SOCIAALZEKERHEIDSRECHT
VUB Rechten – De Mentor
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Socialezekerheidsrecht Inleidend ...........................................................................................................1
1.1 Het Belgische socialezekerheidsrecht bedient zich grotendeels van twee technieken met het oog op het verlenen
van sociale–zekerheidsprestatie. .................................................................................................................................1
a. Leg uit wat onder elk van beide technieken wordt verstaan ..............................................................................1
b. Vergelijk beide twee technieken met elkaar en met andere in de syllabus besproken
socialezekerheidstechnieken ..................................................................................................................................3
c. Bespreek de band tussen de arbeid van de sociaal verzekerde en het recht op socialeverzekeringsprestaties.
Toon met voorbeelden aan dat die band niet steeds even strikt is. ........................................................................4
1.2 De Belgische Staat moet zich door wetgeving kwijten van de verplichting om een sociaalzekerheidssysteem in
te richten......................................................................................................................................................................5
a. Leg uit hoe de bevoegdheden zijn verdeeld tussen de regelgevers van de Europese Unie, de Belgische Federale
Staat en de Gemeenschappen en Gewesten ...........................................................................................................5
b. Bespreek de verhouding tussen de formele wetgever en de uitvoerende macht ................................................7
1.3 Grondrecht op sociale zekerheid ...........................................................................................................................8
a. Welke verplichtingen leggen de onderscheiden grondrechtennormen op aan de Belgische regelgevers? ........8
b. In hoever kunnen de burgers die grondrechtennormen inroepen voor de rechter en wat kunnen zij daarvan
verwachten. ..........................................................................................................................................................12
Hoofdstuk 2 Geneeskundige verzorging en uitkeringen (H2-H3) ...........................................................................14
2.1 In hoeverre bepaalt de nomenclatuur of de sociaal verzekerde recht heeft op een tussenkomst van de verzekering
voor geneeskundige verzorging en hoe groot de omvang van de tussenkomst is? ...................................................14
2.2 Leg uit in welke mate de sociaal verzekerde, zelfs bij tussenkomst van de verzekering voor geneeskundige
verzorging, zelf een deel van de uitgaven moet blijven dragen. ...............................................................................15
2.3 Welke gezondheidszorgen vallen ten laste van het solidariteitsfonds? ..............................................................16
2.4 Hoe wordt het begrip arbeidsongeschiktheid omschreven voor werknemers en zelfstandigen? Leg uit en
vergelijk. ...................................................................................................................................................................17
2.5 Onder welke voorwaarden kan een werknemer erkend arbeidsongeschikt te zijn? ...........................................20
2.6 Onder welke voorwaarden mag een werknemer het werk hervatten met behoud van uitkeringen? ..................21
Casus 1. Mevrouw Una, alleenstaande, is bediende met een vast brutoloon van 5.200 euro per maand. Zij is 5 dagen
thuisgebleven wegens een hardnekkige griepaanval, maar voelt zich nu beter en gaat wandelen in het nabije
stadspark. Zij neemt zich voor ’s anderendaags opnieuw te gaan werken. Op de terugweg naar huis wordt zij het
slachtoffer van een ernstig verkeersongeval. Haar landsbond komt, tot beloop van 800 euro, tussen in de kosten van
de medische zorgverlening. Zij is arbeidsongeschikt voor een periode van 40 dagen. ............................................22
Casus 2. Mevrouw Onabis, een alleenstaande moeder, wordt het slachtoffer van een verkeersongeval en wordt met
een ambulance (factuur 150 euro) vervoerd naar het ziekenhuis. De behandeling door een arts kost 900 euro. De
landsbond komt daarin tegemoet tot beloop van 700 euro. Mevrouw Onabis is gedurende 15 dagen niet in staat haar
werk als bediende te verrichten. Nadien hervat zij haar werk. .................................................................................25
Hoofdstuk 3 Arbeidsongevallen en beroepsziekten (H4-H5) ...................................................................................27
3.1 Leg uit welke betekenis de wetgever geeft aan de begrippen ‘arbeidsongeval’, ‘arbeidswegongeval’ en
‘beroepsziekte’, ‘arbeid gerelateerde ziekte’ ............................................................................................................27
3.2 Leg uit welke bewijslast rust op de slachtoffers van arbeidsongevallen, arbeidswegongevallen, beroepsziekten
en arbeidsgerelateerde ziekten, ingeval zij een vergoeding willen krijgen. Leg wat beroepsziekten betreft, goed het
1
, onderscheid uit tussen de bewijswaarde van de onderscheiden lijsten: wat bewijzen zij en laten zij tegenbewijs toe.
