Test Bank Stahl’s Essential Psychopharmacology 5th Edition All Chapters Fully Covered A+ Guide Completed ISBN:9781108971638 Newest Version Stahl’s Essential Psychopharmacology 5th Edition Test Ban...
Stahl’s Essential Psychopharmacology 5th Edition Test Bank
Test Bank Complete_ Stahl's Essential Psychopharmacology Neuroscientific Basis and Practical Applications 5th Edition, (2021) Stephen M. Stahl (Author) All Chapters 1-13
Tout pour ce livre (29)
École, étude et sujet
Tilburg University (UVT)
Psychologie
Psychofarmacologie (500836)
Tous les documents sur ce sujet (22)
Vendeur
S'abonner
psychologystudent00
Avis reçus
Aperçu du contenu
Hoofdstuk 1: wat is het proces van chemische neurotransmissie?
Neurotransmitters (moleculen) zorgen voor de signaaloverdracht tussen zenuwcellen
(neuronen) in het zenuwstelsel. Deze signaaloverdracht vindt plaats in de synaps. De
grootte, lengte, vorm en lokalisatie in de hersenen bepalen de functie van een neuron.
Het chemically addressed zenuwstelsel vormt de chemische basis van neurotransmissie;
namelijk de manier waarop chemische signalen worden ge(de)codeerd, geconverteerd en
hoe ze zich over het lichaam verplaatsen.
Wat is de algemene structuur van een neuron en neurotransmitters?
Neurotransmitters (moleculen) zorgen voor de signaaloverdracht tussen zenuwcellen
(neuronen) in het zenuwstelsel. Deze signaaloverdracht vindt plaats in de synaps. De
grootte, lengte, vorm en lokalisatie in de hersenen bepalen de functie van een neuron.
Het chemically addressed zenuwstelsel vormt de chemische basis van neurotransmissie;
namelijk de manier waarop chemische signalen worden ge(de)codeerd, geconverteerd en
hoe ze zich over het lichaam verplaatsen.
De zes belangrijkste neurotransmitters in de klinische praktijk zijn:
Glutamaat (excitatoir)
GABA (inhibitoir)
Dopamine (DA)
Serotonine (5HT)
Norepinefrine / noradrenaline (NE)
Acetylcholine.
Bij de input naar een neuron kunnen veel verschillende neurotransmitters, afkomstig van
veel verschillende neuronale circuits, betrokken zijn. Het begrijpen van deze input naar
neuronen binnen functionerende circuits kan de mens van een rationale basis met betrekking
tot het selecteren en combineren van medicatie voorzien.
Welke vormen van neurotransmissie zijn er?
Er zijn drie vormen van neurotransmissie in het zenuwstelsel.
Klassieke neurotransmissie
Retrograde neurotransmissie
Volume neurotransmissie
Bij klassieke neurotransmissie veroorzaakt de stimulatie van een presynaptische neuron
(door neurotransmitters, licht, medicatie, hormonen, zenuwimpulsen) een elektrische impuls
die naar de axon terminal wordt gestuurd. Deze elektrische impulsen worden aldaar
geconverteerd in neurotransmitters die worden vrijgelaten, waarna ze de receptoren van de
postsynaptische neuron stimuleren. De communicatie binnen de neuron is in dit geval dus
elektrisch, maar de communicatie tussen de neuronen is chemisch. In de postsynaptische
neuron kan deze chemische informatie weer worden omgezet in een elektrische impuls maar
het is ook mogelijk dat er verdere chemische reacties worden uitgelokt.
De postsynaptische neuron kan ook ‘terugpraten’ tegen het presynaptische neuron; dit kan
via een derde neuron die weer berichten stuurt naar de eerste neuron (een soort ‘cirkel’) of
dit kan direct via retrograde neurotransmissie. Hierbij worden chemische stoffen
teruggestuurd van de (oorspronkelijk) postsynaptische neuron naar de (oorspronkelijk)
presynaptische neuron. Dit stofje wordt vervolgens in die neuron vervoerd naar de celkern.
Er zijn drie groepen retrograde neurotransmitters: endocannabinoïden (EC’s),
stikstofmonoxide (NO) en groeifactoren (NGF’s). Het is nog niet precies duidelijk wat deze
retrograde neurotransmitters doen in de pre- en postsynaptische neuron.
