hoofdstuk i structuur amp eigenschappen van biomembranen hoofdstuk ii membraantransport amp cellulaire elektrofysiologie hoofdstuk iii metabotrope membraanreceptoren hoofdstuk iv proteïne targ
HOOFDSTUK 1: Biomembranen
Eukaryote cellen
o Bevatten binnenin de cel meerdere organellen die elk nog omgeven zijn door
meerdere membranen
Hoe groot is een typische cel?
Voorbeeld van een epitheelcel
o Dit zijn kubusvormige cellen die een zijde hebben met uitsteeksels
o 1 zijde van de kubus is ongeveer 10 µm
o plasmamembraan van 700µm²
De membranen die we vinden rondom de organellen heeft een vele grotere oppervlakte
De membranen spelen een centrale en cruciale rol in elke cel
Onderverdeling van dierlijke cellen is mogelijk dankzij de verschillende membranen
- Cytoplasma: omvat het cytosol met de organellen
- Cytosol: is het waterige gedeelte van het cytoplasma buiten de organellen
- Lumen: het waterige gedeelte binnen een organel, bv. lumen van het ER
Structuur van de biomembranen bekijken door
AFM (atomic force microscopy)
o Een kleine hendel (cantilever) met een tip aan die gebruikt kan worden om over een
bepaald specimen (cellulaire structuur) te bewegen
o Als er hoogtes of laagtes zijn gaat de naald hierover bewegen
o Een soort laser gaat hierop schijnen waardoor er zo bepaald kan worden of er
hoogtes of laagtes zijn
o Structuren zoals membranen kunnen hierdoor dus bestudeerd worden
Voor een plasmamembraan zullen we hetgeen krijgen zoals wat er op de
figuur staat
In de hoger uitstekende gedeeltes kan je nog pieken hebben
Het membraan is dus niet mooi vlak maar altijd stukjes die eruit steken
Via elektronenmicroscopie
o Elektronen worden door een bepaald specimen gestuurd
o Afhankelijk van de doorlaatbaarheid van de structuur gaan de elektronen er
makkelijk of moeilijker doorgaan
De Fosfolipide dubbellaag
, De basis chemische samenstelling van de membraan is een dubbellaag van moleculen die
men amfipatisch noemt
Daarmee krijgen we een fosfolipide dubbellaag waarmee
Hoe dik is een biomembraan?
o De typische dikte is tussen de 3-4 nm
o = 30-40 A
Amfipatische moleculen in waterige oplossingen
Het hydrofoob en hydrofiel gedeelte zal altijd bij elkaar blijven en zullen geen contact
hebben met elkaar
Elk contact tussen de kop en de staartjes is energetisch ongunstig
Variabiliteit van de biomembranen
Niet alle membranen hebben dezelfde vorm
Geen mooi vlak maar kan in verschillende vormen voorkomen (rechtse foto met de haartjes
bevat ook een fosfolipide dubbellaag
Rond een uitloper van een zenuw zal de fosfolipide dubbellaag zich meerdere keren winden
waardoor we een stapeling krijgen van fd’s
Exoplasmatische en cytosolische zijden
Elke biologische membraan heeft 2 zijden die niet zomaar omwisselbaar zijn.
Deze kunnen nooit veranderen dus een exoplasmatisch membraan zal altijd exoplasmatisch
blijven.
o Membranen die zich bevinden in organellen heeft ook 2 zijden
Kan bewezen worden door het proces van endocytose en exocytose
Geen chemische structuren kunnen tekenen maar wel de structuren begrijpen en kunnen herkennen
Chemie van biomembranen: lipiden
3 soorten lipiden:
De fosfoglyceriden en de plasmalogenen
o Fosfoglyceriden
Zijn opgebouwd uit de stof glycerol, deze wordt gebruikt als antivriesmiddel
om te voorkomen dan bepaalde vloeistoffen gaan bevriezen
triacylglycerol
Bij fosfoglyceriden hebben we geen tri maar diacylglycerol-3-fosfaat =
fosfatidyl (zie ppt voor structuur)
o Plasmalogenen
Verschil met fosfatidyl is dat er aan de eerste koolstof een ether is
verbonden en geen ester
De sfingolipiden
o Ze zijn niet opgebouwd op basis van glycerol maar wel op basis van sfingosine
o Als er aan het amine een vetzuur gekoppeld wordt krijgen we ceramide
Opgebouwd uit een sfingosine waar dat aan de aminegroep een vetzuur
geketend is
o Aan ceramide kunnen verder nog componenten gekoppeld worden
, Zoals suikers. Wanneer deze eraan verbonden zijn wordt het ook wel een
glycosphingolipide genoemd
De sterolen
o Cholesterol
Heeft ook een hydrofoob (links) en een hydrofiel gedeelte (rechts)
Wordt ook een amfipatisch molecule genoemd maar kan geen fosfolipide
dubbellaag opbouwen
de biologische membraan is niet enkel een barrière maar de stoffen (zoals cholesterol) die in de
membraan voorkomen moeten ook kunnen dienen als signaalmoleculen. Deze moeten kunnen
omgezet worden naar andere belangrijke stoffen in de cel
Cholesterol
o Is een steroïde omdat het een bepaalde structuur heeft opgebouwd uit ringen, wat
we ook in andere steroïden terugvinden
o Niet enkel een structuur in biomembranen maar een stof die kan omgevormd
worden naar andere belangrijke stoffen zoals bv galzuur
o UV-licht zal cholesterol verbreken waardoor we vorming krijgen van vitamine D3
Wat is de invloed van de verschillende componenten op de eigenschappen van het biomembraan?
