Temperatuurregulatie bij mensen is gekoppeld aan metabolische warmteproductie. Mensen
zijn homeotherme dieren, wat betekent dat ons lichaam de interne temperatuur regelt binnen
een relatief smal bereik. De gemiddelde lichaamstemperatuur is 37°C, met een normaal bereik
van 35,5-37,7°C. Deze waarden zijn onderhevig aan aanzienlijke variatie zowel tussen
individuen als gedurende de dag bij een enkel individu. De plaats waar de temperatuur wordt
gemeten, maakt ook een verschil omdat de kerntemperatuur van het lichaam hoger kan zijn
dan de temperatuur aan het huidoppervlak. Orale temperaturen zijn ongeveer 0,5°C lager dan
rectale temperaturen.
Verschillende factoren beïnvloeden de lichaamstemperatuur bij een bepaald individu. De
lichaamstemperatuur stijgt bij inspanning of na een maaltijd (vanwege oor voeding
geïnduceerde thermogenese). De temperatuur wisselt ook gedurende de dag: de laagste
(basale) lichaamstemperatuur vindt plaats in de vroege ochtend en de hoogste in de vroege
avond. Vrouwen in de reproductieve leeftijd vertonen ook een maandelijkse
temperatuurcyclus: de basale lichaamstemperatuur is ongeveer 0,5°C hoger in de tweede helft
van de menstruatiecyclus (na de eisprong) dan voor de eisprong.
Thermoregulatie = temperatuurscontrole
Homeotermen = warmbloedigen, die hebben systemen om ons bloed warm te houden
thermoregulatiemechanismen
Poikilothermen = koudbloedigen bv vissen, die hun lichaamstemperatuur is afhankelijk van
de omgevingstemperatuur
Pasgeborenen of neonati zijn heel kwetsbaar voor veranderingen in T.
1
,Temperatuurbalans in het lichaam hangt, net als energiebalans, af van een dynamisch
evenwicht tussen invoer en uitvoer.
De warmte-invoer bestaat uit twee componenten:
- interne warmteproductie, waaronder warmte van het normale metabolisme en warmte die
vrijkomt tijdens spiercontractie
- externe warmte-invoer vanuit de omgeving door straling of geleiding
Alle objecten met een temperatuur boven het absolute nulpunt geven stralingsenergie af met
infrarode of zichtbare golflengten. Deze energie kan worden geabsorbeerd door andere
objecten en vormt stralingswarmtewinst voor die objecten. Elke keer dat u in de zon of voor
het vuur zit, absorbeert u stralingsenergie. Geleidende warmtewinst is de overdracht van
warmte tussen objecten die met elkaar in contact staan, zoals de huis en een
verwarmingskussen of de huis en heet water.
We verliezen warmte van het lichaam op vier manieren:
- Geleiding
- Straling
- Convectie
- Verdamping
Geleidend warmteverlies is het verlies van lichaamswarmte aan een koeler object dat het
lichaam raakt, zoals een ijskompres of een koude stenen bak. Het stralingswarmteverlies van
het menselijk lichaam is naar schatting verantwoordelijk voor bijna de helft van het
warmteverlies van een persoon in rust in een normale kamer. Thermografie is een
diagnostische beeldvormingstechniek die stralingswarmteverlies meet. Sommige
kankerachtige tumoren kunnen visueel worden geïdentificeerd omdat zet een hogere metabole
activiteit hebben en meer warmte afgeven dan omringende weefsels.
Warmteverlies door straling en geleiding wordt versterkt door warmteverlies door convectie,
het proces waarbij warmte wordt afgevoerd door warme lucht die van het lichaamsoppervlak
opstijgt. Convectieve luchtstromen ontstaan overal waar een temperatuurverschil in de lucht
bestaat: warme lucht stijgt op en wordt vervangen door koelere lucht. Convectie helpt om
opgewarmde lucht weg te voeren van he huidoppervlak. Kleding, die lucht vasthoudt en
convectieve luchtstromen voorkomt, helpt de warmte dicht bij het lichaam vast te houden. Het
vierde type warmteverlies van het lichaam is warmteverlies door verdamping, dat plaatsvindt
2
,als water verdampt aan het huidoppervlak en in de luchtwegen. De omzetting van water van
de vloeibare toestand naar de gastoestand vereist de invoer van aanzienlijke hoeveelheden
warmte-energie. Wanneer water op het lichaam verdampt, onttrekt het warmte aan het
lichaam. Je kunt het effect van verdampingskoeling demonstreren door één arm nat te maken
en het water te laten verdampen. Terwijl het droogt, voelt de natte arm veel koeler aan dan de
rest van het lichaam omdat er warmte aan de arm wordt onttrokken om het water te
verdampen. Evenzo neemt de halve liter waterdamp die het lichaam dagelijks verlaat via de
longen en de huid een aanzienlijke hoeveelheid lichaamswarmte mee. Warmteverlies door
verdamping wordt beïnvloed door de luchtvochtigheid van de omgeving: er vindt minder
verdamping plaats bij een hogere luchtvochtigheid.
