Medische beeldvorming leerdoelen
Hoofdstuk 1: Algemene begrippen:
1. De verschillende begrippen in de medische beeldvorming verwoorden
Radiologie radioactief
Radiologie
Radio= radioactieve stof, logie = leer, studie, kennis. Deze verklaring is evenwel te beperkt voor een dienst radiologie. Radiologie
is een specialisme waar de geneesheer-radioloog bijgestaan door verpleegkundigen of medische beeldvormers beelden maakt
van het menselijk lichaam. Een groot deel bestaan uit Röntgenstralen, een groot deel is evenwel ook afkomstig uit geluidsgolven
(echo) en magnetische velden (NMR). Deze beelden dienen om afwijkingen op te sporen in de anatomie. Anderzijds is er een
deel van de dienst radiologie die ziektes of afwijkingen zal behandelen: dit noemen we de interventionele radiologie.
Radiografie (verkeerde term)
Radio, grafie= schrijven, optekenen, in beeld brengen.
Dit is een verouderde term die ook niet geheel correct is. Soms wordt deze nog gebruikt om een dienst radiologie te
omschrijven, soms wordt deze ook gebruikt om een RX opname of Röntgen opname te omschrijven
Radiotherapie
Radio, therapie= behandelen, genezen. Deze dienst staat los van de dienst radiologie en behandelt patiënten net door het
gebruik van hoge dosissen straling.
Medische beeldvorming
Wordt courant gebruikt als alternatief om een dienst radiologie te omschrijven doch is in feite ruimer en is eigenlijk een
algemene term.
Medische beeldvormer
Deze term wordt gebruikt om de paramedici aan te duiden die de bacheloropleiding medische beeldvorming volgden. (is strikt
gezien ook een ruim begrip)
Deze werken dus op een dienst radiologie of nucleaire geneeskunde samen met de ook aanwezige verpleegkundigen.
Radioactieve stoffen
Radio= radium, de eerste ontdekte stof met dit vermogen actieve= activiteit, het vermogen tot bepaalde actie, m.a.w.
radioactieve stoffen zijn stoffen die hetzelfde vermogen hebben als radium, namelijk om een energie uit te zenden die andere
stoffen kan doordringen. Meer bepaald is een radioactieve stof in staat om een ioniserende straling op te wekken. Dit laatste is
van toepassing op de dienst radiologie waarover verder meer.
Nucleaire geneeskunde
Nucleus (kern): het betreft niet de celkern uit de biologie, wel de kern van het atoom uit de fysica. Het is dus de geneeskunde die
steunt op en gebruik maakt van de kennis van de kernfysica. Deze tak van de geneeskunde gebruikt radioactieve stoffen. Deze
worden ingespoten en nadien gemeten als ze weer uit de patient treden.
Isotopen
Iso= zelfde, gelijk, topen= plaats, lokalisatie (hier in de scheikundige tabel der atomen van Mendeljev). Het zijn dus elementen
die eenzelfde plaats bekleden in de tabel van Mendeljev, dus elementen met eenzelfde elektrische lading (zelfde aantal
elektronen en protonen), maar met een verschillend aantal neutronen. Deze elementen hebben dezelfde scheikundige
eigenschap, maar een verschillende natuurkundige eigenschap. Bepaalde isotopen zijn radioactief en worden gebruikt in de
nucleaire geneeskunde.
2. Het verschil benoemen tussen medische beeldvorming en nucleaire geneeskunde
Medische beeldvorming: Wordt courant gebruikt als alternatief om een dienst radiologie te omschrijven doch is in feite ruimer
en is eigenlijk een algemene term.
Nucleus (kern): het betreft niet de celkern uit de biologie, wel de kern van het atoom uit de fysica. Het is dus de geneeskunde die
steunt op en gebruik maakt van de kennis van de kernfysica. Deze tak van de geneeskunde gebruikt radioactieve stoffen. Deze
worden ingespoten en nadien gemeten als ze weer uit de pt treden.
