
2. Particural (Aristotels) à Universal (Plato)
-‐ Particular: The good life was the good life for a community, for a person. Je kon niet radical je ideeën
over wat het goede leven is of wat je ethiek is verwijderen van de specifieke plek en tijd.
-‐ Universal: Disembodied understanding of the goodlife = tijdloos.
3. Local à General
-‐ Local: Valueing of local knowledge. Verschillende culturen hebben veschillende opvattingen over hoe
te leven. Deze menselijke diversiteit moeten we waarderen.
-‐ General: Growing sense of dogmatism: er is één manier om iets te doen. Je waardeert niet het lokale,
maar het algemene, universele. Iedereen moet het op dezelfde manier doen.
4. Timely à Timeless
-‐ Timely: Wat is het juiste om te doen, gezien de specifieke omstandigheden?
-‐ Timeless: Geen vragen stellen in context. Wat is het juiste om te doen? het maakt niet uit wat de
condities zijn: the way to live, is the way to live.
à Deze shift betekenen een nieuw begrip van wat kennis/waarheid is.
This shifts characterised what occurred between 16th and 17th century. It’s not difficult to see that he really sees it as
a loss (hier zijn vele fundamentalisten het echter niet mee eens).
WAAROM HEBBEN DEZE SHIFT PLAATSGEVONDEN? WAT HEEFT DIT GEMOTIVEERD?
Crisis, conflict, strive. 30-‐years war. Het was een privilige om diversiteit te waarderen, maar door de extreme religous
strive, werd the quest to certainty aantrekkelijk, as means to secure some degree of stability.
Er zijn twee readings hierover:
-‐ Binine (goedaardig): gezien de crisis en strive, wordt er een common ground gecreeërd en wetenschap
wordt een nuttig middel om dat te doen (a usefull mean to do that).
-‐ Een manier voor elite om hun eigen wereldbeeld op een universele manier te concretiseren en
initiëren = powermove à Reflects a mean: we are all struggling, all fighting, maar we hebben de
waarheid, the one universal truth!
à = Toulmins view.
Opmerking Dick: It’s not only about power. National identities become more important, because the world is chaotic.
Dingen zijn niet meer duidelijk en dat creërt een soort van respons quest for certainty: wie zijn wij? Wie zijn zij? Ze
zoeken info over we zie zijn en hoe meer chaotisch de wereld wordt, hoe meer je dat ziet gebeuren. Voorbeeld 1:
Schotland. De Schotse identiteit is fueld (aangewakkerd) door unifing with Europe, omdat ze Europa leuker vinden dan
Engeland. Voorbeeld 2: Extreemrechts treks witte mannen aan, want ze zien dat nu ook vrouwen sterker worden en
dat zorgt voor onzekerheid. Ze willen terug in hun right staan.
à Er wordt dus zekerheid gezocht in politiek én in wetenschap.
4