1. Kenmerken van de moderne wetenschap 1
1.1. Achtergronden van de psychologie 1
1.2. Het beeld van de moderne wetenschap 2
1.2.1. De Newtoniaanse stijl 2
1.2.2. Positivisme 2
1.3. Soorten verklaringen 2
1.3.1. Deductief-nomologische verklaring 2
1.3.2. Hermeneutisch begrijpen 3
1.3.3. Functionele en teleologische verklaringen 3
1.3.4. Causale verklaring 5
1.4. Theorieën 5
1.4.1. Eenvoud als kenmerk van de waarheid 6
1.5. Veranderingen in de wetenschap 6
1.6. Reductie en vervanging 7
1.7. Wetenschap als een visie op de wereld 8
H2. Het tragikomische bestaan 9
2.1. De ware moraal over het menselijk bewustzijn 9
2.2. Bewustzijn: gave of vloek? 9
2.3. Wetenschappelijk denken en Lebenswelt 10
2.4. Relatie subject-object 11
H3. Hermeneutisch of Verstehen 14
3.1. Hermeneutiek 14
3.2. Interpretatie en betekenis 14
3.3. Verschilt natuurwetenschappen van humane of soc wet? 15
3.4. Sociaal constructionisme 17
3.5. Opvattingen over waarheid 17
3.6. Retoriek, discursieve en kritische psychologie 18
H4. Ontstaan van het bewustzijn 19
4.1. Organismen 20
H5. Opvattingen over hersenen en bewustzijn 23
5.1. Daniel Dennett 23
5.2. Turing 23
5.3. Calvin 24
5.4. Searle 25
5.5. Pinker 26
5.6. Penrose 27
5.7. Copeland 29
5.8. Weizenbaum 29
5.9. Mark 29
5.10. Draaisma 30
5.11. Quarch 30
Samenvattende tabellen en citaten met betekenis 31
Examenvragen 58
,Hanne Vogelaers Theoretische en historische grondslagen van de psychologie 21-22
1. Kenmerken van de moderne wetenschap
1.1. Achtergronden van de psychologie
Plato
-verwondering als basis van filosofie en wetenschap (bv werking vd natuur)
-psychologie komt als 1 vd laatste wetenschappen los vd filosofie in 19de eeuw
-probeerden wetenschappelijke antwoorden te formuleren op filosofische vragen
Psyche-logos studie vd ziel (geest, cognitie)
-aard vd ziel?
-functies?
-relatie met lichaam?
-wat is er wel materieel aan de geest? onze brein (wisten Oude-Grieken nog niet)
-embodied cognition: psyche ligt niet enkel in hersenen, heel lichaam is !
Cognitieve psychologie
-hoe kennen we de wereld? (epistemologie= kennisleer) → Griekse filosofen
-gewaarwording, perceptie, geheugen, denken
Ethiek moraalfilosofie
-hoe moeten we ons gedragen om een goed mens te zijn? → visie op menselijke aard
-Rousseau: het kind is van nature goed en de volwassene bederft hem enkel
-puriteinen: mens als geboren wezen is onvolkomen wezen en moet tot het goede
gebracht w en moet dmv opvoeding en socialisatie gebracht worden in een
gemeenschap waar bep waarden en normen gelden
-zijn mensen goed van nature uit?
-wat zijn de menselijke motieven: welke heilzaam, welke te onderdrukken?
-zijn mensen van nature sociaal?
-hoe leiden we een ‘goed’ leven?
⇒ dit zijn geen wetenschappelijke vragen
Ethiek in psychologie
-wetenschappelijke psychologie: motivatie, emotie, sociaal en seksueel gedrag
-toegepaste psychologie: overheid, bedrijven, klinisch
-psycholoog hanteert ethische of deontologische principes
-wetenschap is waarde-neutraal, maar inzetten voor juiste doelen (Bacon: kennis = macht)
Biologie
-inspiratie voor ontstaan van psychologie
-menselijke geest is afhv onderliggende hersenprocessen (oude Grieken)
-evolutieleer: wat is aanpassingswaarde vd geest? → grondslag wet psychologie
-cognitieve neurowetenschappen: fysiologie v aandacht
-evolutionaire psychologie: vragen over menselijke natuur
1
,Hanne Vogelaers Theoretische en historische grondslagen van de psychologie 21-22
1.2. Het beeld van de moderne wetenschap
1.2.1. De Newtoniaanse stijl
-beperkt # wetten waarvan geobserveerde regelmatigheden in natuur kunnen afgeleid w
-Newton weigert verklaring (mechanisme) te verzinnen voor wet vd zwaartekracht (wrm?)
