ONDERNEMINGSRECHT
DEEL 1 – FUNDAMENTELE ELEMENTEN VAN HET
ECONOMISCH RECHT
HOOFDSTUK 1 – BRONNEN ECONOMISCH RECHT
Regels economisch recht terug te vinden in internationale & nationale wetgeving. Naast wetgeving, ook
rechtspraak, rechtsleer en gewoonte van belang.
1. WETGEVING
1.1 NATIONALE WETGEVING
Hiertoe behoren de federale wetten, zoals:
Het Wetboek van Economisch Recht (WER), bestaat uit verschillende thematische wetboeken, genummerd
met romeins cijfer.
Hoewel codificatie doel is, is er toch 1 boek met definities en 1 met algemene principes, 1 boek over
controle en sancties
Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (4april 2019)
Het Burgerlijk Wetboek (BW). Belangrijke regels uit burgerlijk recht gelden in economisch recht evenzeer.
Los van de wetten kunnen er ook Koninklijke besluiten worden uitgewerkt. Dit zijn besluiten door koning
worden genomen en nodig zijn voor uitvoering bepaalde wetten. Ministers soms individueel optreden via
Ministerieel besluit (bvb. Voor dringende maatregelen corona)
Pandemiewet (20aug 2021) = een wettelijk kader gecreëerd om maatregelen te treffen in ‘epidemische
noodsituaties’.
Regionale wetgeving, nl. de decreten en de besluiten van de gemeenschappen en de gewesten (in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest heten die respectievelijk ordonnanties en verordeningen).
1.2 HET INTERNATIONALE RECHT
- Rechtsregels uitgevaardigd door supranationale politieke instellingen, aandacht geschonken worden aan recht
van de Europese Unie.
Op grond van EU-Verdrag worden doelstellingen van de EU vooral verwezenlijk door 5 instellingen: het
Europees Parlement, de Raad, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de EU en een Rekenkamer.
- Het Europees Parlement en de Europese Raad = wetgevende organen van EU. Ze werken voor de meeste
aangelegenheden op voet van gelijkheid. Het initiatiefrecht om wetgeving voor te stellen berust enkel en alleen
bij de Europese Commissie
Binnen de Europese Unie bestaan er 3 wetgevende instrumenten:
∙ De richtlijnen bevatten rechtsregels die door de nationale overheid van de lidstaten verplicht moeten
worden opgenomen en verwerkt in de eigen wetgeving. De nationale overheden moeten de door de
richtlijn beoogde resultaten bereiken, maar behouden de bevoegdheid om vorm en middelen te kiezen.
, in België worden bepalingen van richtlijnen in federale wetgeving opgenomen door wetswijzigingen op
initiatief federale regering. Door deze wetten wordt Belgische wetgeving aangepast aan inhoud diverse
richtlijnen.
Belangrijkste soort richtlijn: harmonisatierichtlijnen = richtlijnen die worden uitgevaardigd om inhoudelijke
verschillen tussen wetgevingen van lidstaten geleidelijk aan weg te werken.
∙ De verordeningen: bevatten een algemene en volledige reglementering die rechtstreeks van toepassing is
in alle lidstaten. Wetgevende initiatieven vanwege de nationale overheden zijn hier m.a.w. niet vereist en
niet toegelaten.
∙ De besluiten: bevatten bijzondere besluiten die enkel op de uitdrukkelijk aangeduide bestemmelingen
(staten, ondernemingen of personen) van toepassing zijn.
De Europese wetgeving kan geconsulteerd worden via www.eur-lex.europa.eu
1.2.1 HET TRADITIONELE INTERNATIONAAL RECHT
Bi- of multilaterale verdragen tussen soevereine staten bvb. Het Weens Koopverdrag = VN- verdrag inzake
internationale koopovereenkomsten van roerende zaken.