...................................................................................................................................................................................33
3.3 Leg uit welke betekenis het begrip ‘arbeidsongeschiktheid’ heeft in de arbeidsongevallen- en
beroepsziekteverzekeringen. Vergelijk daarna de gelijkenissen en verschillen met het begrip
‘arbeidsongeschiktheid’ in de arbeidsongeschiktheids- en ouderschapsverzekering voor werknemers. .................35
3.4 Leg uit in welke gevallen, onder welke voorwaarden en binnen welke termijn arbeidsongevallenvergoedingen
en beroepsziektevergoedingen voor blijvende arbeidsongeschiktheid kunnen worden herzien? Vergelijk.............40
3.5 Leg uit in welke mate het slachtoffer van een arbeidsongeval een vordering tot schadevergoeding kan instellen
ten aanzien van de voor het ongeval aansprakelijke persoon of diens verzekeraar. Maak een onderscheid tussen de
verschillende hypotheses die zich kunnen voordoen. Er gelden twee belangrijke principes: de burgerrechtelijke
immuniteit en het cumulatieverbod. .........................................................................................................................41
Casus 1. De heer Joppe woont te Boom en rijdt elke werkdag met de wagen op een tiental minuten naar de parking
te Rumst, langs de E 19, waar hij moet overstappen in de bus die hemzelf en zijn collegae elke dag brengt naar de
bouwwerf waar zij als arbeiders aan de slag moeten gaan. De heer Joppe heeft zich vandaag overslapen en rijdt
onverantwoord snel in de regen naar Rumst om de bus nog te halen. Hij slipt en wordt met ernstige verwondingen
naar het ziekenhuis gevoerd. Hij is een hele tijd volledig arbeidsongeschikt. .........................................................47
Casus 2. Mevrouw Arvid heeft haar dagtaak beëindigd. Het is druk op de weg. Zij rijdt snel naar de VUB waar zij
’s avonds een postgraduaat fiscaal recht volgt. Als zij vanop de Louizalaan linksaf de Generaal Jacqueslaan wil
inslaan, wordt zij frontaal aangereden door een tegenligger die zij uit het oog heeft verloren. Mevrouw Arvid laat
een echtgenoot en diens 10-jarige dochter uit zijn vroeger door echtscheiding ontbonden huwelijk na. ................49
Casus 3. De heer Kamiel rijdt op 1 april met een collega in diens wagen mee naar een beurs waar zij hun bedrijf
vertegenwoordigen. Om 8 uur ’s ochtends wordt de heer Kamiel daarbij het slachtoffer van een verkeersongeval
waarvoor zijn collega aansprakelijk wordt gesteld. Pas op 1 juli kan hij het werk, weliswaar volledig, hervatten. De
arbeidsongeschiktheid die gepaard gaat met de blijvende verminking van zijn aangezicht wordt geraamd op 5 %.
...................................................................................................................................................................................50
Hoofdstuk 4 Werkloosheidsverzekering en overbruggingsrecht (H6) ...................................................................52
4.1 Leg uit waarin de wachttijd bestaat in het kader van de werkloosheidsverzekering en hoe die kan worden vervuld
en waarom de wachttijd een toelaatbaarheidsvoorwaarde is en geen vergoedbaarheidsvoorwaarde. ......................52
a. Waarin bestaat de wachttijd van de werkloosheidsverzekering en hoe vervult men die wachttijd?................52
b. Waarom is de wachttijd een toelaatbaarheidsvereiste en geen vergoedbaarheidsvoorwaarde? ......................53
4.2 Leg de verschillende componenten van de onvrijwillige werkloosheid uit: behoren tot de arbeidsmarkt, zonder
arbeid en zonder loon zijn, onvrijwillig werkloos worden en blijven, zich onderwerpen aan controlemaatregelen.
