Oncologie
Tendenzen bij - Komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen
kanker Man: prostaatkanker, longkanker, colon- en rectumkanker
Vrouwen: borstkanker, colon- en rectumkanker en longkanker
- 67% van vrouwen en 80% van mannen zijn > 60 jaar
- 1/3 man en ¼ vrouw krijgt voor hun 75 ste de diagnose kanker
- < 1% doet zich voor op kinder- of adolescentenleeftijd
Een 5-jaars of - Uitgedrukt in percentage (x % kans om na dat aantal jaar nog in leven te zijn)
10-jaars- - Afhankelijk van:
overleving Type kanker (longvlieskanker < prostaatkanker)
Tijdstip van diagnose (hoe vroeger de start van de behandeling, hoe beter)
Stadium op moment van diagnose (hoe lager, hoe beter)
Soorten 1. Partiële remissie: door de behandeling treedt er een tijdelijke vermindering van
“Genezing” / ziekteverschijnselen op
gevolgen 2. Complete remissie: er is geen enkele aanwijzing meer voor de aanwezigheid van
maligne cellen
3. Recidief: pt wordt opnieuw ziek na periode van remissie
Lokaal recidief: op de primaire ziektelocatie
Regionaal recidief: in de omgeving van de primaire ziektelocatie
4. Progressie: wanneer de ziekte toeneemt nadat toestand van partiële remissie
bereikt werd / de wnr de behandeling geen beterschap bracht
Oncogenese = het proces van het ontstaan van kwaadaardige tumoren
definitie - Carcinogenese: het ontstaan van maligne epitheliale gezwellen
Oncogenese Normaal:
- Aanmaak nieuwe cellen door celdeling (mitose) is in evenwicht met het verlies van
cellen door geprogrammeerde celdood (apoptose)
Tumor:
- Deze balans is ontregeld er worden meer cellen gevormd dan er afgebroken
worden
- Dit komt door afwijkingen (mutaties) in de genen die deze balans regelen
Per toeval
Onder invloed van schadelijke omgevingsfactoren (carcinogenen)
Tgv erfelijke afwijkingen
4 soorten 1. Proto-oncogenen
genen die hier Genen die coderen voor een eiwit dat celdeling en celgroei stimuleert
een belangrijke Proto-oncogen geactiveerd groen licht om DNA bij te maken en te delen
rol in spelen bij Mutatie in proto-oncogen (proto-oncogen oncogen)
deze regulatie Extra activiteit of overexpressie abnormale deling en groei
!!! 2. Tumorsuppressorgenen
Genen die coderen voor een eiwit dat de celcyclus stillegt als er een fout is
opgetreden bij de DNA-duplicatie
Zodat de schade eerst hersteld kan worden voor deze verder
deelt/verspreidt
Beschermend mechanisme tegen kwaadaardige ontaarding
Mutatie in tumorsuppressorgen: het niet remmen vd celdeling wanneer nodig
3. DNA-herstelgenen
Proberen beschadiging van DNA te herstellen
Indien niet mogelijk is DNA te herstellen apoptose
Mutatie in DNA-herstelgenen beschadigde cel kan niet overgaan tot apoptose
4. Telomerase
Een enzym dat instaat voor het delende vermogen van cellen normale cellen
verliezen na 60 delingen hun delend vermogen door verlies aan telomerase en
sterven af
Bij tumorcellen: telomerase-activatie waardoor cellen onbeperkt delen
,Meerstappen- Verandering in de cel
proces - Initiatie: het induceren van deze
verandering door blootstelling
aan een carcinogeen
- Promotie: het proces waarbij in
een geïnitieerde cel een
proliferatie ontstaat
= sommige actoren kunnen initiator en
promotor zijn: vb. UV-straling
Tussenfasen:
1. Hyperplasie
Fase van abnormale toename van het aantal cellen in weefsel/orgaan
2. Dysplasie
Fase van abnormale ontwikkeling, abnormaal uiterlijk en abnormale organisatie
3. Metaplasie
Fase van aanwezigheid van normaal weefsel op een plaats waar het niet hoort
Beïnvloedende 1. Carcinogenen
factoren in het Chemische carcinogenen
ontstaan van (exacte schade is afh van aard, hoeveelheid en duur van bootstelling)
kanker Indirecte carcinogenen
Meeste carcinogenen moeten in het organisme omgezet worden in de
effectieve carcinogene stof (vb. asbest)
Vb. sigarettenrook: belangrijkste oorzaak van longkanker
Vb. rood vlees en bereide vleeswaren en verzadigde vetten
(overconsumptie)
Vb. alcohol (ethanol)
Directe carcinogenen
Deze producten binden zich direct aan het DNA en zijn daardoor
mutageen
vb. cytostatica (tweede maligniteit als gevolg van chemo/radiotherapie
is een bekende complicatie)
Fysische carcinogenen
Ioniserende straling door directe schade aan het DNA
Frequent en langdurige blootstelling aan UV-straling (mensen die
gemakkelijk verbranden zijn hier het meest gevoelig aan)
Biologische carcinogenen
Sommige parasieten of bacteriën
Carcinogene virussen: herpesvirus, HPV, hepatisis B / C
Combinaties van risicofactoren
Interacties tussen risicofactoren
Synergetisch: vb. combo van alcohol en roken bij keelkanker
Antagonistisch
2. Beschermende factoren
Gezonde, gevarieerde, vezelrijke voeding + voldoende beweging + juist gewicht
Groenten en fruit (anti-oxidanten zoals vitC, vitE, selenium,...)