Een derde vorm van neurotransmissie is volume neurotransmissie ofwel nonsynaptische
diffusie neurotransmissie. Hierbij ‘lekt’ de synaptische spleet als het ware chemische stoffen
tijdens een normale neurotransmissie en zo kunnen deze terecht komen bij nabij gelegen
andere receptoren. Dit gebeurt bijvoorbeeld met DA in de prefrontale cortex. Omdat daar
weinig DA heropname-pompen zijn, raakt de DA verspreid en kan deze terecht komen bij
,nabij gelegen receptoren van dezelfde neuron (maar dus niet van dezelfde synaps) of zelfs
bij receptoren van een ander nabijgelegen neuron, waar het een reactie teweeg brengt. Via
ditzelfde mechanisme werkt de inhibitie van monoamine neuronen: wanneer er
neurotransmitters worden losgelaten door een monoamine neuron, lekken er na verloop van
tijd neurotransmitters naar de inhibitoire autoreceptors op dezelfde neuron. Zodra de
neurotransmitters hieraan binden stopt de neuron met het zenden van neurotransmitters. Zo
reguleert de neuron zichzelf.
Wat is het proces van excitatie-secretie koppeling?
Dit is het proces waarbij een elektrische impuls in de presynaptische neuron wordt omgezet
in een chemisch signaal bij de synaps. Wanneer de elektrische impuls de presynaptische
axon terminal in gaat, veroorzaakt het daar de vrijlating van de aldaar opgeslagen chemische
neurotransmitter. Dit gebeurt als volgt: elektrische impulsen openen ionenkanalen, zowel de
voltage-gevoelige natrium (=sodium) kanalen (VSSC’s) als de voltage-gevoelige
calciumkanalen (VSCC’s), door het potentiaal van het membraan te veranderen. Door de
invloed van natrium in de presynaptische neuron, beweegt het elektrische signaal van het
actiepotentiaal door de axon tot het de presynaptische terminal bereikt. Daar stroomt calcium
in het zenuwuiteinde waardoor de blaasjes (vesikels) hun chemische inhoud loslaten in de
synaps.
Wat zijn signaaltransductie cascades?
Neurotransmissie kan ook in een groter geheel gezien worden; van de genoom van de
presynaptische neuron naar het genoom van de postsynaptische neuron en dan weer terug.
Dergelijke processen behelzen een reeks van chemische berichten en worden
signaaltransductie cascades genoemd. Hierbij zijn altijd meerdere ‘messengers’ betrokken,
waardoor de biochemische aard van de cel wordt veranderd. De eerste messenger is een
neurotransmitter, hormoon of neurotrofine die zich hecht aan een receptor. Hierdoor wordt
een reactie teweeg gebracht in de postsynaptische neuron waar een chemische tweede
boodschapper (second messenger) wordt aangemaakt. Die activeert op zijn beurt weer een
derde boodschapper (third messenger), een kinase. Deze kinase voegt een fosfaatgroep toe
aan een vierde boodschapper proteïne, die hierdoor een actieve fosfaatproteïne wordt. Deze
fosfaatproteïne kan verschillende biologische reacties in de neuron teweeg brengen. Het is
mogelijk om deze reactie ongedaan te maken via een andere signaaltransductie cascade
die, in plaats van kinase, fosfatase (een enzym dat fosfaat afbreekt) activeert en op die
manier de vierde boodschapper (fourth messenger) deactiveert.
De belangrijkste signaaltransductie cascades zijn:
G-proteïne gelinkte systemen, waarbij de second messenger een chemische stof is.
Ion kanaal gelinkte systemen, waarbij de second messenger een ion is.
Hormoon gelinkte systemen, waarbij de first messenger een hormoon is.
Neurotrofine gelinkte systemen, waarbij de first messenger een neurotrofine is.
Signaaltransductie cascades kunnen uren tot dagen duren. Ze kunnen ervoor zorgen dat een
gen wordt aan- of uitgezet. Er is niet over alle signaaltransductie cascades evenveel bekend,
maar de werking van G-proteïne gelinkte systemen is vrij duidelijk.
Er zijn twee mogelijke doelen van signaal transductie: het activeren van fosfaatproteïnen of
expressie van genen. Activatie van fosfaatproteïnen kan de synthese en loslating van
neurotransmitters veranderen, maar heeft ook invloed op ionkanaal geleiding en de algehele
activiteit van een neuron. Activatie kan echter ook ongedaan worden door de derde
messenger fosfatase. Deze activering of deactivering van fourth messengers speelt een
belangrijke rol in de regulatie van chemische neurotransmitter processen.