...................................................................................................................................................................................54
a. 1ste voorwaarde: Behoren tot de arbeidsmarkt en de wachttermijn ..................................................................54
b. 2de voorwaarde: Zonder arbeid EN zonder loon zijn (=werkloos) ...................................................................56
c. 3de voorwaarde: Onvrijwillig werkloos worden en dat blijven ........................................................................58
d. 4de voorwaarde: Zich onderwerpen aan een bijhorende controle .....................................................................60
4.3 Omschrijf het sociaal risico dat is verzekerd door de regeling inzake het overbruggingsrecht? ........................61
4.4 Leg uit op basis van welke factoren werkloosheidsuitkeringen worden berekend en vergelijk met de berekening
van werkloosheidsuitkeringen van “gewone” werklozen met die van werklozen met bedrijfstoeslag en met de
inschakelingsuitkeringen...........................................................................................................................................63
Casus 1. De heer Hannes is een werkloze schoonmaker die met zijn gezin woont in Roeselare waar zijn echtgenote
een apotheek uitbaat. Hij wordt door de bemiddelingsdienst van de VDAB in kennis gesteld van een deeltijdse
betrekking als schoonmaker tot beloop van 15 uur per week van maandag tot vrijdag (16u45 tot 19u45) bij een
firma die instaat voor de schoonmaak van lokalen en kantoren in een hogeschool in Gent. ...................................68
2
, Casus 2. Hannes is een werkloze schoonmaker die met zijn gezin woont in Roeselare waar zijn echtgenote een
apotheek uitbaat. Hij wordt door de bemiddelingsdienst van de VDAB in kennis gesteld van een deeltijdse
betrekking als schoonmaker tot beloop van 15 uur per week van maandag tot vrijdag (16u45 tot 19u45) bij een
firma die instaat voor de schoonmaak van lokalen en kantoren in een hogeschool in Gent.Fout! Bladwijzer niet
gedefinieerd.
Hoofdstuk 5 Pensioenverzekeringen (H7) .................................................................................................................70
5.1 De berekening van wettelijke pensioenen geschiedt hoofdzakelijk op basis van drie factoren. Vergelijk bij het
antwoorden van de onderstaande deelvragen de pensioenen voor ambtenaren, werknemers en zelfstandigen met
elkaar en vergelijk waar nodig tussen rust- en overlevingspensioenen. ...................................................................70
a. Welke rol speelt de factor ‘LOOPBAAN’ bij de berekening van pensioenen? ...............................................71
b. Welke rol speelt de factor ‘ARBEIDSINKOMEN’ bij de berekening van pensioenen? ................................76
c. Welke rol speelt de factor ‘GEZIN’ bij de berekening van pensioenen? .........................................................84
5.2 Welke rol speelt de Federale Pensioendienst in de verschillende wettelijke pensioenregelingen? ....................87
Casus 1. De heer Jeuris werd drieënzestig jaar in september 2021 en geniet een zelfstandigenpensioen met ingang
van 1 oktober 2021. Hij houdt van contact met de mensen en beslist zijn vroeger beroep als zelfstandig ijs- en
wafelventer nog enkele jaren voort te zetten in de maanden mei tot en met augustus (ijs) en oktober tot en met
december (wafels). ....................................................................................................................................................88
Hoofdstuk 6 Sociale verzekeringsbijdragen, personele werkingssfeer van de sociale verzekeringen en sociale