-wilt meta-fysische (wat de natuur overstijgt) of theologische speculatie vermijden
-bestuderen het zijnde als zijnde: wat betekent het dat iets is (niet per se materieel)
-hypotheses non fingo → stelde geen hypothesen op
-wet is samenvatting v empirisch waargenomen regelmatigheden (werkelijkheid begrijpen)
-volgt positivisme: alleen wat waarneembaar is is ! → stick to the facts (cf instrumentalisme)
1.2.2. Positivisme
-wetenschap is enige bron v geldige kennis
-Comte: observeerbare feiten (descriptie), geen hypothetische verklaringen
-afwijzing: filosofie, theologie, normatieve kennis, ethiek, zintuiglijk oncontroleerbare
-wetten zijn samenvattingen van observaties, geen essenties van natuur
-predictie en controle op sl (Bacon: kennis is macht)
-predictie: adhv bep wet/theorie kunnen wet toekomstige gebeurtenis voorspellen
-controle: kennis v wetmatigheden → controle vd natuur mogelijk
-Comte: ook toepassen op samenleving (sociologie) → social engineering (bv nazi, rasleer)
-sl laten functioneren op wetenschappelijke principes is gevaarlijk
1.3. Soorten verklaringen
-deductief-nomologische verkl: afleiding uit wetmatigheden, objectief en rigoureus testen
-hermeneutisch begrijpen: Verstehen → begrijpen, kunnen inbeelden
-typisch voor humane wet, psychologen doen dit als ze met mensen praten
-kan je enkel vanuit je eigen culturele, sociale, morele achtergrond
-functionele en teleologische verklaringen: functies en doelen (bv adaptatie heeft een doel)
-doel (teleos) w gezien als verklaring voor fenomeen
-complexe organismen (bv mens, dieren, computers) kunnen uitgelegd w ifv doelen
-causale benadering: achterliggende mechanismen (verklaring)
1.3.1. Deductief-nomologische verklaring
-Wiener Kreis (filosofen) legde basis voor logisch positivisme (nauw met behaviorisme)
-demarcatie (non-)wetenschap → strikte voorwaarden voor theorieën en verklaringen
-Hempel-Oppenheim model: deductief-nomologisch model (D-N)
-wetenschappelijke verklaringen zien als logische argumenten
-verklaren= gebeurtenis onder algemene wet onderbrengen, deductie wet wet/theorie
-explanans= verklaringsgrond, wetmatigheid → explanandum
-explanandum= wat verklaard moet w, niet geïmpliceerd in explanans (circulariteit!)
-syllogisme= redering in stapjes
-verklaren = voorspellen (correlatie vs oorzaak), tonen dat het voorspeld kan w
-volledige vertaalbaarheid van theoretische termen in operationele definities
-verificatieprincipe (Hume) → confirmatieprincipe (Popper)
-Bridgman: instrumentalisme gaat gepaard met operationalisme
2
, Hanne Vogelaers Theoretische en historische grondslagen van de psychologie 21-22
Problemen met D-N model
-hoe vinden we algemene wetten? inductie?
-inductie → wetmatigheid, maar inductieprobleem niet opgelost (falsificatie)
-bv Δ zwarte kraaien → alle kraaien zijn zwart, 1 witte kraai → theorie fout
-geen onderscheid tussen echte wetmatigheden en accidentele veralgemeningen
-we missen noodzakelijkheid, veroorzaking
-bv alle munten in mijn zak zijn van koper
-observaties zijn niet theorie-neutraal
-theorie creëert eigen fenomenen (wisselwerking tss theorie en observatie)
-eis verifieerbaarheid
-probleem: dispositionele termen? bv breekbaar, oplosbaar, brandbaar, intelligent
-daarom eis confirmatie: uitspraken moeten empirische consequenties hebben
-deductie is puur formele relatie
-niet elke deductie is een verklaring (=voorspellen)
-bv stand vd zon en lengte vd stok verklaren schaduw, maar niet omgekeerd
⇒ causale, modale termen vereist! dingen die de empirie overstijgen
Redenen vs verklaringen
-acties/gedragingen verklaren in de psychologie?
-moeilijk objectief operationeel te definiëren (bv arm opheffen)
-gedrag moeilijk te scheiden van context, context nodig om gedrag te voorspellen
-veel termen in psychologie dragen al een interpretatie, staan niet los van theorie
-mensen geven reden voor hun gedrag (geen verklaring): common sense of folk psychology
1. radicale materialisten: dergelijke redenen niet nodig, alleen neuronale processen
-maar context nodig om het te begrijpen, anders niet interessant
2. redenen opvatten als oorzaken? mentale gebeurtenis → observeerbare gedraging
3. redenen toch onherleidbaar tot pure materiële elementen of mentale processen?
→ hermeneutiek
1.3.2. Hermeneutisch begrijpen
-menselijk gedrag vergt ‘a thick description’ (Geertz)
-betekenisvolle (culturele) context van gedrag is noodzakelijk
-soc wet vergen andere methodologie dan natuurwet: methodestrijd
-naturwissenschaften vs geisteswissenschaften (Dilthey, Rickert, Windelband)
-verstehen als methode: ideografisch ipv nomothetisch (alg wetmatigheid = idiosyncratisch)
-idee van unieke methode voor humane wetenschappen (psy= empirische wet)
-herm cirkel: cyclus tss bredere cul achtergrond begrijpen en details v cultuurproduct
-psychologie op grens tss respectabele wetenschap en ‘human interest’ (tweespalt)
-bv psychotherapie: rogeriaans en psychoanalytisch (herm) vs gedragstherapie
1.3.3. Functionele en teleologische verklaringen
Wat is een functie?
-zegt wat het doet (niet wat het is)
-complexere functionele verklaring: functie ve systeem analyseren door te tonen hoe het
werkt (organisatie van componenten) → functie draagt bij aan capaciteit van systeem
-niet zoeken naar algemene wetten
3