Beweeglijkheid van lipiden in een biomembraan (mogelijkheden voor beweging van de moleculen
in de biomembraan)
Axiale rotatie : Rond zijn as draaien
Laterale diffusie: Bewegen binnen het blad maar niet op 1 plaats blijven dus bv naar voor en
achter
o De techniek FRAP kan deze meten (fluorescence recovery after photobleaching
Fluorescente stoffen hebben een bepaalde eigenschap dat ze na een tijd
gaan bleachen, ze gaan hun fluorescente eigenschappen verliezen
Met een sterke laser straal zullen alle fluorescente stoffen in dat gebied
gebleached worden
Bij FRAP gaat men kijken of er in het gebied toch fluorescentie terugkomt
Er kan alleen maar terug fluorescentie in het gebied komen door laterale
diffusie
De fluorescentie gaat niet terug zijn zoals in het begin maar
gedeeltelijk
Flip-flop: Beweging van fosfolipide waarvan het van het ene blad naar een ander blad gaan
o Het proces waarbij een fosfolipide van een vlak naar een ander getransformeerd kan
worden
Van exoplasmatisch naar cytosolisch of omgekeerd
o Kan men ook via fluorescentie meten via een quencher = is een chemische stof die
de fluorescentie van een andere stof onderdrukt
Men heeft vesikels gemaakt met fluorescente fosfolipiden
Als we een zuiver dubbellaag hebben gaat er geen flip-flop plaatsvinden
Onderverdeeld in 2 groepen
Een eerste groep werd niet blootgesteld aan ATP en er wordt een
quencher toegevoegd waardoor ze hun fluorescentie zullen verliezen
, Als men wel ATP toevoegt zak het energie leveren waardoor het
fosfolipide van het buitenste naar het binnenste blad
getransporteerd worden waardoor deze beschermt worden tegen de
quencher
o het is dus een energetisch ongunstig proces dat enkel kan plaatsvinden wanneer er
flipasen zijn die ATP gebruiken om flip-flop mogelijk te maken
kan dus niet spontaan plaatsvinden
Daardoor kunnen 2 bladen van dezelfde membraan een ander chemische
samenstelling hebben
Beweging van de vetzuurstaarten
o Deze hangen aan het hoofd en kunnen soepel bewegen
o De beweeglijkheid wordt bepaald door
De temperatuur
De aard en de lengte van de vetzuurketens
Cholesterol
bespreking van de invloed van de temperatuur op de dubbellaag
Als we gaan opwarmen gaan we naar een meer vloeibare fase
Bij welke T dit gebeurt hangt af van de samenstelling van de specifieke dubbellaag
Invloed van samenstelling op de vloeibaarheid
o De vetzuurstaarten worden samengehouden door bepaalde krachten
Hydrofoob effect: zorgt ervoor dat er in een waterige omgeving niet
wateroplosbare stoffen de neiging gaan hebben om naar elkaar toe te
groeien
Van der Waalskrachten: Kleine krachten die alleen een belangrijke rol spelen
als atomen heel dicht bij elkaar komen
Verzadigde – onverzadigde vetzuren
Bv Palmzuur: kan je structureren als een rechte structuur
Hoe meer dubbelen bindingen hoe meer kniks er in de keten gaan zijn
Hoe meer onverzadiging, hoe hoger de vloeibaarheid
Lange verzadigde vetzuren (mooie lange rechte stokken) hebben slechtere vloeibaarheid
9/2/2021
Welke invloed heeft een vetzuurstaartje op de vloeibaarheid van de fosfolipide dubbellaag?
Een hoek in het vetzuur zorgt ervoor dat de vetzuren moeilijk naast elkaar geordend kunnen worden.
Onverzadigde vetzuren kunnen makkelijker dicht bij elkaar gebracht worden en gaan dus een lager
smeltpunt hebben.
de laagste vloeibaarheid is met lange onverzadigde vetzuren
Functie van cholesterol
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur emmamentens. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.