verzekeringen en grensoverschrijdende personen (H8-H9-H10) ............................................................................92
6.1 Leg uit op welke basis de socialeverzekeringsbijdragen voor werknemers worden berekend: duid daarbij de
wettelijke bepalingen aan en leg uit welke onderlinge verhouding daartussen. .......................................................92
6.2 Leg uit op welke basis de socialeverzekeringsbijdragen voor zelfstandigen worden berekend. Maak een
onderscheid tussen voorlopige en definitieve bijdragen en leg deze begrippen ook uit. ..........................................94
6.3 Leg uit hoe wordt bepaald onder welk socialeverzekeringssysteem een persoon behoort. Leg uit wat in dat
verband rechtstreekse en onrechtstreekse kwalificatieregels zijn. (Deze vraag heeft geen betrekking op de
kwalificatiebeslissingen die worden opgenomen op basis van kwalificatieregels.) .................................................95
Casus 1. Mevrouw Sharona werkt op grond van een arbeidsovereenkomst als arts in een OCMW-ziekenhuis en
ontvangt daarvoor een percentage van de inkomsten gegenereerd door de dienst van het ziekenhuis waartoe zij
behoort. Zij heeft voorts een eigen praktijk op haar privéadres. Zij gaat met pensioen op 1 april 2022 en stopt met
al haar beroepsbezigheden. De echtgenoot van mevrouw Sharona wordt bestuurder van de bvba Taxi4U die
eigenares is van 2 voertuigen en houder van een exploitatievergunning. Hij beslist, tot de zaak voldoende uitbreiding
krijgt, zelf de klanten te vervoeren. ..........................................................................................................................97
Casus 2. De heer Mikkil woont in Brugge en werkt 4 dagen per week in België en 1 dag per week in Frankrijk voor
een in Duitsland gevestigd bedrijf. .........................................................................................................................101
Hoofdstuk 7 Tegemoetkomingen aan personen met een handicap, inkomensgarantie voor ouderen, recht op
maatschappelijke integratie en dienstverlening, buitenlanders in de sociale bijstandsregelingen (H11-H12-H13-
H14-H15) ....................................................................................................................................................................103
7.1 Omschrijf het begrip 'handicap' dat recht geeft op een inkomensvervangende tegemoetkoming en vergelijk het
begrip 'handicap' met het begrip 'arbeidsongeschiktheid' in de zin van de arbeidsongeschiktheids- en
ouderschapsverzekering voor werknemers. Duid de gelijkenissen en de verschilpunten in de omschrijving van beide
begrippen aan. .........................................................................................................................................................103
7.2 Omschrijf het begrip 'vermindering van zelfredzaamheid' dat recht geeft op een integratietegemoetkoming. Wie
beslist over de vraag of een persoon zich bevindt in een toestand van verminderde zelfredzaamheid? Tegen wie
dient een verhaal bij de rechter te worden ingesteld, ingeval de vermindering van zelfredzaamheid niet wordt
erkend? ....................................................................................................................................................................105
3
, 7.3 Leg uit welke wettelijk in België verblijvende buitenlanders toegang hebben tot de 3 klassieke
socialebijstandsregelingen en welke geen toegang hebben tot één of meer ervan. Welke voorwaarden worden
daartoe gesteld. .......................................................................................................................................................106