2. RECHTSPRAAK
∙ Het geheel van beslissingen uitgesproken door diverse rechtscolleges = rechtspraak
∙ Hoewel rechtspraak juridisch niet bindend is, is ze toch een belangrijke rechtsbron. Rechterlijke uitspraken
van (andere) rechters vormen een precedent waarnaar rechters kunnen teruggrijpen bij hun beoordeling
van een zaak.
∙ In kader Economisch recht uitspraken van de OR en van de hoven van beroep + Hof van Cassatie van
belang.
3. GEWOONTE
Gewoonterechtelijke regels zijn gebaseerd op welbepaalde en herhaalde handelswijzen die als algemeen
verbindend worden aanvaard. De wetgever verwijs er soms naar.
Daarnaast zijn er nog de gebruiken die in bepaalde sectoren gelden, bv. in de diamentensector.
4. RECHTSLEER
Het geheel van studies geschreven door rechtsgeleerden. De rechters zijn niet gebonden door deze studies,
maar de rechtspraak wordt er wel door beïnvloed. Het is een indirect rechtsbron.
HOOFDSTUK 2 – DE ONDERNEMINGSRECHTBANK
Als er in ondernemingszaken een discussie rijst, dan wordt die vaak gebracht voor de OR die het geschil dient
op te lossen. In graad van beroep is het het hof van beroep dat veelal bevoegd is.
Voor rechtbank dient een welomschreven procedure te worden gevolgd. Vaak is het, gelet op deze vormelijke
spelregels aangewezen een beroep te doen op een advocaat als men een procedure wil opstarten of
gedagvaard wordt.
Werking en organisatie rechtbanken is vastgelegd in Gerechtelijk Wetboek.
,1. SAMENSTELLING
Er is een OR in elk ambtsgebied van het hof van beroep. Er zijn 9 OR. Sommige hebben lokale afdelingen.
Afdeling OR telt meerdere kamers, afhankelijk van grootte afdeling. Elke kamer bestaat uit voorzitter (een
beroepsmagistraat) en 2 lekenrechters. Deze bijzitters komen uit het bedrijfsleven.
∙ Lekenrechters = hooggeplaats, weten goed wat het ondernemingsleven is, ze geven advies en oordelen
mee. Hebben inspraak in vonnissen. Ze worden voor 5j benoemd door Koning. Ze krijgen een
zittingspenning (kostenvergoeding), ze doen dit omdat ze dan worden uitgenodigd op recepties, …
∙ Magistratuur = magistraten onder elkaar
∙ Rechtbank bijgestaan door griffier en moet in een aantal gevallen advies horen van een magistraat van
Openbare Ministerie (parket). Het ambt van het Openbaar Ministerie wordt waargenomen door de
Procureur des Konings, bijgestaan door substituten.
∙ Erkende bemiddelaar = zonder rechtbank, moeten geen advocaten zijn (mag wel) laten 2 partijen tot
akkoord komen.
2. BEVOEGDHEDEN
De OR is bevoegd voor alle geschillen tussen ondernemingen. Een niet-onderneming die een vordering tegen
een onderneming instelt, kan die eveneens voor OR brengen. Andersom niet!
Als onderneming procedure wilt starten tegen niet-onderneming zaak moet voor vrederechter/ rechtbank
eerste aanleg gebracht worden.
OR daarnaast bevoegd voor aantal specifieke geschillen ongeacht bedrag, zelfs als partijen geen onderneming
zijn (bv. geschillen tussen vennoten van vennootschap).
3. PROCEDURES
De gewone procedure kent 3 kernmomenten:
∙ Dagvaarding (=waarbij eiser verweerder voor bevoegde rechtbank brengt)
∙ De openbare terechtzitting (= waar partijen hun zaak bepleiten)
∙ Het vonnis (=waarin rechter oordeel velt over geschil)
Daarnaast zijn er ook de verkorte & buitengewone procedures. In spoedeisende zaken kan voorzitter bvb. In
kortgeding maatregelen treffen.