Indeling van 1. Op basis van maligniteit
kanker Maligne benigne (= reactieve celwoekering zoals versterkte littekenvorming
en lymfevergroting bij infectie)
Eigenschap Goedaardig Kwaadaardig
Begrenzing Scherp, afgerond Onscherp, onregelmatig, uitlopers
Groeiwijze Expansief Infiltrerend
Groeisnelheid Laag Hoog
Necrose Zelden Vaak
Differentiatie Hoog Matig tot slecht
Mitotische activiteit Gering hoog
Meest betrouwbaar = infiltratieve groei (als tumorcellen het omliggende
, weefsel penetreert)
Door infiltratieve groei kan de tumorcel metastaseren (= uitzaaien)
Lymfogene metastasering: via lymfevocht
Hematogene metastasering: via het bloed
Groepen tumoren die niet goedaardig zijn, maar ook niet helemaal kwaadaardig:
Borderlinetumoren: onderscheid tss goedaardig en kwaadaardig is niet
makkelijk
Carcinoma in situ: tumoren die kenmerken van kwaadaardig hebben maar
nog geen infiltrerende groei vertonen (geen kapseldoorbraak)
2. Op basis van het tumortype
Solide tumoren: vaste tumoren die ontstaan in een bepaald orgaan of weefsel
Niet-solide tumoren: celwoekeringen die ontstaan op diverse plaatsen van het
lichaam (vb. bloed of beenmerg)
3. Op basis van architectuur, morfologie en lokalisatie
Celtype (epitheliaal – mesenchymaal – neuro-ectoderm)
4. Op basis van uitgebreidheid van de ziekte
TNM-classificatie (zie verder)
Soorten kanker - Sporadische kanker
op basis van De pt is de enige met kanker in de familie (meestal door carcinogene
erfelijkheid blootstellingen in het leven zoals vb. roken)
- Familiale kanker
Wanneer meerdere kankergevallen voorkomen in de familie, maar zonder geen
doorslaggevende erfelijke factor
Kan berusten op: toeval, gezamenlijke blootstelling blootstelling, gezamenlijke
erfelijke aanlegfactor
- Erfelijke kanker
De oorzaak is een mutatie in een kankergen gepaard met een dominant of
recessief overervingspatroon
Novo mutatie = nieuwe mutatie = wanneer een erfelijke aandoening niet bij de
ouders aanwezig is
Bij deze kanker gebeurt de diagnose doorgaans op jonge leeftijd
Familieanamnese is dus belangrijk
- Erfelijke vorm van mammacarcinoom
BRCA1- en BRCA2-gen mutaties erfelijke factor (30-80% kans op carc.)