7.4 Leg uit wie in staat voor de opvang van asielzoekers en gedurende welke periode asielzoekers opvang genieten.
Kan de opvang in de loop daarvan worden stopgezet? Kan die perdiode worden verlengd? Kunnen zij na afloop van
de desbetreffende periode nog aanspraak maken op sociale bijstand in België? ...................................................108
Casus 1. Mevrouw Styx, een gewezen werkneemster, is vijfenzestig jaar geworden in december en geniet vanaf 1
januari een werknemerspensioen van € 600 per maand. Haar bij haar inwonende zoon geniet een
inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handiap. ............................................................109
Casus 2. De heer Eugène is een kinderloze bejaarde die de inkomensgarantie voor ouderen geniet. Hij woont in het
rusthuis Florizone, evenals onder meer de alleenstaande mevrouw Siementhal die een inkomensvervangende
tegemoetkoming voor personen met een handicap geniet. .....................................................................................111
Casus 3. Mevrouw Nora, 40 jaar oud, geniet een inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een
handicap en een integratietegemoetkoming. Zij woont in bij haar vader, een gepensioneerde werknemer met een
werknemerspensioen van € 1.600 per maand. ........................................................................................................113
Casus 4. Mevrouw Haumea is eenentwintig jaar en studeert aan de VUB. Het botert niet zo goed met haar uit de
echt scheidende ouders. Zij wenst haar laatste jaar van de bachelor af te maken en dan nadien haar master te behalen
en gaat op kot in Etterbeek......................................................................................................................................114
Hoofdstuk 8 Administratieve procedure en Handhaving, geschillen en bemiddeling (H16-H17) .....................115
8.1 Bespreek de gevallen waarin de socialezekerheidsinstellingen op grond van het handvest van de sociaal
verzekerde een nieuwe beslissing kunnen nemen en vergelijk op volgende vlakken ............................................115
8.2 Nieuwe beslissingen kunnen gepaard gaan met een terugvordering. Leg uit: in hoever de terugvordering
betrekking heeft op intresten; in welke gevallen van de terugvordering afstand kan worden gedaan; voor welke
periode kan worden overgegaan tot terugvordering. ..............................................................................................118
8.3 Leg uit in welke mate de rechter controle kan uitoefenen op socialezekerheidsbeslissingen waarin
administratieve sancties worden opgelegd + welke procedurele en materiële strafrechtelijke waarborgen kunnen
worden toegepast op administratieve socialezekerheidssancties. ...........................................................................121
Hoofdstuk 9 Vlaamse sociale bescherming..............................................................................................................122
9.1 Tijdens haar presentatie verduidelijkte mevrouw Driessens dat de Vlaamse sociale bescherming berust op een
toenemend aantal pijlers. 2 daarvan zijn het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden en het zorgbudget voor
ouderen met een zorgnood. Leg uit welke doelstellingen de Vlaamse regelgever nastreeft met deze 2 pijlers en
welke prestaties daartoe worden toegekend. ...........................................................................................................122
9.2 Leg uit welke (aspecten van) socialezekerheidstechnieken (zie inleiding syllabus) het decreet van 18 mei 2018
hanteert om deze twee pijlers vorm te geven. .........................................................................................................123
9.3 Welke personen vallen wel en welke personen vallen niet onder het toepassingsgebied van het decreet van 18
mei 2018? ................................................................................................................................................................124
a. Verklaar deze uiteenlopende regels ................................................................................................................125
b. Pas ze toe op eenvoudige voorbeelden/casussen (zie de slides van mevrouw Driessens). ............................127
4
,Hoofdstuk 1 Socialezekerheidsrecht Inleidend
1.1 Het Belgische socialezekerheidsrecht bedient zich grotendeels van twee technieken met het oog op
het verlenen van sociale–zekerheidsprestatie.
a. Leg uit wat onder elk van beide technieken wordt verstaan
Er zijn twee soorten socialezekerheidstechnieken in België: de sociale verzekering en de sociale bijstand.
Sociale verzekering: twee woorden, verzekering en sociaal:
- Verzekering:
o Een individu dat gevaar loopt om schade op te lopen kan de gevolgen daarvan (wanneer het risico
zich dus voordoet) afwentelen op de groep sociaal verzekerden. Hij zal zijn schade niet alleen
moeten dragen, maar samen met de groep.
o De sociaal verzekerde moet onmiddellijk bijdragen betalen. Diegenen die gespaard blijven van
het sociaal risico zorgen ervoor dat de middelen samengebracht worden waarmee diegenen die
wel getroffen worden kunnen worden geholpen.
- Sociaal: de verzekering krijgt de kwalificatie sociaal omdat zij op verschillende wijzen afwijkt van de
werkwijzen die de commerciële verzekeringen hanteren
o andere omschrijving van het risico:
§ Gewoon verzekeringsrecht: risico is een onzeker gebeurtenis, onafhankelijk van de wil
van de verzekerde. Brengt de verzekerde zelf en bewust het risico tot stand dan zal de
verzekeraar niet tussenkomen.