Een ander belangrijk doel is genetische expressie. Neurotransmissie kan genen uit- of
aanzetten en dus de expressie bepalen. Sommige genen functioneren als een soort
fronttroepen. Deze onmiddellijke-vroege genen (immediate-early genes) reageren snel op de
,input van een neurotransmitter. Zodra deze genen geactiveerd zijn, produceren ze proteïnen
(vijfde boodschappers/fifth messengers) die samen een leucine-zipper vormen (zesde
boodschapper/sixth messenger) die ervoor zorgt dat een veel grotere groep late
genen geactiveerd wordt.
Wat is het systeem van epigenetica?
Epigenetica is een parallel systeem dat bepaalt of een bepaald gen daadwerkelijk naar een
specifiek RNA of proteïne wordt omgezet, of dat het genegeerd wordt. De ontwikkeling van
de hersenen is dus niet alleen afhankelijk van welke genen wel of niet worden geërfd, maar
ook of abnormale genen zich wel of niet zullen uiten. Neurotransmitters, genen zelf,
drugs/medicatie en de omgeving reguleren welke genen wel of niet tot uiting komen en
beïnvloeden daarmee alle gebeurtenissen in de hersenen.
Epigenetische mechanismen schakelen genen aan of uit door de structuur van chromatine in
de celkern aan te passen. Het karakter van een cel wordt bepaald door chromatine, een
substantie bestaande uit nucleosomen (octet proteïnen, genaamd histonen, waar het DNA
omheen gewikkeld is).
Hoofdstuk 2: wat zijn de werkingsmechanismen van de
psychofarmaca?
Psychofarmaca hebben verschillende werkingsmechanismen, maar ze hebben allemaal een
diepgaand effect op neurotransmissie. Hoewel er meer dan 100 psychofarmaca zijn, zijn er
maar weinig plaatsen waarop al deze drugs werken. Om precies te zijn: ongeveer één derde
richt zich op een transporter voor een neurotransmitter (30%), ongeveer één derde op g-
proteïne gelinkte receptoren (30%) en ongeveer één derde richt zich op ligand-afhankelijke
ionkanalen (20%), spanningsafhankelijke ionkanalen (10%) en enzymen (10%). Al deze drie
locaties worden in dit hoofdstuk behandeld.
Hoe werkt het mechanisme dat zich richt op een transporter voor een
neurotransmitter?
Neurotransmitter transporters zijn receptoren, voornamelijk aanwezig op de presynaptische
neuron, die binden aan neurotransmitters om deze vervolgens door het membraan terug in
de presynaptische neuron te transporteren. Op deze manier wordt de hoeveelheid
neurotransmitters in de synaptische spleet gecontroleerd en kunnen neurotransmitters
gerecycled worden. Er zijn twee soorten neurotransmitter transporters:
Plasma membraan transporters transporteren de neurotransmitter vanuit de
synaptische spleet in de neuron en bestaan uit solue carrier (SLC; opgeloste stof
vervoerder) families 6 en 1.
Intracellulaire synaptische vesiculaire transporters: plaatsen de in de neuron
opgenomen neurotransmitter in de synaptische vesikels. Ze bestaan uit SLC families
18, 32 en 17.
Heropname-mechanismen voor monoaminen gebruiken unieke presynaptische transporters
voor iedere afzonderlijke monoamine, maar dezelfde vesiculaire transporter voor alle drie de
monoamine-neuronen. Er zijn drie SLC6 familie transporters voor monoaminen die zeer vaak
het doelwit zijn van psychofarmaca. Serotonine (5HT) gebruikt SERT als presynaptische
transporter, noradrenaline (NE) gebruikt NET en dopamine (DA) gebruikt DAT. Ze worden
vervolgens door dezelfde vesikel-transporter VMAT2 (vesiculaire monoamine transporter 2)
in synaptische vesikels geplaatst. Hoewel alle presynaptische transporters speciaal bedoeld
zijn om een van de drie monoamine-neurotransmitters te vervoeren, hebben ze ook een
zwak voor andere amines en kan het dus gebeuren dat deze een beetje ‘meeliften’. Naast
hun standaard monoaminen heeft NET bijvoorbeeld ook affiniteit met DA, DAT met
amfetamines, en SERT met MDMA.
