Hanne Vogelaers OMT II: kwantitatieve methoden 21-22
1. Psychologie als wijze van denken 2
1.1. Rol van onderzoek producent ↔ consument 2
1.2. Hoe werken wetenschappers? 2
1.2.1. Empirie 2
1.2.2. Wetenschappers testen theorieën 2
1.2.3. Wetenschappers vormen een gemeenschap 2
1.2.4. Fundamenteel en toegepast onderzoek 3
1.2.5. Continue ontwikkeling 3
1.2.6. Publiceren 3
1.2.7. Communiceren 3
2. Bronnen van informatie 4
2.1. Onderzoek vs ervaring 4
2.2. Onderzoek vs intuïtie 4
2.3. Onderzoek vs autoriteiten geloven 4
2.4. Bronnen van informatie 4
3. Grondbeginselen van alle onderzoek 5
3.1. Drie soorten uitspraken vier aspecten van validiteit 5
3.1.1. Variabelen 5
3.1.2. Drie soorten uitspraken 5
3.1.3. Vier aspecten van validiteit 5
3.1.4. Voorwaarden causaliteit 6
4. Ethische richtlijnen voor Ψ onderzoek 7
4.1. Historische voorbeelden 7
4.2. Ethische principes 7
4.3. APA richtlijnen 7
4.4. Standaard 8 van APA 8
4.4.1. Ethische commissie 8
4.4.2. Informed consent 8
4.4.3. Misleiding 8
4.4.4. Debriefing 8
4.5. Onderzoeksfraude 8
4.6. Open science beweging 9
4.7. Onderzoek met dieren 9
5. Surveys 10
5.1. Goede metingen 10
5.1.1. Betrouwbaarheid 10
5.1.2. Validiteit 11
5.2. Surveys en observaties 11
5.2.1. Accurate antwoorden aanmoedigen 12
5.2.2. Observaties 13
6. Sampling 14
6.1. Probability sampling 14
6.2. Biased sampling 14
6.3. Wanneer is externe validiteit belangrijk? 15
0
,Hanne Vogelaers OMT II: kwantitatieve methoden 21-22
7. Bivariaat correlationeel onderzoek 16
7.1. Validiteit beoordelen 16
7.1.1. Constructvaliditeit 16
7.1.2. Statistische validiteit 16
7.1.3. Interne validiteit 17
7.1.4. Externe validiteit 17
8. Multivariaat correlationeel onderzoek 18
8.1. Criteria voor causaliteit 18
8.2. Meervoudige regressie 18
8.2.1. Derde variabele uitsluiten 18
8.3. Patronen en parsimonie 20
8.4. Mediatie 20
9. Eenvoudig experimenteel onderzoek 22
9.1. Experimentele variabelen 22
9.2. Experimenten 22
9.2.1. Causaliteit 22
9.2.2. Bedreigingen interne validiteit 22
9.2.3. Designs 22
9.3. Vier aspecten van validiteit beoordelen 23
10. Experimenten: confounding and obscuring variables 24
10.1. Bedreigingen interne validiteit 24
10.2. Null-effects 25
10.3. Power 26
11. Experimenten met meer dan 1 onafh variabele 27
11.1. Factoriële designs 27
11.2. Hoofdeffecten en interacties 27
11.3. Resultaten verwoorden 28
11.4. Factoriële designs 28
H12. Quasi-experiment, small-in designs, replicatie 29
12.1. Quasi-experimenten 29
12.2. Small-n experiment 29
12.3. Replicatie 30
12.4. Meta-analyse 31
L1. Wetenschappelijke communicatie 32
L2. Basisconcepten en methoden in onderzoek 32
L3. Surveyonderzoek en schalen 34
L4. Relatie tussen variabelen 36
L5. Onderzoeksdesigns 37
5.2. Factoriële designs 38
5.3. Quasi-experimentele designs 38
Samenvattende tabel en schema’s per hoofdstuk 39
Examenvragen 51
Sidenotes over deze samenvatting 89
1
,Hanne Vogelaers OMT II: kwantitatieve methoden 21-22
1. Psychologie als wijze van denken
1.1. Rol van onderzoek producent ↔ consument
Producent masterproef → hoe produceer je onderzoek?
Consument moet evidence based handelen → hoe consumeer je onderzoek?
-kritische mindset!: niet alle gepubliceerd onderzoek is correct of robuust (repliceerbaar)
-psychologisch onderzoek zit in een turbulente periode bv artikel feeling the future
