VERSTANDELIJKE BEPERKING
1. Terminologie
Terminologie die we gebruiken voor personen met een beperking duidt meestal in wat we belangrijk vinden
over de opvattingen en de zorg van die mensen
- Persoon met een verstandelijke beperking
- Persoon met een verstandelijke handicap
- Person with intellectual disabilities
- Person with learning difficulties
o in VS anders gebruikt belangrijk om te kijken: gaat het nu over een verstandelijke of een
fysieke beperking?
- Persoon met algemene ontwikkelingsvertraging
- Persoon met ontwikkelingsstoornis
o Bij kinderen moeilijk vast te stellen of er een verstandelijke beperking is men spreekt over
personen met een ontwikkelingsvertraging / stoornis
o Pas vanaf 5 jaar kan je daar meer valide uitspraken over doen
Debiel en imbeciel werd bv. vroeger gebruikt, vandaag de dag is dit niet meer oke die termen zijn
stigmatiserend geworden (scheldwoorden)
- Gehandicapte, zwakzwinnige gebruiken we ook minder
Vandaag: people first language
we spreken in de eerste plaats over mensen, personen met een kenmerk!
belangrijk want dit reflecteert de gevoeligheden van die mensen
Het spectrum van ‘een’ verstandelijke beperking is zeer breed
- Heel grote groep
- Heel heterogene groep: er is een groot verschil in hoe ze de wereld zien en hoe ze in interactie gaan
met die wereld
- Je kan snel een beperking aan uiterlijke kenmerken zien, maar er is een grote groep mensen met
verstandelijke beperking die je niet ziet (kan moeilijk zijn in de maatschappij omdat je het niet
verwacht)
Gebonden door iets gemeenschappelijk: hun verstandelijke beperking
2. Definitie
Er zijn heel veel definities, maar de American Association on Intellectuel and Development Disabilities is heel
dominant om een definitie en classificatie vast te leggen:
- Functioneringsproblemen, gekenmerkt door:
o Significante beperkingen in intellectueel functioneren
o Significante beperkingen in adaptief gedrag
o Manifest voor 18e levensjaar
Deze 3 criteria zijn internationaal overeengekomen om te kunnen spreken van een verstandelijke
beperking
Er zijn natuurlijk meerdere definities:
- Bv. de DSM: is gelijkaardig aan de dominante definitie, maar zij spreken over ontwikkeling in de plaats
van de grens van 18 jaar te trekken
,Intellectueel Dit gaat over intelligentie
functioneren = de globale capaciteit van een individu om doelgericht te handelen, rationeel te denken en op een
effectieve wijze om te gaan met zijn omgeving
Intelligentie is dus bijna alles wat je doet
- Heel algemeen concept waar heel veel inzit: abstract denken, redeneren, problemen
oplossen, inzicht … eigenlijk: de wereld om je heen begrijpen
- Mulitidimensioneel
Men heeft geprobeerd om de intelligentie te vatten in allerlei modellen
bekendste model: Cattell-Horn-Carroll theory
- Internationaal: de basisvorm voor veel IQ testen
- Vertrek van de G-factor bovenaan: general intelligence
- De G-factor wordt opgesplitst in 9 verschillende onderdelen
- Die worden dan nog eens opgesplitst in specifieke cognitieve vaardigheden
Deze specifieke cognitieve vaardigheden kan je gaan testen met een IQ test
Adaptief gedrag = effectiviteit en mate waarin iemand beantwoordt aan de eisen van persoonlijke onafhankelijkheid
en sociale verantwoordelijkheid, die verwacht wordt op een bepaalde leeftijd en in een bepaalde
cultuur
Eigenlijk gaat dit over ‘hoe beweeg je jezelf in het dagelijkse leven, hoe goed kan je zelf functioneren
in het dagelijks leven en kan je je aanpassen aan veranderende omstandigheden
vaak opsplitsing in 3 aspecten:
- Conceptuele vaardigheden: dingen rondom je begrijpen, bv. hoe omgaan met geld, lezen,
abstractere zaken …
- Sociale vaardigheden: hoe ga je om met andere, je eigen zelfwaardering, je kunnen houden
aan regels
- Praktische vaardigheden: activiteiten in het dagelijks leven: voor jezelf kunnen zorgen, school,
werk, veiligheid, mobiliteit …
Intellectueel functioneren beïnvloedt zeker je adaptief gedrag ( hoe je jezelf kan redden en blijven
functioneren in het dagelijks leven)
- Maar dit loopt niet bij iedereen hetzelfde
- Bv. persoon met ASS functioneert intellectueel normaal, maar sociale en praktische
vaardigheden vallen dan uit
Voor het 18de Vastgesteld voor het 18de levensjaar (want een verstandelijke beperking is een ontwikkelingsstoornis)
levensjaar - Ontwikkeling gaat na 18 jaar nog door, maar men trekt de grens op 18 want dan zijn de
belangrijkste zaken ontwikkeld
Voor 18 jaar vaststellen zodat we onderscheid kunnen maken met andere verschijnselen
- Bv. NAH op volwassenen leeftijd is geen verstandelijke beperking
- Bv. dementie zijn ook beperkingen in adaptief gedrag, maar dit zien we niet als een
verstandelijke beperking
Sociaalecologische visie: altijd in interactie met de omgeving!