, Het transporteren van neurotransmitter naar de presynaptische neuron kost energie. Deze
energie wordt voorzien door transporters in het SLC6 gen-familie die het ‘neerwaartse’
transport van natrium met het ‘opwaartse’ transport van monoamine koppelt. De monoamine
transporters zijn dus eigenlijk natrium-afhankelijke co-transporters. Dit wordt mogelijk
gemaakt door monoamine transport te koppelen aan de activiteit van het enzym natrium-
kalium ATPase (beter bekend als de natrium-kaliumpomp), die het neerwaartse transport
voor natrium creëert door continu natrium uit de neuron te pompen. Deze neerwaartse
transport van natrium maakt het mogelijk dat er monoaminen (vaak in combinatie met kalium
of chloride) ín de cel worden gepompt. Als er geen sodium is, werkt ATPase niet en worden
er dus geen monoaminen of andere stoffen in de cel gepompt.
Een allosterische bindingsplaats is een plek op een transporter waarop specifieke andere
moleculen en ionen (liganden) een chemische verbinding kunnen vormen. Dit houdt in dat
een psychofarmaca (bijv. een antidepressivum) zich kan binden aan een transporter om het
transport te beïnvloeden, zonder dat het zelf de neuron in vervoerd wordt. Zo bindt het
antidepressivum Fluoxetine (een 5HT-heropname blokkeerder) aan een allosterische
bindingsplaats op SERT, waardoor hij ervoor zorgt dat 5HT niet meer kan binden en dit niet
meer terug in de neuron gepompt wordt. Dit heeft als effect dat de hoeveelheid 5HT in de
synaptische spleet enorm oploopt. Hierdoor heeft 5HT een langer en groter effect op de
postsynaptische receptoren. Aangezien 5HT een positieve invloed heeft op o.a. stemming,
leidt een overschot aan 5HT in theorie tot een verbeterde stemming of zelfs euforie. Veel
antidepressiva en drugs, met name MDMA, werken op deze manier.
De overige (niet monoamine) neurotransmitter-transporters van de SLC6 & SLC1 families
worden slechts door één psychofarmaca beïnvloed. Er zijn geen drugs die effect hebben op
de transporters van acetylcholine (choline transporter) en glutamaat (EAAAT 1-5), maar er is
wel één anticonvulsivum (tiagabine) dat effect heeft op de GABA-transporters (GAT1-4). Het
verhoogt GABA-concentraties, wat weer een positieve invloed kan hebben op angst,
slaapstoornissen en pijn.
Niet alle neurotransmitters worden gereguleerd met heropname-transporters. Histamine
heeft geen presynaptische transporter. Neuropeptides hebben dit evenmin. De inactivatie
van deze stoffen gebeurt dus uitsluitend door enzymen.
Het transport van de neurotransmitter terug in een vesikel wordt uitgevoerd door vesiculaire
transporters. De vesiculaire transporter voor 5HT, NE en DA is VMAT2. Andere
neurotransmitters hebben andere vesiculaire transporters (Ach=VAChT, GABA=VIAAT,
Glu=VGluT1-3). De neurotransmitters komen in de vesikel terecht door een proton ATPase.
Deze zogenaamde proton-pomp pompt positief-geladen protonen continu de synaptische
vesikel uit. De positief geladen neurotransmitters komen dan de vesikel in, zodat de lading
binnen in de vesikel gelijk blijft.
VMAT’s worden beïnvloed door psychofarmaca. Amfetamines hebben bijvoorbeeld invloed
op de heropname transporters, maar ook op de vesiculaire transporters van DA. Normaal
gesproken wordt vrijgelaten DA terug in de neuron opgenomen door DAT en vervolgens
opgeslagen in synaptische vesikels door VMAT. Amfetamine zorgt ervoor dat de DA niet
meer in de vesikels kan, wat leidt tot een toename van intracellulaire DA (het kan namelijk
niet weg uit de presynaptisce neuron). Deze accumulatie van DA heeft uiteindelijk tot gevolg
dat alle kanalen openen om de DA uit de cel te laten en zelfs de heropnamepompen DA de
cel uit gaan pompen in plaats van in.
Hoe werkt het mechanisme dat zich richt op een g-proteïne gelinkte receptor?
Een ander belangrijk doel van psychofarmaca en drugs zijn de receptoren die gelinkt zijn aan
G-proteïnen. Veel psychofarmaca werken vaak alleen op bepaalde subtypes van deze
receptoren terwijl natuurlijke neurotransmitters op alle subtypes werken. Een
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur psychologystudent00. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.