In B2B-relaties bestaat een bijzondere procedure voor de invordering van niet-betwiste geldschulden. Deze
verloopt via een advocaat, die zaak kan doorsturen naar gerechtsdeurwaarder = maant laatste maal aan. Bij
gebrek aan reactie maakt gerechtsdeurwaarder proces-verbaal van niet- betwisting op. Proces-verbaal heeft
dezelfde waarde als een klassiek vonnis.
Bvb. Ond A moet factuur betalen aan ond B = niet via rechtbank (veel geld en tijd) verloopt via advocaat.
, HOOFDSTUK 3 – HET BEWIJS IN ONDERNEMINGSZAKEN
Bij een discussie (die eventueel ook voor de rechtbank komt), is het essentieel dat men het bewijs kan leveren
van wat men allemaal beweert. Indien men het bewijs van zijn stelling niet kan leveren zal die namelijk niet
worden gevolgd.
Niet alleen zal men daarbij moeten kunnen aantonen wat er in werkelijkheid allemaal gebeurde (bewijs van de
feiten) maar bovendien moet vaak ook worden bewezen welk contract er werd afgesloten.
In het ondernemingsrecht zijn de bewijsregels daarbij soepeler dan in het burgerlijk recht. In een B2B relatie
heeft een niet-geprotesteerde factuur ook een bijzondere bewijswaarde.
3.1.1 ALGEMENE REGELS
∙ Het uitgangspunt inzake het bewijs is dat wie meen een ander in rechte te kunnen aanspreken, de RH/
feiten moet bewijzen die daaraan ten grondslag liggen. (actori imcumbit probatio). Degene die beweert
bevrijd te zijn = ook RG/ feiten bewijzen die zijn bewering ondersteunen.
∙ Alle partijen moeten meewerken aan bewijsvoering
∙ De rechtbank kan in het licht van uitzonderlijke omstandigheden bepalen wie de bewijslast draagt als de
toepassing van de voorgaande regels onredelijk zou zijn. Rechter gebruik maken van mogelijkheid als hij
alle nuttige onderzoeksmaatregelen heeft bevolen + erover gewaakt heeft dat partijen meewerken aan
bewijsvoering, zonder op die manier voldoende bewijs te verkrijgen.
3.1.2 HET GESCHRIFT ALS BEWIJSMIDDEL
Een geschrift is een geheel van alfabetische tekens/ van enige andere verstaanbare tekens aangebracht op een
drager die de mogelijkheid biedt toegang ertoe te hebben gedurende een periode die is afgestemd op het doel
waarvoor de info kan dienen en waarbij de integriteit ervan wordt beschermd, welke ook de drager en de
transmissiemogelijkheden zijn.
Een geschrift kan geldig zijn met een geschreven/ elektronische handtekening. 3 soorten elektronische/ e-
handtekeningen.
∙ De gewone elektronische handtekening (ES)
∙ De geavanceerde elektronische handtekening (AES) = handtekening met gebruik van gebruiksnaam +
paswoord en evt. pincode.
∙ De gekwalificeerde elektronische handtekening (QES) = ondertekenen via identiteitskaart, e-ID-kaartlezer
met pincode. Itsme = gekwalificeerde dienstverlener.
Voor de bepaling van wat wordt verstaan onder een elektronische handtekening kijken naar de Europese
Verordening = van toepassing in lidstaten van EU. Doel verordening = het vertrouwen in de elektronische
transacties in de EU te vergroten door te voorzien in een gemeenschappelijke regeling voor veilige
elektronische transacties tussen burgers, ondernemingen & overheden, en om bijgevolg ook publieke & private
onlinediensten, e-business en elektronische handel in Unie te verhogen.
Natuurlijke personen = elektronische handtekening. Rechtspersonen = gelijkaardig systeem: elektronische zegel
= ook verschillende soorten.