In deze samenvatting worden alle hoofdstukken (behalve de verdieping) besproken uit het boek “de wereld in met aardrijkskunde vakinhoud”
Dit is de theorie die je nodig hebt voor de kennisbasistoets in jaar 3.
Je kunt dit ook gebruiken voor de toelatingstoets aardrijkskunde.
Mindmap Samenvatting De wereld in met aardrijkskunde - aardrijkskunde
Tout pour ce livre (36)
École, étude et sujet
Hogeschool InHolland (InHolland)
Leraar Basisonderwijs PABO
Aardrijkskunde, kennisbasistoets
Tous les documents sur ce sujet (2)
1
vérifier
Par: wendelavanhaeften • 8 mois de cela
Vendeur
S'abonner
puckvanderplaat
Avis reçus
Aperçu du contenu
De wereld in met aardrijkskunde
Hoofdstuk 1: Systeem aarde
1.1 De aarde als systeem
Vier zogenoemde 'sferen' vormen samen de aarde:
De atmosfeer: de luchtlaag rondom de aarde, waarin ook het weer plaatsvindt;
De lithosfeer: het buitenste deel van de aardkorst, met het reliëf, de bodem en de ondergrond;
De hydrosfeer: al het water op aarde, waaronder het grondwater en land- en drijfijs;
De biosfeer: al het leven op aarde, waaronder mensen, planten en dieren.
De vier sferen beïnvloeden elkaar. Ze vormen een samenhangend geheel: een systeem.
De waterkringloop en de gesteentekringloop bevinden zich geheel in de hydrosfeer en de lithosfeer. Koolstof
verplaats zich gedurende de koolstofkringloop tussen verschillende sferen: planten, die onderdeel zijn van de
biosfeer, nemen koolstof op uit de atmosfeer en zetten dit om in suikers. Fossiele planten vormen uiteindelijk
steenkool (lithosfeer), en koolstofdioxide komt na verbranding weer in de atmosfeer.
1.2 Plaatsbepaling op aarde
Om de ligging van een plek op aarde aan te geven, kun je gebruikmaken van de relatieve ligging of van de
absolute ligging.
Bij de relatieve ligging wordt verwezen naar de locatie ten opzichte van andere plaatsen.
Bij de absolute ligging worden de geografische coördinaten gebruikt om de ligging ten opzichte van de evenaar
en de nulmeridiaan aan te geven. De evenaar ligt precies tussen de noordpool en de zuidpool en verdeelt de
aarde in een noordelijk en een zuidelijk halfrond. De horizontale lijnen op een kaart of globe heten
breedtegraden of parallellen.
Om aan te geven hoe oostelijk of westelijk een plaats ligt (de lengteligging), wordt aangegeven waar deze zich
bevindt ten opzichte van de nulmeridiaan.
1.3 De aarde in het zonnestelsel
De aarde is een planeet: een hemellichaam dat draait rond een (lichtgevende) ster, de zon.
De zon, de acht planeten die daaromheen draaien en de ruim zeventig manen die rond de planeten draaien,
vormen samen het zonnestelsel.
Er zijn verschillende manieren waarop de bewegingen in het zonnestelsel op de aarde merkbaar zijn:
De aarde draait in een etmaal een rondje rond haar eigen as (aardrotatie). Daardoor zijn er verschillen
in dag en nacht. Alle tijdzones zijn 15 lengtegraden breed (tweemaal 180 graden in 24 uur).
De aarde draait in een jaar een cirkel rond de zon (aardbaan). De aardas staat een beetje scheef ten
opzichte van de zon. Daardoor vallen de zonnestralen niet loodrecht op de evenaar, maar de helft van
het jaar ten noorden en de overige maanden ten zuiden ervan. Zo ontstaan de seizoenen.
De getijden ontstaan door de aantrekkingskracht van de maan. Die draait in een cyclus van ruim 27
dagen rond de aarde. Het getijde, tij of getij is de periodieke wisseling van de waterstand, en de
daarmee samenhangende getijstroom, die op Aarde optreedt als gevolg van de zwaartekracht van de
Maan en, in mindere mate, die van de Zon.
1.4 Endogene krachten
Veel processen in de lithosfeer, zoals vulkanisme en gebergtevorming, ontstaan door endogene krachten:
bewegingen die ontstaan binnen in de aarde.
