Filosofie gaat over de meest vanzelfsprekende dingen. De dingen die van zelfsprekend zijn, gaan we op afstand
bekijken en in kritische vraag stellen.
“Wat is de mens?”
De blik veranderd tijdens de geschiedenis voortdurend. We toetsen naar de filosofische vraag en vanuit deze
vraag ontstaat er een nieuwe vraag. Deze nieuwe vraag beweegt dan weer door doorheen de geschiedenis.
“Ken ik de mens?” → kennen?
Wat is de oorsprong van de filosofische vraag? Er is geen oorsprong van iets. Het zoeken waarom iets is in
oorsprong, is onmogelijk.
De wetenschap zoekt naar zekerheden en antwoorden via onderzoeken. De filosofie zoekt de grondslag van
iets. Men gaat zoeken vanuit welk punt/fundament wij de wereld kennen. Het fundament is het punt waaruit
alles gebouwd is. Het fundament ligt nooit vast, het verschuift doorheen de geschiedenis. Men houd rekening
met ethiek.
DE PLAATS VAN DE FIL OSOFISCHE VRAAG
De filosofische vraag lijkt gesteld te worden alsof je buiten de wereld staat en vanuit deze positie kijkt. Je
neemt een buiten positie aan. Deze positie bestaat eigenlijk niet. Je staat zowel buiten als binnenin
➔ buiten-binnenin. We doen alsof we van buitenaf kijken om een scherper beeld te vormen.
De filosofen vormden in de geschiedenis een beeld van deze plaats.
DIOGENES VAN SINOPE
Hij besloot om te leven als een hond. Hij had niets nodig, deed geen kleren aan en deed alles wat een hond
deed. Hij liep overdag rond (in Athene) met een lantaarn. De markt van Athene was een publieke plaats.
Diogenes liep rond op deze plaats met zijn lantaarn en hij was op zoek naar een mens.
Mensen vroegen hem: “ Wat zoek je?”, Diogenes antwoordde: “Ik zoek de mens.”
Hij leefde in een ton. Dit was een plaats in het midden van de wereld. Het werd gezien als een buitenpositie in
het midden van de wereld.
1
,Alexander werd gezien als de zon. Hij had een goddelijke status zoals de zon. Alexander ging naar Diogenes en
vroeg hem om hem te helpen. Diogenes zei:” Zon, ga uit mijn zon!”. Hij bedoelde hiermee dat hij geen hulp
nodig had en enkel de zon nodig had.
Attributen van Diogenes: lantaarn, naakt, ton, markt
ONTSTAAN VAN DE FILOSOFIE
De filosofie bestond niet altijd. Mensen stellen zich altijd vragen over van alles. Deze vragen zijn niet altijd
filosofie. Vroeger noemde men dit religieuze vragen. De filosofie ontstond in de 5de eeuw voor Christus. Het
ontstond in het Antieke-Grieken (Griekenland in de antieke tijd). De Westerse cultuur steunt volledig op de
plaats van het ontstaan de filosofie. Het vormt de basis van onze cultuur.
HET ACTIOMA VAN DE FILOSOFIE
Het actioma is een vast beginpunt dat je aanneemt. Zoals men in de wiskunde ziet, twee evenwijdige rechten
gaan elkaar nooit snijden. Je neemt dit aan als zijnde filosofie.
De zelfontdekking van de logos als de plaats van de waarheid
“De zelfontdekking van de logos…”
De logos ontdekt zichzelf. Logos betekent logica, taal, leer, theorie, … Het gaat over het verstand en de
taal. De mens vind in zijn eigen taal/verstand de plaats van de waarheid. Het verstand vind het verstand. In
het denken vind men de plaats van de waarheid.
“de plaats van de waarheid”
Waarheid krijgt een specifieke betekenis. Het is iets wat eeuwig vastligt, onveranderlijk.
UITSPRAAK PARMENIDES (=RATIONELE)
“Het zijn is, en het niet zijn is niet.”
HET ZIJN HET NIET ZIJN
Het zijn is eeuwig en onveranderlijk is. Het spreken Het niet-zijn is het tegenovergestelde, het
en het verstand is wel vast. Er word een onderscheid veranderlijke. Het gaat over de werkelijkheid die we
gemaakt tussen iets wat we kunnen waarnemen en waarnemen. Deze werkelijkheid kan veranderlijk
het begrijpen. zijn, het heeft geen vast karakter.
➔Het gaat over een fundamentele verschil tussen waarnemen en begrijpen.
De filosofie ontstond hiermee in deze periode.
2
,!!! Door deze uitspraak ontstaat er een kloof tussen ‘het zijn’ en ‘het niet zijn’. De uitspraak klopt niet met onze
ervaringen. De kloof is te groot omdat ze niets zegt over de werkelijkheid die in beweging is.