- Een persoon staat altijd in interactie
- Sociaal-ecologische visie staat vandaag voorop
- Vroeger: definitie vooral op de beperking gericht
- Maar nu kijken we ook naar de ondersteuningsbehoefte om te kunnen deelnemen aan de samenleving
- Dus: kijken wat is er mis + kijken naar omgeving beperking die iemand ervaart door een bepaalde
stoornis wordt ook beïnvloedt door omgevingskenmerken (leef, woon, werk, school omgeving) en
persoonlijke kenmerken (extravert, introvert, leergierig …)
, - Adaptief gedrag is erg afhankelijk van wat er door de omgeving wordt verwacht (bv. verwachting dat
volwassenen alleen wonen, voor anderen kunnen zorgen …, bv. verwachting dat iemand alleen kan
drinken verwachten we niet van een baby maar wel van een 5 jarige)
- Onze maatschappij: veel verwachtingen over verder studeren, alleen wonen, zelf je geld regelen …
we verwachten veel van mensen
In andere culturen zijn er andere verwachtingen
- Bv. vroeger traditionele vrouw: niet verder studeren en voor een gezin kunnen zorgen
Dus erg afhankelijk van de omgeving waar je in zit
Het kan zijn door je beperking dat je iets niet kan of het kan zijn door de omstandigheden dat je dat niet kan
- Bv. niemand leert je koken zo kan iemand dan laag scoren op adaptief functioneren, maar de
omgeving maakte dit niet mogelijk
Complexe wisselwerking tussen beperkingen en omgeving voor adaptief functioneren komt erg
naar voor in de sociaalecologische visie
Echt kijken: ‘hoe komt het nu dat iemand laag scoort op functioneren?’
3. Prevalentie
De cijfers liggen wat verspreid (zie grafiek ppt)
- Mensen met een verstandelijke beperking: normaal verdeling
- Theoretisch gezien heeft 2,3% van de bevolking een verstandelijke beperking
o Het ligt dus tussen 2% en 3%
- Onderzoek toont vaak een prevalentie van 1% (APA zegt dit ook)
o Internationaal gezien heeft 1-3% van de bevolking een verstandelijke beperking
o Dit is een vrije grote die dus onder die criteria
o Waarom is er zoveel verschil tussen die cijfers?