1.2. Hoe werken wetenschappers?
1.2.1. Empirie
-empirische methode is gebaseerd op data van directe zintuiglijke waarnemingen of
meetinstrumenten (→ gebruiken om conclusie te trekken)
-doel empirische wet: systematisch, nauwkeurig, en repliceerbaar onderzoek verrichten
-empirie is niet gebaseerd op eigen ervaringen, intuïtie, of autoriteitsfiguren (zie verder)
1.2.2. Wetenschappers testen theorieën
Theorie-data cyclus
-theorie → onderzoeksvragen → onderzoeksdesign (studie met bepaald
design, experiment) → hypothese toetsen (data verzamelen en analyseren) →
data klopt (ondersteunt) of klopt niet (herbekijken)
Kenmerken goede theorie
-ondersteund door data
-falsifieerbaar: een goede theorie moet je kunnen weerleggen
-bv “marsmannetjes bestaan” → 1j kijken of je marsmannetje tegenkomt → nee →
“dat komt omdat je ze enkel ziet als je er echt in gelooft” ⇒ niet-falsifieerbaar want je
kan niet aantonen of het wel/niet klopt ⇒ pseudowettheorie ipv wettheorie
-bv facilitated communication treatment believers → “wel goede behandeling, er is
gwn te weinig vertrouwen in therapeut” ⇒ niet-falsifieerbaar
-parsimonie: spaarzaamheid, Occam’s razor ⇒ bij 2 even goede theorieën, kies makkelijkste
Theorie w geëvalueerd obv alle beschikbare bewijs
-theorie kan nooit “bewezen worden” → wél ondersteuning
-replicatie is belangrijk
1.2.3. Wetenschappers vormen een gemeenschap
Merton’s scientific norms
-universalisme: kwaliteit is afhvd studie zelf en niets anders
-communaliteit: wetenschappers vormen community en maken hun werk beschikbaar voor
die gemeenschap → transparant zijn over resultaten, data, … (moeilijke zaak)
-disinterestedness: wet wilt verklaren/begrijpen uit intellectuele interesse (niet owv geld,...)
-georganiseerd scepticisme: je zou alles in vraag moeten kunnen stellen
2
,Hanne Vogelaers OMT II: kwantitatieve methoden 21-22
1.2.4. Fundamenteel en toegepast onderzoek
Fundamenteel onderzoek
-tracht theoretisch inzicht te verkrijgen in fenomenen
-geen directe praktische toepassing, veel binnen universiteit
-kan op termijn leiden tot toepassingen die praktischer van aard zijn → vertalend onderzoek
-bv via neurowetenschappelijk onderzoek kijken welke hersendelen activeren bij meditatie
Vertalend onderzoek
-in laboratorische studie
-bv kan meditatie studenten helpen tot een beter resultaat?
Toegepast onderzoek
-werkt een toepassing?
-bv helpt meditatieprogramma op school om studenten langer te focussen op de les?
1.2.5. Continue ontwikkeling
-theorieën worden continu getest, aangepast, en gefalsifieerd
-wetenschappers zetten vervolgonderzoek op
1.2.6. Publiceren
-manuscripten w ingestuurd naar wetenschappelijke tijdschriften
-rol vd editor: start peer-review proces (coördinerende functie)
-peer-review: collega’s beoordelen kwaliteit v artikel (beide anoniem)
-rol vd reviewers: reject/revise/accept
1.2.7. Communiceren
-wat in media verschijnt → zelden gelijk aan onderzoek (clickbait!)
3
, Hanne Vogelaers OMT II: kwantitatieve methoden 21-22
2. Bronnen van informatie
Onderzoekers
-gebruiken een vergelijkingsgroep
-controleren voor derde variabelen (confounds, alternatieve verklaringen)
-trachten informatie te evalueren zonder bias bv pen is mightier than keyboard
⇒ onderzoek is beter dan: eigen ervaring, intuïtie, autoriteitsargumenten
2.1. Onderzoek vs ervaring
Ervaring is confounded
-we controleren onze eigen ervaringen niet voor meerdere, gelijktijdig optredende factoren
die een invloed hebben op onze gevoelens en gedrag
Onderzoek is beter dan eigen ervaring want…
-onderzoekers gebruiken controlegroep, controleren voor derde variabelen (confounders),
en trachten informatie te evalueren zonder bias
-bv onderzoek Bushman naar catharsis hypothese (woede uiten helpt)
-onderzoek is wel probabilistisch! je kan nooit iets perfect voorspellen
-bv roken en longkanker: er zullen altijd uitzonderingen zijn
2.2. Onderzoek vs intuïtie
Biases redeneerfouten
-goed verhaal: wnr het plausibel klinkt (bv catharsis hypothese)
-availability heuristic: wnr we makkelijk met voorbeelden kunnen komen (bv vliegtuigcrash)
-present/present bias: wnr we kijken naar 1 specifieke situatie (bv rage room, dromen+sms)
-confirmation bias: bewijs zoeken dat overeenkomt met verwachting
-confirmatory hypothesis testing: hypo formuleren zodat die bevestigd w (bv extra/introvert)
-bias blind spot: eigen bias ontkennen of denken dat ze minder een rol spelen
-Dunning-Kruger effect: te hoog inschatten van onze eigen competenties (vooral bij lage)
2.3. Onderzoek vs autoriteiten geloven
-bv vaccinaties in de VS, antivaxers omdat het autisme zou veroorzaken
2.4. Bronnen van informatie
Wetenschappelijke bronnen gerangschikt obv impactfactor en citaties
-empirische artikels of review artikels (bv meta-analyse) gepubliceerd in wet tijdschriften
-boekhoofdstukken (edited books), wetenschappelijke boeken
Niet wetenschappelijke bronnen boeken voor brede publiek, wikipedia, populaire media
4