Psychologie
Hoofdstuk 1: de vijf componenten van een diëtetische interventie
= Een interventie vanwege een diëtist naar een cliënt of patiënt, waarbij de voeding of
het dieet van de cliënt of patiënt centraal staat
cliënt = gezond persoon / patiënt= ziek persoon
we spreken over de interventie ipv over het consult
consult = advies, éénmalig
interventie = actieve handeling om probleem op te lossen op lange termijn
voorbeelden diëtistische interventies: eetstoornissen, afvallen, mensen met diabetes,
verbteren lichaamsbeeld,…
Het doel
voorbeeld doelen van een interventie
- Diabetes insulinegevoeligheid verbeteren
- Eetstoornissen verbeteren zelfbeeld
doel van de diëtist
Fysieke gezondheid
Gezonder eetgedrag
Biomedische doelen
BMI, bloeddruk, bloedsuiker,, cholesterol
kunnen worden uitgedrukt in cijfers, zijn objectiveerbaar
doel van de clïent/ patiënt
Psycho-sociaal doel: doel die betekenisvol is voor de cliënt
vb.: afvallen om te spelen met kleinkinderen, mooier zijn, een marathon kunnen
lopen, afvallen zodat je niet gepest wordt, sporten omdat je de snelste wilt zijn
doel van de diëtistische interventie
Psychosociaal doel (cliënt) moet in balans zijn met het biomedisch doel (diëtist)
(aanvullend)
Vertrek van de wens van cliënt om cliënt mee te krijgen Doel is enkel zinvol als
het zinvol is voor de cliënt
kenmerken van psychosociale doelen: de 3 G’s
Gevoelens
levenskwaliteit, tevredenheid, welzijn
doel is méér emotioneel welzijn
vb.: ik wil weer blij zijn als ik in de spiegel kijk, ik wil terug goed in mn vel ziten
welzijn doelen
- Beter zelfbeeld krijgen vb.: ik ben meer dan mijn lichaam
- Lcihaamsbeeld verbeteren vb.: niet alles aan mij is leleijk
- Beter coping vb.: niet eten uit stress
, - Acceptatie vb.: realistischer doel leren stellen
Gedrag
gedragsveranderingen
doel is verndering in gedrag
ik wil geen vreetbuiten meer, ik wil niet eten wanneer ik verdrietig ben, eten als
belonging, ik wil stoppen als ik verzadigd ben
gedragsverandering vb.: stimuluscontrole (beheersing bij eten )
hoe zou je iemand met obesitas kunnen helpen om meer stimuluscontrole te
krijgen?
- Minder in situaties komen die stress geven
- Meer sporten -af en toe ongezond blijven eten mag
- Contact met aantrekkelijk ongezond voedsel vermijden
- Leren omgaan met stress op een andere manier dan door te eten
Gedachten
cognitieve veranderingen
doel is anders denken
ik denk vaak dat ik geen karakter heb en dan begin ik te eten, waarom proberen?
Het lukt me toch niet, ik kan niks
cognitieve veranderingen: veranderen van storende gedachten of denkfouten
- Een denkfout, ook wel cognitieve fout of cognitieve bias, is een irrationele, foutieve
gedachtengang
- Het is vooringenomen of bevooroordeeld zijn wat het leren kennen betreft van iets
nieuws
- Het is een bevooroordeling die zowel bewust als onbewust kan voorkomen
Vb.: het is erfelijk dus ik kan er toch niets aan veranderen
voorbeelden van denkfouten
Emotioneel denken
vb.: ik voel me angstig dus moet ik mij in gevaar bevinden, ik voel me verdrietig
dus ik zal wel weer te veel gegeten hebben
Zwart-wit denken
vb.: ben je een deel van de oplossing, dan ben je een deel van het probleem, jij
ondersteunt me niet bij mijn dieet vandaag dus ji wil dat ik verdik
Rampdenken
vb.: ik heb 5 frietjes gegeten dus heel mijn dieet is voor niets geweest, als ik niet
voor het examen slaag kan ik het mijn hele leven niet vergeven
Overhaaste generalisatie
vb.: sommige medicijnen zijn erg verslavend en kunnen dodeijk zijn in korte tijd
daarom moeten alle medicijnen verboden worden, ik ben dik geworden van vet eten
dus ik eet nooit meer iets waar vet in zit
CONCLUSIE doel van de diëtistische interventie?