Opbouw van de aarde
De aardkern bestaat uit een binnenkern van vast ijzer, iets groter dan de maan, waar de temperatuur meer dan
6.000 graden is. De buitenkern is vloeibaar. Daaromheen zit een vaste aardmantel, waar de temperatuur nog
steeds een paar duizend graden is. Het buitenste deel van de aardmantel is taai en vloeibaar. Dit heet de
asthenosfeer. Heet gesteente stijgt hierin met een tempo van enkele centimeters per jaar op en stroomt naar
opzij. De afkoeling zorgt voor daling, waardoor dit proces continu kan blijven doorgaan. Deze bewegingen
heten convectiestromen.
,Boven op de asthenosfeer drijven platen: stukken aardkorst waarop de oceanen en continenten liggen.
Oceanische korst is vaak minder dan 10 kilometer dik en bestaat uit zwaar gesteente, basalt. Continentale korst
is iets dikker, ongeveer 100 kilometer, en bestaat uit lichtere gesteenten, zoals graniet.
Platentektoniek
Door convectiestromingen in de asthenosfeer zijn de platen die daarop drijven ook langzaam in beweging,
platentektoniek. Pagina 20
Platen drijven uit elkaar -> divergentie
Platen bewegen naar elkaar toe -> convergentie
Platen schuiven horizontaal langs elkaar -> transforme beweging
1.5 Meer over de gevolgen van platentektoniek
Vulkanisme
Bij een vulkaanuitbarsting stroomt magma uit de asthenosfeer uit een krater naar buiten. Zodra het magma
buiten de aardkorst komt, wordt het lava genoemd. Bij eruptie komen ook vulkanisch as, gestolde brokken lava
en verschillende gassen naar buiten.
Ongeveer 80 % van de actieve vulkanen is ontstaan bij convergerende platen (subductie) en zo'n 15 % bij
divergerende platen. De overige 5 % van de actieve vulkanen op aarde is ontstaan bij hotspots. Dit zijn hete
pluimen magma die uit het onderste deel van de mantel naar boven komen, dwars door de lithosfeer geen breken
en zo vulkanisme veroorzaken.
Bij vulkanen komen niet alleen erupties en aardbevingen voor. Er zijn ook vulkanische verschijnselen die
ontstaan doordat het hete magma op sommige plaatsen heel dicht onder het aardoppervlak bevindt. Dat kunnen
mineraalrijke warmwaterbronnen zijn, fumarolen (die soms giftige dampen uitstoten) of geisers (waarbij water
zich in een ondergrondse bron verzamelt tot het kookpunt is bereikt en dan in een kokendhete straal
omhoogkomt).
Aardbevingen
Het hypocentrum is de plaats in de aardkorst waar de aardbeving ontstaat, dit kan tot wel 100 kilometer diep
zijn. Het punt aan het aardoppervlak daar recht boven heet het epicentrum.
De kracht van een aardbeving wordt uitgedrukt op de schaal van Richter. Deze logaritmische schaal is gebaseerd
op de hoeveelheid energie die bij een aardbeving vrijkomt.
Een aardbeving die op de zeebodem ontstaat, kan resulteren in een schokgolf.
Gebergtevorming
Plooiingsgebergte, die ontstaan bij een convergente beweging van twee continentale platen, behoren tot de
hoogste gebergten ter wereld. De Himalaya in Azië is ontstaan doordat India beetje bij beetje, maar met enorme
kracht tegen het Euraziatische continent is gebotst. Ook de Mount Everest, het Andesgebergte en de Alpen zijn
zo ontstaan.
Reliëf kan ook ontstaan door endogene krachten wanneer in de aardplaten scheuren en barsten ontstaan
(breuken). Een deel van de bodem kan langs zo'n breuk wegzakken (slenk), en wanneer delen daarnaast minder
diep zakken, spreken we van een horst.
1.6 Exogene krachten
Verwering
Gesteente verbrokkelt en vergruist onder invloed van externe factoren zoals temperatuurverschillen,
plantengroei of zure regen. Grote rotsblokken breken af en rollen naar beneden. Ook bij het vergruizen van
grind in grof zand is sprake van verwering.
Bij mechanische verwering blijft de chemische samenstelling van het gesteente gelijk, maar ontstaan barsten en
scheuren als gevolg van grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht, vorstverwerking of groeiende
plantenwortels.