§ Sociaal risico kan bewust tot stand worden gebracht, zoals het krijgen van kinderen
o Bescherming tegen minder goed verzekerbare risico’s: vb. het verzekeren tegen werkloosheid
o Horizontale solidariteit tussen personen die meer/minder worden bedreigd door bepaald risico
§ Ook personen die al zijn bedreigd of getroffen zijn door het risico worden toegelaten
o Verticale solidariteit tussen personen met een hoger inkomen en diegenen voor wie
socialeverzekeringsbijdragen moeilijker te dragen zijn.
Vaak nemen sociale verzekeringen de vorm aan van volksverzekeringen die de hele bevolking verzekeren
voor een bepaald sociaal risico (bv. op het federale vlak: de verzekering voor geneeskundige verzorging)
De overige sociale verzekeringen die worden geregeld door de federale wetgever, vertonen in eerste
instantie nog steeds een professioneel karakter.
In principe verwerft alleen wie een beroepsactiviteit uitoefent, toegang tot de sociale verzekeringen (al
bepaalt de wetgever dat alleen voor zelfstandigen in uitdrukkelijke bewoordingen: art. 3 Sociaal Statuut
Zelfstandigen), maar krijgen ook toegang tot de sociale verzekeringen:
- Gelijkgestelden:
o In sommige situaties worden mensen die geen inkomen verdienen gelijkgesteld met mensen die
een inkomen verdienen
Voorbeelden: beroepsziekteverzekering voor leerjongens en stagiairs, zij worden gelijkgesteld.
- Verzekering buiten arbeid:
o In sommige situaties worden mensen die niet werken gelijkgesteld met mensen die werken en
toch toegelaten tot de sociale verzekering
Voorbeeld: persoon wordt werkloos (werkloosheidsuitkering), maar je blijft intussen wel
pensioen opbouwen en geneeskundige verzorging genieten.
1
,- Afgeleide rechten voor personen ten laste
o De bijdrage die de werkende leden van het gezin betalen, dekken ook de niet-werkende leden van
het gezin (= de personen ten laste zoals kinderen)
o Als de bij wet omschreven band met een andere persoon die een eigen recht geniet verbroken
wordt, houdt het afgeleide recht op socialezekerheidsprestaties (na enige tijd) op te bestaan.
Voorbeeld: overlevingspensioen weduwe
De Belgische professionele sociale verzekeringen zijn ingericht per beroepscategorie. Zo bestaan
afzonderlijke sociale verzekeringen voor ambtenaren, werknemers en zelfstandigen. Zij worden niet op
dezelfde wijze beschermd bij de intrede van verzekerde sociale risico’s.
De inkomsten van de sociale verzekeringen bestaan voor een groot deel uit de socialeverzekeringsbijdragen
van ambtenaren, werknemers en zelfstandigen en van tewerkstellende overheden en werkgevers. Dit wordt
aangevuld met rijkstoelagen.
Sociale bijstand
- Socialebijstandsregelingen verlenen geen gunst, maar een subjectief recht op
socialezekerheidsprestaties. Wie voldoet aan de wettelijke voorwaarden, kan zijn recht (indien nodig)
doen erkennen door de rechter.
- Geen bijdragebetaling, worden in principe gefinancierd met de algemene middelen van de overheid.
- Ontoereikende bestaansmiddelen (behoeftigheid)
o Uitkeringen worden voorbehouden aan degene die behoeftig zijn en niet over (voldoende)
bestaansmiddelen beschikken.
o De regels voor de vaststelling en de berekening van de bestaansmiddelen en voor de wijze
waarop zij in mindering worden gebracht, verschillen naargelang de sociale
bijstandsregelingen.
o Verschil met andere technieken (zie vraag 1b)
2
,b. Vergelijk beide twee technieken met elkaar en met andere in de syllabus besproken
socialezekerheidstechnieken
Verschil inzake de… Sociale verzekering Sociale bijstand
Bijdrageregeling Men betaalt wel bijdragen en Men betaalt geen bijdrage,
verzekert zich zo voor wanneer er toekenning gebeurt wanneer men
zich een sociaal risico voordoet. aan de wettelijk voorwaarden
voldoet
Bestaansmiddelenonderzoek Er vindt geen Er vindt wel een
bestaansmiddelenonderzoek plaats, bestaansmiddelenonderzoek plaats,
de prestaties worden verstrekt de uitkeringen worden
ongeacht de vermogens- of voorbehouden aan degenen die
inkomenssituatie van de verzekerde. behoeftig zijn en niet over voldoende
bestaansmiddelen beschikken.