Goed verkennen wat het doel is van de cliënt bij het eerste consult
Een doel is bijna altijd een combinatie van een biomedisch en een psychosociaal doel
, Het meest krachtig is een doel voor de cliënt als
- Het hoofddoel in psychosociale termen is
- Het gezond of gezonder eten één van de subdoelen is
De theorie
bio-psycho-sociaal model
Engel 77
Er zijn wederzijds beïnvloedende relaties tussen biologische, psychologische, individuele,
familiale en maatschappelijke factoren bij ziekte
Zowel bij de aanvang, als bij het standhouden van ziekte als bij het ervaren van de ziete
en zijn impact
Gezondheid vertrekt vaak enzijdig van fysieke gezondheid
We zijn echter méér dan ons lichaam: ons psychisch welzijn, sociaal en maatschappelijk
welzijn zijn ook belangrijk om gezond te kunnen zijn
Een klacht is dus systemisch: om een klacht te begrijpen moeten we kijken naar get groter
geheel waar onze cliënt zich in bevindt
Alle factoren verbonden vb.: onderzoek darmflora en depressie
Wijziginge in 1 gebied brengen wijzigingen in ander gebied
Analyse van het probleem/ ziekte van de cliënt vertrekt dus vanuit:
1) Persoonlijke biologische factoren: fysische (BMI), medische (ziekten) en genetische
aspecten (erfelijke aandoening).
2) Psychologische factoren: niet probleem -> oplossing, maar volgens motivatie cliënt
werken (3G’s verkennen).
3) Sociale aspecten: familiale en socio-economische status, leefomstandigheden,
cultuur (wat zijn de mogelijkheden).
Vragen die je je als diëtist kan stellen om het probleem te analyseren:
1) Biologisch: Wat zijn de medische problemen van de cliënt? Wat waren uw resultaten
uit bloedanalyse? Zelf meten
2) Psychologisch: Lijdt de cliënt onder zijn probleem? Begrijpt u waarom u bent
doorverwezen? Hoe voelt u zich bij uw probleem?
, 3) Sociale aspecten: Beïnvloedt het eetprobleem zijn sociale relaties? Zijn er sociale
problemen die het eetprobleem veroorzaken? Zijn er dingen die u niet meer kan
doen? Voel je sociale druk? Vindt u eten bij anderen vervelend? Wat mist u? is er
iemand dat u kan steunen?
niet enkel bio-medisch model!!!
Voorbeschikkende factor
Vb.: jeugdtrauma kan later chronisch vermoeidheidsundroom geven
Vb.: diabetes kan uiteindelijk tot ontsteking van de gal leiden
Uitlokkende factor onmiddellijk, nu invloed
Vb.: slechte slaaphouding/piekeren leidt tot slaapproblemen
Onderhoudende factor
Vb.: eens je slaapprobleem hebt, zijn er zaken die probleem in stand houden,
bijvoorbeeld onregelmatige slaapuren
Voorbeeld bij diatetes
- Voorbeschikkend geschiedenis van familie waar veel suiker wordt gegeten, niet
over emoties gesproken en geen beweging
- Uitlokkend overlijden in familie: cliënt gaat heel veel suiker eten en ontwikkelt
diabetes type 2
- Onderhoudende factor de maanden erna is er geen ruimte voor cliënt om omver
zijn gevoelens te spreken, wordt hij niet aangemoedigd om een nieuwe leefstijl aan
te gaan
gedrag = de combinatie van persoonskenmerken en omgevingskenmerken
gedrag = een betekenisvolle reactie op een situatie
Vb.: overspel
psychosociale teoretische uitgangspunten
1. G = f(PxO)
2. Prikkels → interpretatie → reactie/gedrag
Gedragingen = betekenisvolle reacties op een situatie.
3. Gedrag kan aan- of afgeleerd (geconditioneerd) worden en is het gevolg van keuzes.
Basis om menselijk eetgedrag te bestuderen en analyseren.