Preventie 1. Primaire preventie
Voorkomen dat mensen ziek worden (vb. vaccinatie, rookstop)
2. Secundaire preventie
Vroegtijdig opsporen van ziekten (vb. borstkankerscreening)
3. Tertiaire preventie
Voorkomen dat een al aanwezige ziekte zich opnieuw manifesteert of leidt tot
zware complicaties (vb. rookstop bij succesvol behandelde NKO-tumor)
Screening = bevolkingsonderzoeken (ziekte vroegtijdig opsporen) bepaalde groepen van mensen die
op basis van bepaalde kenmerken een groter risico lopen (vb. vrouwen > 50j)
Voorwaarden
- Betaalbaar onderzoek – test zelf mag geen aanleiding geven tot ziekte/bijwerking –
aandoening moet bij behandeling in vroeg stadium een duidelijk betere prognose
hebben
Toepassing:
- Borstkanker: vrouwen 50-69 jaar – om de 2 jaar mammografie
- Baarmoederhalskanker: vrouwen 25-64 jaar – om de 3 jaar uitstrijkje
- Darmkanker: mannen en vrouwen 50-74 jaar – om de 2 jaar stoelgangsstaal
Diagnosestelling
, Diagnostische 1. Anamnese en lichamelijk onderzoek
onderzoeken 2. Bloedonderzoek
3. Pathologisch onderzoek
4. Radiodiagnostiek
5. Endoscopisch onderzoek
6. Genetisch onderzoek
Anamnese en Meestal afspraak bij huisarts met bepaalde symptomen of problemen dit komt bij tumor
lichamelijk door een verstoring in het omliggend weefsel
onderzoek Anamnesegesprek: beeld van pt en voorgeschiedenis (gezondheidsgewoonten, beroep,…)
Lichamelijk onderzoek: palpatie, percussie, auscultatie, observatie
Bloedonderzoe 1. Algemeen
k Erytrocyten, leukocyten, trombocyten, ijzerstatus, elektrolyten
Verhoging van spiegels van bepaalde enzymen
Verhoogd LDH (lactaatdehydrogenase): negatief prognostische factor
2. Tumormarkers
= enzymen, antigenen, eiwitten,… die door de tumor zelf of door het lichaam als
reactie op de tumor geproduceerd worden
Belangrijk bij het meten van de effectiviteit van een behandeling
Weinig specifiek (kunnen ook voorkomen bij gezonde mensen) en weinig
sensitief (bewijst net altijd dat er een tumor zit)
3. Liquid biopsy
Wanneer een tumor aanwezig is in het lichaam laat die stukjes genetisch
materiaal en tumorcellen achter in de bloedsomloop met een gewone
bloedafname kan er info verkregen worden over de tumor
Pathologisch 1. Cytologisch onderzoek
onderzoek = het microscopisch onderzoek van losse cellen (morfologie en afwijkingen
zoeken) via lichaamssecreties, beenmergpunctie, uitstrijkje,…
Vb: Dunnenaaldbiopsie of FNA (fine needle aspiration) met dunne naald
materiaal opgezogen uit tumoraal weefsel
2. Histologisch onderzoek van biopten
= cellen in weefselverband onderzocht microscopisch
Vb: Dikkenaaldpunctie, endoscopische technieken of excisie (= volledige tumor
verwijderen) atoompathologisch onderzoek (APO)
Info over welk tumor, uitgebreidheid, agressiviteit
3. Histologisch onderzoek van operatiepreparaten
Vriescoupe = een vorm van intra-operatieve sneldiagnostiek waarbij het weefsel
wordt ingevroren tot -20°C om zo snelle preparaten te maken na 15 minuten
al mogelijk te bekijken onder de microscoop
= vooral tijdens operatie om te kijken hoe er verder gehandeld moet worden
Radio- 1. Klassieke radiologie (RX)
diagnostiek 2. CT
Vaak om de uitgebreidheid van de ziekte in kaart te brengen (best met
contrastvloeistof)
3. MRI
Vooral zachte weefsels in kaart (vb. hersenen)
4. Echografie
Door de lage belasting een relevant onderzoek
Kan ook gebruikt worden bij het uitvoeren van een biopsie
5. Botscintigrafie
Bij verdenking van botmetastasen
Radioactief technetium: ophopen: plaatsen waar bot in ombouw is door tumor
6. Positronemissietomografie (PET-scan)
Tumor stadiëren en behandeling evalueren
Mbv radioactieve tracer wordt een afbeelding gemaakt van de metabool actieve
plaatsen in het lichaam (fusiescan: PET-CT-scan)
Endoscopisch = inwendig met video-instrument dat door natuurlijke lichaamsopening wordt ingebracht