Financiering Door middel van de bijdragen, Financiering met algemene middelen
aangevuld met rijkstoelagen en van de overheid
alternatieve financieringsbronnen
(bv: vennootschapsbijdrage voor
sociaal statuut der zelfstandigen)
Vereiste sociaal risico De sociale verzekering zal prestaties De sociale bijstand kent een
toekennen bijt het voorvallen van het algemeen vangnet (de
sociale risico. maatschappelijke dienstverlening,
die geen tegenhanger heeft in de
sociale verzekering), maar heeft ook
categoriale benaderingen die
vergelijkbaar zijn met de vervulling
van de sociale risico’s. Steeds moet
echter de staat van behoefte worden
vastgesteld.
Verschillen met andere sociaal zekerheidstechnieken:
- Demogrante uitkeringen:
o Bij intrede van een welbepaald sociaal risico wordt de prestatie verstrekt zonder voorafgaande
bijdragebetaling of bestaansmiddelentoets.
o Het hele systeem wordt gefinancierd uit belastingen.
Voorbeeld: gezinsbijslagen in sommige Scandinavische landen (Finland).
- Basisinkomen
o Dit inkomen wordt toegekend aan iedereen, ongeacht de intrede van een sociaal risico en
zonder onderzoek van de vermogens- en inkomenssituatie van de betrokkene
3
,c. Bespreek de band tussen de arbeid van de sociaal verzekerde en het recht op
socialeverzekeringsprestaties. Toon met voorbeelden aan dat die band niet steeds even strikt is.
Vaak nemen sociale verzekeringen de vorm aan van volksverzekeringen die de hele bevolking verzekeren
voor een bepaald sociaal risico (bv. op het federale vlak: de verzekering voor geneeskundige verzorging)
De overige sociale verzekeringen die worden geregeld door de federale wetgever, vertonen in eerste
instantie nog steeds een professioneel karakter.
In beginsel verwerft alleen wie een beroepsactiviteit uitoefent, toegang tot de sociale verzekeringen (al
bepaalt de wetgever dat alleen voor zelfstandigen in uitdrukkelijke bewoordingen: art. 3 Sociaal Statuut
Zelfstandigen), maar we hebben ook gevallen wanneer de band tussen arbeid en het recht op
socialeverzekeringsprestaties niet even strikt is zoals bovenstaand wordt voorgesteld dit is bijvoorbeeld het
geval bij;
- Gelijkgestelden
o In sommige situaties worden mensen die geen inkomen verdienen, gelijkgesteld met mensen die
een inkomen verdienen.
Voorbeeld: beroepsziekteverzekering voor leerjongen en stagairs, … verdienen geen loon (gaan
nog naar school), maar worden gelijkgesteld.
- Verzekering buiten arbeid
o In sommige situaties worden mensen die niet werken, gelijkgesteld met die werken.
Voorbeeld: je verliest je werk (werkloosheidsuitkering), maar je blijft intussen wel pensioen
opbouwen, geneeskundige verzorging genieten, … .
- Afgeleide rechten voor personen ten laste
o De bijdragen die de werkende leden van het gezin betalen, dekken ook de niet-werkende leden
van het gezin, die personen ten laste zijn (bv. Jonge kinderen).
o Maar als die bij wet omschreven band met een ander persoon die een eigen recht geniet verbroken
wordt, houdt het afgeleide recht op socialezekerheidsprestaties (na enige tijd) op te bestaan.
Voorbeeld: echtgenoot van een overleden werknemer geniet onder bepaalde
voorwaarden het recht op een overlevingspensioen of een overgangsuitkering. Dit is niet
het geval indien de echtgenoten voor het overlijden van de werknemer uit de
echtgescheiden zijn.