, 3.Het onderscheid maken tussen diagnostische en therapeutische doelen (belangrijk dat je dit weet)
Radiotherapie is geen diagnostische tak, dit is enkel therapeutisch
Nucleaire is de beide
Radiologie Nucleaire geneeskunde Radiotherapie
Synoniemen:
radiodiagnose isotopen / radio-isotopen
radiografie
RX
medische beeldvorming
Diagnostische tak Geen diagnostische tak
röntgenstralen (RX) gammacamera
geluidsgolven (echografie) SPECT (Single Photon
elektromagnetische energie Emission Computed
(MRI) Tomography)
PET (Positron Emissie
Tomografie)
Therapeutische tak
embolisatie vb.: radioactief jodium als soms samen met oncologie
dilatatie behandeling van bep.
schildklieraandoeningen
plaatsen van endoprothese
(stent)
drainages
4. Enkele belangrijke namen kennen in de historiek van de medische beeldvorming
• Wilhelm Conrad Röntgen: ontdekte de gelijknamige stralen in 1895. Toen X-stralen genoemd. Kreeg de eerste
nobelprijs voor de fysica in 1901. Was de eerste die ook lood gebruikte, eerste in radioprotectie.
• Marie Curie: ontdekte de radioactieve stoffen Polonium en Radium. Eerste vrouwelijke Nobelprijswinnares.
• Jaren 60: ontwikkeling van de echografie
• Hounsfield:1972: toepassing CT naar medische beelden. Nobelprijs in 1978
• Jaren 70: ontwikkeling van de NMR door Lauterbur en Mansfield. Nobelprijs in 2003
5. De verschillende technieken indelen volgens hun fysieke basis
Gebaseerd op röntgenstraling:
1. projectieradiografie:
film-schermradiografie
computer radiografie: CR
direct capture radiografie: DR
digitale substractieangiografie: DSA
conventionele angiografie en coronarografie
intra-orale tandopnames en orthopantogram
2. computertomografie
CT en multidetector CT (MDCT)
(dual energy CT DECT)
CBCT: cone beam CT
3. gebaseerd op ultratonen
echografie US (ultrasound)
kleurendoppler/ duplex
4. gebaseerd op magnetisatie
nucleaire magnetische resonantie NMR
5. gebaseerd op radioactieve stoffen
gamma camera met planaire beeldvorming
SPECT : Single Photon Computer Tomografie
PET: Positron Emission Tomografie
Hoofdstuk 2: röntgenstralen
, 1. De eigenschappen van röntgenstralen opsommen en uitleggen
De eigenschappen waaraan de röntgenstralen hun grote waarde op medisch gebied te danken hebben, zijn:
Penetratievermogen: De röntgenstralen hebben de eigenschap te kunnen penetreren in weefsels. Tijdens deze tocht door de
weefsels ontstaat er een afzwakking. De graad van afzwakking van röntgenstralen die invallen op voorwerpen, wordt bepaald
door absorptie en strooiing.
- Absorptie: De energie van de röntgenbundel wordt aan het getroffen atoom in het lichaam overgedragen. Hierdoor
geraakt dit atoom in onevenwicht. Bij terugkeer naar de evenwichtstoestand zendt dit atoom een eigen karakteristieke
straling uit. De graad van absorptie is afhankelijk van:
De aard van de te doordringen stof (atoomnummer)
De dichtheid van de te doordringen stof (aantal atomen per volume)
De hardheid van de stralen (kleinere golflengte)
De dikte van de te doordringen stof
- Strooiing: Ten tweede geschiedt de afzwakking van de röntgenstralen door strooiing. Het belangrijkste type
strooistraling heeft dezelfde golflengte, maar een andere richting dan de originele straling, en ontstaat dus uit de
patiënt zelf. Ze zullen het röntgenbeeld sluieren. Hoe harder de stralen, hoe meer ze worden verstrooid. Deze
strooistralen zijn belangrijk om rekening mee te houden in de radioprotectie.
Het vermogen om luminescentie (oplichting) op te wekken
Wanneer een bundel röntgenstralen invalt op bepaalde stoffen, gaan deze zelf stralen uitzenden, waarvan de golflengte zich
situeert in zichtbaar licht.