Voor het bestaan van de filosofie, vond de mens zijn antwoorden bij de (Griekse) goden. Men vond de Goden in
specifieke tempels waar men vragen kon stellen aan de Goden (= orakels).
Orakels ontstond overal voor bepaalde Goden. Het bekende complex is de tempelcomplex in Delphi rond de
God Apollo. Apollo werd gezien als licht (=inzicht). Apollo weet wat de mens nog niet weet. De tempel was
gebouwen rond het gat in de grond. Het gat werd gezien als tussenweg om te communiceren met de Goden. In
het diepste van de tempel zat Pythia. Pythia kan spreken met de Goden. Als iemand een vraag stelde aan
Pythia, antwoordde ze. Deze antwoorden werden geïnterpreteerd door de priester en door de vrager.
KONING CROESSOS VAN LIBIE
De koning voelde zich gesteund door het antwoord van de Goden. Op een dag ging hij naar het complex in
Delphi en vroeg de Goden of het een goed idee was om de Perzen aan te vallen. De goden antwoordden: “Een
groot rijk zal verwoest worden.” Hij viel het Perzische Rijk aan, en het gevecht eindigde met zijn rijk die
verwoest werd.
FOCUS OP DE TAAL
Men moet de woorden nemen zoals ze zijn. Een woord heeft meestal maar een betekenis.
Er vond een verschuiving van de Goden. De mens gaat zelf de woorden van Pythia interpreteren.
DEMOS KOMT AAN DE MACHT
In Griekenland ontstaat er een democratie in de 6de eeuw.
“Wie is het volk?”
De burgers van Griekenland behoren tot het volk. Het woord ‘burger’ veranderd doorheen de geschiedenis. In
deze tijd gelden vrije mannen met geld. De slaven, vrouwen en armen behoren niet tot deze groep. In het
totaal waren er 5000 burgers. Deze burgers waren aan de macht. Men moet spreken en overtuigen in een
democratie.
VERANDERING NA DE UI TSPRAAK VAN PARMENIDES
Alle filosofen gaan akkoord met de uitspraak. Zij proberen deze kloof te overbruggen.
3
, 2. ANTIEKE TIJD (500VC TOT 200 NA C)
PLATO
INLEIDING
Tegen wie reageert hij: Parmenides (Plato vind de kloof tussen zijn en niet zijn is te groot)
Wat is zijn uitgangspunt: de beweging van de werkelijkheid wel proberen denken.
Socrates was de leermeester van Plato en Plato zette zijn beweging verder. De sofisten leerden anderen
overtuigen in de democratie. Doordat ze dit konden, kon de beste overtuiger gelijk krijgen. Hierdoor werd de
waarheid in vraag gesteld.
“Wat is echt?” → ethische kwestie
Plato stelde de waarheidsvraag zoals Plato. Hierdoor keert hij zich tegen het morele relativisme van de sofisten.
PLATO: “HET NIET-ZIJN TOCH EEN BEETJE KAN ZIJN ALS EEN AFSCHADUW VAN HET ZIJN“
ZIEN vs BEGRIJPEN (= het verband is een idee)
Het niet waarneembare verband tussen zien en begrijpen noemt Plato een idee. Het idee is een volmaakte
vorm van iets met een eeuwigheidskarakter in een volmaakte vorm die zich in een andere wereld beving
(transcendente). In het begrijpen is er een verandering die in de concrete werkelijkheid niet word ervaren.
Plato situeert een idee bij ‘het zijn’(= in de ware werkelijkheid). Plato heeft de concrete werkelijkheid uiteen
getrokken in 2 werelden.
“Het niet zijn kan toch een beetje zijn als een afschaduw van het zijn”
“… afschaduwing …”
De schaduw ziet er altijd anders uit dan het object. Het is onvolmaakt ten aanzien van de echte vorm.
Alles heeft een verschillende verschijningsvorm. Mimesis betekent nabootsing/afschaduwing. Er is een
mimesis-relatie tussen de ziende en vastliggende wereld. Zo begrijpen we wat we zien. De ene wereld
is er omdat de andere wereld er is. Van alles wat we zien, bestaat er een andere vorm in een andere
wereld. De afschaduwing is de band tussen het zijn en het niet-zijn.
De ordeningsprincipes:
Participatie: Elke vorm participeert aan een bepaald idee. Elke verschijningsvorm participeert aan een
idee/volmaakte vorm.
Gemeenschap: De ideeën zijn in de ideeënwereld geordend volgens principe van gemeenschap. Lager gelegen
ideeën hebben iets gemeenschappelijk = het hoger gelegen idee. De dingen zijn hiërarchisch geordend, ze
hebben een algemeen idee gemeen. Het hoogste idee is het algemeenste idee wat alle lager gelegen idee
gemeenschappelijk hebben. Het hoogste idee is het volmaakte en het is transcendente.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur femkeff. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.