- Perioden van inactiviteit
o Men blijft sociaal verzekerd in perioden dat men niet werkt
4
, 1.2 De Belgische Staat moet zich door wetgeving kwijten van de verplichting om een
sociaalzekerheidssysteem in te richten.
a. Leg uit hoe de bevoegdheden zijn verdeeld tussen de regelgevers van de Europese Unie, de Belgische
Federale Staat en de Gemeenschappen en Gewesten
De EU heeft in het algemeen niet zoveel regelgevende bevoegdheden op het vlak van sociale zekerheid,
maar in sommige domeinen verleent het VWEU de unie een uitdrukkelijke wetgevingsbevoegdheid.
Bevoegdheid van de EU op het vlak van de sociale zekerheid in het algemeen:
De unie streeft bij het uitvoeren van haar beleid naar een adequate sociale bescherming en de bestrijding
van sociale uitsluiting. Op grond van enkel die doelstellingen kan de Unie evenwel geen maatregelen nemen.
Zij moet daartoe eerst een bevoegdheidsgrond hebben die opgenomen is in het VWEU. Die bevoegdheden
worden afgebakend volgens het beginsel van bevoegdheidstoedeling: de Unie handelt enkel binnen de
grenzen van de bevoegdheden die aan haar in Verdragen zijn toegedeeld door de lidstaten. De uitoefening
van haar bevoegdheid wordt beheerst door de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid:
- Subsidiariteitsbeginsel: de Unie treedt enkel op in de gebieden die niet vallen onder haar exclusieve
bevoegdheden indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende
kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten op regionaal of lokaal niveau, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter kunnen worden bereikt door de Unie.
- Evenredigheidsbeginsel: de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie gaat niet verder dan wat
nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken.
Het domein van de sociale bescherming is geen exclusieve bevoegdheid van de EU. De lidstaten beogen net
zoals de Unie een adequate sociale beschermingen en de bestrijding van sociale uitsluiting. Lidstaten
behouden aldus de bevoegdheid om fundamentele beginselen van hun socialezekerheidsstelsels vast te
leggen. De Unie mag niet d.m.v. Europese maatregelen aanmerkelijke gevolgen veroorzaken voor het
financieel evenwicht van de nationale stelsels. De Unie ondersteunt wel het optreden van de lidstaten en
vult hun optreden ook aan met het oog op de doelstellingen van adequate sociale bescherming en de
bestrijding van sociale uitsluiting. Het optreden mag nooit de vorm aannemen van harmonisatie van de
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten m.b.t sociale zekerheid.
De Unie kan wel richtlijnen met minimumvoorschriften vaststellen. Daarvoor dient een bijzondere
wetgevingsprocedure gevolgd te worden, eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het EU
Parlement en ECOSOC en het Comité van de Regio’s. De Lidstaten behouden dus de bevoegdheid om de
fundamentele beginselen van hun socialezekerheidsstelsel vast te leggen, maar zij moeten bij de uitoefening
van die bevoegdheid wel het Unierecht eerbiedigen. Ze moeten dus rekening houden met onder meer het
Unierecht inzake de interne markt, het vrije verkeer en het mededingingsrecht (niet voor wettelijke
socialezekerheidsinstellingen).
De Belgische wetgever wordt ook aangespoord om in het kader van het economisch en monetair beleid van
de Unie bepaalde maatregelen te nemen op het vlak van de sociale zekerheid en de bestrijding van de sociale
uitsluiting. Het economisch beleid van de lidstaten wordt beschouwd als zijnde van gemeenschappelijk
belang en wordt gecoördineerd door de Raad die globale richtsnoeren opstelt en indien nodig
waarschuwingen en aanbevelingen formuleert.
De Unie legt de lidstaten op om buitensporige overheidstekorten te vermijden. De EU heeft een exclusieve
bevoegdheid inzake het monetaire beleid voor de Eurozone, lidstaten blijven wel bevoegd voor hun
begrotingsbeleid. In het kader van dit economisch en monetair beleid worden aanbevelingen gedaan of
5