Bij chemische verwering reageren mineralen in het gesteente met grond- of regenwater.
Erosie
Erosie is het afschuren van gesteente door met verweringsmateriaal beladen water, ijs of wind. Het verdwijnen
van de bovenste laag van de bodem kennen we als bodemerosie.
, Sedimentatie
Na het transport wordt het verweerde en geërodeerde materiaal door de vervoerders wind, water en ijs ergens op
de bodem achtergelaten; dat heet afzetting of sedimentatie.
Hoofdstuk 2: Klimaten
2.1 Temperatuur
Er zijn vijf factoren die de temperatuur op een bepaalde plaats verklaren:
1. Breedteligging
Door de bolvorm van de aarde is de hoek waarmee de zonnestralen de aarde bereiken anders op lage dan op
hoge breedte. Op lage breedte is het warmer dan op hoge breedte. De weg die de zonnestralen door de
dampkring afleggen, is bij de stralen op hoge breedte langer, waardoor er meer wolken en stofdeeltjes zijn die
de zonnestralen verhinderen het aardoppervlak te bereiken.
2. Hoogteligging
Zonnestralen worden pas na weerkaatsing op het aardoppervlak omgezet in warmte. De atmosfeer wordt dus
van onderaf opgewarmd. Dat is waarom de hoogteligging bepaalt dat hoe hoger een plaats gelegen is, hoe
kouder het daar is. In gebieden met veel reliëf is daarom duidelijk een verschil in het landschap op verschillende
hoogtes te zien: de hoogtegordels.
3. Verdeling van land en zee
Zeewater verandert langzamer van temperatuur dan landoppervlak. De nabijheid van de zee heeft dus een
matigende invloed op de temperatuur. Aanlandige wind zorgt in de zomer voor een verkoelende bries en in de
winter voor een aangenaam zachte temperatuur. De temperatuur boven land kan sneller wisselen en zal in de
zomer hoger en in de winter juist lager zijn. Aflandige wind betekent in de winter dus heel koude lucht en in de
zomer een erg warme dag.
4. Zeestromen
Een zeestroom kan voor gebieden in de buurt van de kust een verschil in temperatuur betekenen wanneer er
warm of juist koud water wordt aangevoerd. Opwarming van de zeestromen vindt plaats in de tropen, afkoeling
in de poolzone.
5. Ligging van gebergte
De aanvoer van warme of koude lucht kan onderbroken worden door een gebergte. Dat werkt als een schot,
waardoor er grote verschillen in temperatuur kunnen bestaan aan beide zijden van een gebergte.
2.2 Neerslag
Zeewater verdampt en stijgt op. Door de stijging koelt het water af en condenseert tot waterdamp in de lucht.
Neerslag ontstaat wanneer de waterdruppels te zwaar worden om in de lucht te blijven hangen. We spreken van
de korte waterkringloop wanneer verdamping, condensatie en neerslag allemaal boven zee plaatsvinden.
Waterdamp kan (als wolk) ook eerst boven land worden geblazen voordat het water in de vorm van sneeuw of
regen naar beneden komt. Via gletsjers, rivieren en grondwater wordt het water daarna richting de zee vervoerd.
Dit is de lange waterkringloop.
Stijgingsregen
De hoge temperaturen door de loodrechte instraling van zonnestralen zorgen rondom de evenaar voor veel
verdamping en stijgende lucht. Deze lucht komt via hogere luchtlagen elders weer naar beneden, maar het
verdampte water condenseert en valt als neerslag (stijgingsregen) in hetzelfde gebied.
Stuwingsregen
Wanneer lucht met daarin waterdamp langs een berghelling omhoog geduwd wordt, zal deze lucht afkoelen
door de hoogteligging en condenseren. Hierdoor ontstaat stuwingsregen aan de loefzijde van de berg. Aan de
andere kant ligt de lijzijde. De dalende lucht warmt op, kan meer waterdamp bevatten en zal hier dus weinig
neerslag veroorzaken.
Frontale regen
In gebieden op gematigde breedte komen de warme lucht uit de tropen en de koude lucht uit het poolgebied met
elkaar in botsing. De luchtdeeltjes zitten in de warme lucht minder dicht op elkaar, waardoor deze luchtsoort
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur puckvanderplaat. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.