Warmteverlies door geleiding, convectie en verdamping van het lichaam wordt versterkt door
de bulkstroom van lucht door het lichaam, zoals lucht die door een ventilator of een briesje
over de huis wordt bewogen. Het effect van wind op de regeling van de lichaamstemperatuur
in de winter wordt beschreven door de gevoelstemperatuur, een combinatie van de absolute
omgevingstemperatuur en het effect van warmteverlies door convectie.
Circadiaans ritme = onze T varieert in dag en nacht
Afgifte:
• Langs de huid: 4 fysische processen
• Perspiratio (via ademhaling) niet zo veel warmte afgifte (bij honden wel door te hijgen
aangezien de afgifte via de huid niet gaat door pels)
Productie:
• Metabolisme: 1500-2000 kcal/dag (dit is ook de hoeveelheid je via voeding opneemt in
normale omstandigheden)
• Spieractiviteit
Ons metabolisme kunnen we niet opdrijven om het warm te krijgen, om deze reden staat het
woord “metabolisme” in het wit.
Maar dit is niet volledig correct van het schildklierhormoon zorgt voor de werking van het
metabolisme.
Iemand met een te hard werkende schildklier hebben het altijd warm en vermageren snel.
Het is een hormoon die invloed heeft op het metabolisme
Maar de schildklier heeft geen temperatuursensoren dus deze gaat niet harder werken als het
kouder is.
Conclusie: we hebben een hormoon om de activiteit van het metabolisme te verhogen maar
dat zit niet in de fysiologische feedback loop van de temperatuurregeling dus de schildklier
zorgt niet mee voor het op peil houden van de lichaamstemperatuur
Je produceert 1°C als je 10min hebt gesport.
Als het koud is, beginnen we te rillen wat zorgt voor spierproductie. Hierdoor staat
“spieractiviteit” in het geel, want bij een verandering van T gaat er een feedback zijn van de
spieren.
Als het warm is, zie je rood, begin je te zweten en zit je stil
Als het koud is, zie je bleek, zweet je niet en begin je te rillen
Dit gebeurt automatisch waardoor er sensoren aanwezig moeten zijn
Door bloed te sturen naar onze huid wordt de radiatie en de convectie aangepast.
3
, Radiatie: je straalt altijd warmte uit onafhankelijk in welk medium (lucht, water, …) je staat
Conductie: aan lucht is het moeilijk om warmte af te geven aangezien lucht geen goede
warmtegeleider is, hierdoor is het makkelijker om warmte via conductie te verliezen in water
want water is een betere warmtegeleider dan lucht.
(om deze reden is een zwembad van 25°C kouder dan de lucht die ook 25°C is, je geeft
warmte af via conductie aan water waardoor je afkoelt)
Convectie: afkoelen door beweging bv ventilator
In vochtige omgevingen lijkt het warmer te zijn dit komt omdat we in vochtige omgevingen
minder goed zweten en hierdoor minder goed afkoelen.
De fysiologische belangrijke component is dat de manier voor warmte af te geven afhankelijk
is van de huid, de huid is het warmte regelende orgaan. Dit omdat de 4 parameters te maken
hebben met de huid.
De zweetklieren zijn gelegen in de huid, maar ook de doorbloeding is heel belangrijk.
De warmte afgifte wordt geregeld door minder of meer bloed te stromen door de huid (veel
bloed stromen dan zien we rood, minder bloed stromen dan zien we bleek) of door minder of
meer te zweten.
Als we net koorts maken zien we bleek omdat we dan veel warmte bijhouden en hierdoor de
bloedvaten dicht bij de huid gaan dichtknijpen, waardoor er meer weerstand wordt
opgebouwd.
4