Door definitie en criteria (er zijn er verschillende) + door de gebruikte methoden
Door leeftijd: grotere hoeveelheid kinderen met een verstandelijke beperking (veel
wordt van hen verwacht) of sommige mensen met een beperking worden niet
meegeteld (meegeteld bij kinderen maar bij volwassenen is er uitval)
Mannen hebben meer beperkingen dan vrouwen (door dat vrouwen bv. dragers zijn
van recessieve beperkingen)
Niveau van de verstandelijke beperking (neem je alles mee of sommige onderzoeken
nemen enkel matig of hoge scores op de criteria mee)
Gezinnen met lagere SES: meer voorkomen van verstandelijke beperking
bij onderzoek belangrijk om te kijken of er in je steekproef heel veel of juist heel
weinig mensen met een lage SES zitten kan een verschil maken
Verschil in de tijd: moeilijk om vergelijkingen over de tijd heen te maken
(maatschappelijke verwachtingen die van invloed zijn op adaptief vermogen en
intelligentie, andere meetmethoden …) maar toch een globale trend van stabiliteit
(we zien zeker door bv. betere medische zorg waardoor kinderen ‘gered kunnen’
worden + complexere maatschappij zorgen voor toename in cijfers VB)
Door opgedane kennis kunnen we veel voorkomen en ondersteunen van verstandelijke beperkingen,
maar ook door onze kennis veel stijgingen van verstandelijke beperkingen
Daardoor globale stabiele trend
4. Etiologie
Het etiologische is heel complex (veel oorzaken + multifactorieel: verschillende factoren die kunnen zorgen
dat een kind een verstandelijke beperking heeft en die met elkaar interageren: oorzaak zoeken is moeilijk)
, BIOLOGISCHE FACTOREN
- Kan voor tijdens of na bevalling
- 1/3de tot de helft v/d personen met verstandelijke beperking: genetische aandoening (bv. syndroom van Down)
- Prenataal: tijdens zwangerschap kan iets mislopen waardoor de hersenen van het kind beschadigd kunnen raken
- Tijdens bevalling (perinataal): bv. problemen met placenta, prematuur (vroeggeboren kinderen hebben grotere
kans op verstandelijke beperking), zuurstoftekort … veel mogelijke factoren die een impact kunnen hebben
- Postnataal: infecties zoals bv. hersenvliesontsteking of intensieve behandelingen bv. kankerbehandeling of bv.
epilepsie die delen vd hersenen aantast (het is niet omdat een kind niet met een verstandelijke beperking
geboren wordt, dat dit niet meer kan)
- Veel mogelijke biologische oorzaken!
SOCIALE FACTOREN
- Bv. armoede is een belangrijk aspect: kinderen in armoede hebben weinig stimulatie, slechte omstandigheden,
ongezonde voeding … wanneer een kind al een bepaalde gevoeligheid heeft kan in combi met die sociale
factor zorgen voor een verstandelijke beperking
- Perinataal: moeder die te weinig vitaminen binnenkrijgt, huiselijk geweld (schoppen in de buik)
- Omgevingsfactoren: x-stralen bv.
- Moeder die onvoldoende toegang heeft tot pre en peri natale zorg (bv. niet op de hoogte zijn van het belang van
foliumzuur), bv. niet ontdekken van een probleem waarvoor rust van de moeder belangrijk is
om dit wat op te lossen zijn er in België bepaalde consultaties bij de gynaecoloog die worden terugbetaald
RISICOGEDRAG
- Bij de moeder: drugs, alcohol …
- Gedrag van mensen in de omgeving kunnen impact hebben
- Verwaarlozing en misbruik bij zowel moeder als kind op jonge leeftijd kan zorgen voor hersenbeschadiging
OPVOEDINGSFACTOREN
- Mensen die niet voldoende voorbereid zijn op de zwangerschap of weinig steun krijgen stress bij moeder kan
negatieve impact op de foetus hebben
- Omgevingsdeprivatie: te weinig ontwikkelingsstimulie krijgen (ouders zijn normaal responsief op hun kind, maar
te weinig heeft impact op het hersenen kind)
- Late diagnose stellen: ouders zien niet snel dat er iets mis is, waardoor de kansen om op vroege leeftijd te gaan
stimuleren en grote achterstand gaan inhalen niet worden genomen kind & gezin volgt daarom kinderen en
ouders op en wijzen ouders zo snel mogelijk door vanaf ze zien dat er iets mis is
Omgeving is dus heel belangrijk (zowel pre, peri en postnataal) !!!
Dit zien we ook vaak intergenerationeel (moeder die bv. op de grens zit van een verstandelijke beperking krijgen
en geeft kind weinig ondersteuning kind heeft ook grotere kans) verstandelijke beperking kan vaak worden
doorgegeven zonder dat er een duidelijke component is (dit gaat wel over lichte verstandelijke beperking)
Het gaat dus niet altijd om een genetische factor!
Omgeving !!! (pre, peri en postnataal)
Het is zeer belangrijk om de oorzaak te kennen: om daarop te kunnen inspelen & alle kinderen alle
mogelijkheden geven belangrijk voor:
- Genetische advies & screening (bv. ouders met kind met syndroom van down vragen zich af kan een
volgend kind dit ook hebben?)
o Prenatale screening komt meer en meer op
- Systematische vaccinaties
o Bv. als moeder rubella krijgt kan kind veel hersenbeschadiging hebben door op zoek te gaan
naar de oorzaak kunnen we bepaalde zaken die zorgen voor verstandelijke beperking
ontdekken en voorkomen met vaccinatie