DEEL 2: INLEIDING TOT HET ONDERNEMINGSRECHT
HOOFDSTUK 1: De onderneming
1. Inleiding
Wanneer een individu na zijn schooltijd besluit om geld te verdienen, zijn er
grosso modo twee manieren om aan de slag te gaan:
1) Als werknemer bij een bedrijf
2) Als zelfstandige (als IT-consultant, marktkamer, advocaat, boekhouder,
loodgieter, elektricien, foorkramer,...)
Wanneer iemand aan de slag gaat als zelfstandige, zal hij daarvoor in de regel
een “onderneming” doen ontstaan.
2. Wat is een “onderneming”?
Art. I.1, 1° Wetboek van economisch recht (“WER”):
a) Iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent
b) Iedere rechtspersoon
c) Iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid (bijv. de
maatschap) maar is toch een onderneming
Met uitsluiting van:
a) Organisaties zonder RP, zonder winstoogmerk én zonder winstuitkering
b) alle publieke RP (vb VUB) die geen goederen of diensten aanbieden op
een markt
c) Belgische staat en alle onderliggende bestuursniveaus (provincies,
gemeenten, OCMW’s, enz.)
Algmene definitie die voor (avant) de inwerkingtreding van de Hervormingswet gold
voor het ondernemingsbegrip en was van toepassing op de boeken waar zij de dag
van vandaag nog steeds op van toepassing is:
*= Vgl: “iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een
economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen”
Van toepassing voor wetgeving inzake:
• algemene verplichtingen van ondernemingen (Boek III (titel 3) WER)
ð mededinging (Boek IV WER)
ð mededinging en prijsevoluties (Boek V WER)
• marktpraktijken en consumentenbescherming (Boek VI WER)
ð rechtshandhaving (Boek XV WER)
ð buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen (Boek XVI
WER),
ð bijzondere rechtsprocedures (Boek XVII WER)
1
, Soms nog andere definitie:
• Verplichtingen hebben inzake KBO (Boek III, titel 2): “elke entiteit die zich
dient in te schrijven in de Kruispuntbank van geregistreerde entiteit
krachtens artikel III.16 WER” (cf. infra)
• Boek III, titel 3, hfdst. 2: “boekhoudplichtige onderneming”
Algemene definitie wel relevant voor Boek XX (insolventie van ondernemingen)
Conclusie: “algemene regel” is de uitzondering
• Kernbegrippen:
Elke natuurlijke of rechtspersoon: Ondernemingen kunnen zich bijgevolg
voordoen als éénmanszaken, vennootschappen of verenigingen zonder
winstoogmerk.
Economisch doel: Het begrip “economisch doel” dient ruim te worden
geïnterpreteerd en doelt op elke commerciële, industriële en financiële
activiteit.
Duurzame wijze: De economische activiteit op duurzame wijze dient te worden
verricht, dus binnen een bepaalde structuur of organisatie en met een zekere
regelmaat. Het eenmalig of slechts sporadisch (= af en toe) verrichten van
economische activiteiten zal niet tot gevolg hebben dat men kwalificeert als een
onderneming.
3. Welke vormen kunnen ondernemingen aannemen
Eerst keuze v/h opstarten v/e onderneming:
*Natuurlijk persoon (eenmanszaak) : zonder duidelijke scheiding tussen uw
eigen vermogen en dat van uw zaak. Alles wat één persoon heeft (fiets, huis,
balpen,...) zit vervat in dat ene vermogen. In dit vermogen zitten echter niet
enkel activa, maar ook schulden (bvb: geldlening om een auto te kopen). Indien
schulden niet worden afbetaald zoals overeengekomen, kunnen schuldeisers, na
het zetten van enkele stappen via gerechtelijke wzg, bekomeb dat activa van de
schuldenaar “te geldde worden gemaakt” en de betrokken schuld wordt
terugbetaald met de opbrengst.
Een onderneming-natuurlijke persoon kan uiteraard voor zichzelf wel bepalen
wat privé is en wat professioneel is. Dit neemt echter niet weg dat alle (private
en professionele) activa en alle (private en professionele) passiva in dat ene
vermogen van de onder-natuurlijke persoon zitten, dat dient tot onderpand van
alle (private en professionele) schulden.
Uiteraard zal de natuurlijke persoon wel het effectief beleid en de onderneming
voeren.
à Een vennootschap oprichten?
2
, *Rechtspersoon (vennootschap) : hier is WEL een scheiding tussen het
vermogen van uw onderneming en dat van uzelf
à wat hun vooral onderscheid is de aansprakelijkheid
Om deze vermenging tussen het privévermogen en het professionele vermogen
te voorkomen en het privévermpgen af te schermen voor professionele
schuldeisers, kan een vennootschap worden opgericht, waarbij door de
oprichter een bepaald bedrag zal moeten worden “ingebracht” in de
vennootschap (voor de naamloze vennootschap bedraagt het minimum in te
brengen bedrag 61 500 euro).
Deze inbreng wordt eigendom van de vennootschap en kan slechts onder
(strenge) voorwaarden worden terugbetaalt aan de oprichter van de
vennootschap. In ruil voor deze inbreng verkrijgt de oprichter aandelen van de
vennootschap, die op hun beurt terechtkomen in het vermogen van de
oprichter.
Een vennootschap is immers slechts een juridische fictie die geen fysieke vorm
kan aannemen en die zich in het rechtsverkeer slechts kan voortbewegen door
middel van natuurlijke personen.
(bvb: bestuurders in een BV)
ð Voorbeeld: een slotenmaker heeft een “privézichtrekening” met
daarop 10.000 euro en een “professionele zichtrekening” met
daarop 20.000 euro. Hij heeft ook een lening afgesloten met zijn
bank voor 25.000 euro om een machine aan te kopen. Stel dat de
zaken niet goed gaan, en de lening wordt niet afbetaald, zal de
bank het volledige bedrag6 kunnen recupereren door beslag te
leggen op zowel de professionele als de privézichtrekening. Indien
deze slotenmaker zijn professionele activiteiten uitoefent als een
vennootschap met beperking van aansprakelijkheid (bijvoorbeeld
een naamloze vennootschap (“NV”) of een besloten vennootschap
(“BV”), en het bedrag van 20.000 euro heeft ingebracht in deze
vennootschap, dan zal de bank enkel verhaal kunnen halen op het
vermogen van de vennootschap (aangezien die in die hypothese de
lening heeft afgesloten met de vennootschap, en niet met de
slotenmaker zelf) en blijft het bedrag op de privézichtrekening
buiten schot.
3