Een ogenblikkelijke luminescentie noemt men fluorescentie.
Een luminescentie met vertraging noemt men fosforecentie.
Dit wordt gebruikt in digitale beeldvorming (zie verder), waarbij schermen gaan oplichten (en nalichten) onder invloed van
röntgenstralen.
Het fotografisch effect
Analoog aan lichtstralen kunnen röntgenstralen op een fotografische laag op basis van zilveremulsie een dusdanige werking
uitoefenen, dat deze na ontwikkeling en fixering (het ontwikkelingsprocédé) een “zwarting” vertonen, hetgeen fotografie
mogelijk maakt.
Dit is een toepassing gebruikt bij de klassieke röntgenplaten (dus de niet-digitale beeldvorming)
Dit is vergelijkbaar met gewone fotografie. Als röntgenstralen of zichtbaar licht invallen op broomzilver, komen deze
zilverpartikeltjes naar een hoger energetisch niveau. Het zilver met een hoger energetisch niveau kan zich losmaken uit de
zilververbinding op de film.
Bij de ontwikkeling van de film zal het vrije zilver omgezet worden tot ondoorlaatbaar zwart metaalzilver dat neerslaat op de
film, in evenredigheid tot de stralingsintensiteit. Met andere woorden waar veel röntgenstralen zijn ingevallen, zal de film zwart
zien, waar geen röntgenstralen zijn ingevallen, zal de film wit zien.
Tot slot wordt de film gefixeerd in het fixatiebad, waarbij een zuur fixeerzout het onaangetaste broomzilver omzet in oplosbaar
zilversulfaat en broom.
Eerst werd dit proces manueel gedaan in een donkere kamer. Daarna kwamen er automatische ontwikkelaars, die zelf de
cassette openen en ontwikkelen. De verpleegkundige diende niet meer in het donker te staan, maar gewoon in een “klare”
kamer.
Extra informatie
Een ‘cassette’ is het omhulsel waarin de röntgenfilm gelegd wordt voor belichting. Deze cassette bestaat uit een
stralingsdoorlaatbare voorzijde en een achterzijde uit lood. Verder bevat zij 2 versterkingsschermen.
Doordat de film een verschillende zwarting vertoont op verschillende punten naargelang de variabele intensiteit op
verschillende punten van de invallende stralenbundel, wordt het onzichtbaar stralenbeeld omgezet in een zichtbaar fotografisch
beeld.
Dit systeem is dus grotendeels verlaten en bovenstaande dient dan ook niet meer door jullie gekend te zijn.
Het vermogen van de röntgenstralen om ionisatie op te wekken
Dit is de definitie van ‘radioactiviteit’ op een dienst radiologie. Deze ionisatie kan gemeten worden en wordt gebruikt om de
kwantiteit en de kwaliteit van röntgenstralen te meten. Voorbeelden hiervan zijn de persoonlijk dosismeters voor de
medewerkers op een dienst medische beeldvorming om de ontvangen stralen per tijdseenheid op te meten enerzijds en de
dosismeters aan de röntgentoestellen om de hoeveelheid stralen, die het toestel verlaat te meten per type onderzoek.
2. Welke biologische effecten brengt ioniserende straling met zich mee
Röntgenstralen kunnen veranderingen te weeg brengen in levend weefsel. Deze zijn tot hiertoe alleen vastgesteld bij personen
die een zeer hoge stralingsdosis hebben ontvangen, zoals radiotherapiepatiënten, personen blootgesteld aan bestraling door
kernwapens en bij professionele blootstelling (uraniummijnwerkers).
De gevaren voor de patiënt kunnen verdeeld worden in 2 soorten: de somatische en de genetische (voor het nageslacht).
Somatische effecten (bij hoge stralingsdosis zoals bij hiroshima)
Deze kunnen onderverdeeld worden in lokale effecten (huidverbranding, darmlisnecrose, onderhuidse necrose...) en algemene
effecten (nausea, hoofdpijn, pancytopenie, coma, dood).
Dit treedt in principe nooit op bij diagnostisch gebruik van röntgenstralen, tenzij bij ernstige professionele fouten.