Theorieën van de Internationale
Betrekkingen
Een theorie 2
Realisme 4
International cooperation (liberalism) 15
International cooperation (2): domestic conditions and international
enforcement 24
International cooperation (3): enforcement and Compliance 30
Constructivisme 37
Marxisme / Historical materialism 42
Feminism 51
Selectoraatstheorie en the so called democratic peace 55
Internationale milieusamenwerking 61
European integration 67
1
, EEN THEORIE
WAT?
Woord met meerdere betekenissen:
• Een verklaring voor een fenomeen
• Een stelling/hypothese
• Een set van hypothesen
• Een geheel van aannames, concepten en hypothesen
• Aan de hand van algemene/abstracte begrippen en stellingen, waaruit particuliere/cocrete
stellingen afgeleid kunnen
Antwoord op algemene vs. Particuliere vragen
• Particulier: waarom heeft de VS Irak veroverd?
• Algemeen: waarom voeren staten oorlog?
Theorie = antwoord op een algemene vraag
Afhankelijke variabele = hetgeen te verklaren is, afhankelijk van een bepaalde oorzaak, wat we
willen verklaren
Onafhankelijke variabele = hetgeen verklaart
BOUWSTENEN
Elke theorie werkt met aannames – impliciet of expliciet
Bv: aanname van “unitaire actoren”
• We doen alsof staten zijn zoals individuen…
• Bv: de VS hebben dit aangenomen, Duitsland heeft gesproken,…
• Simpli cerende aanname om eindeloze ketting van waaromvragen te stoppen
• Doel = het eenvoudig houden
Bv: rationaliteitsaanname:
• kosten-baten analyse
• methodologisch individualisme
Bv: machtsmaximalisatie vs. machtsbehoud/overleving
Moeten aannames realistisch zijn? Niet per se: hangt af van de doelstelling, en van hun nut om
fenomenen te verklaren
Types hypothesen:
2
fi
, • Ofwel probabilistisch (‘waarschijnlijker dat…’)
= als x is het mogelijk dat x
• Ofwel deterministisch (noodzakelijke en voldoende voorwaarden)
= als x is het resultaat x
EEN GOEDE THEORIE
• Logisch consistent
• Informatiegehalte: kan veel empirische fenomenen verklaren
• Empirisch nuttig: de waaromvraag beantwoord
Richting van de causaliteit
3
, REALISME
THE 3 LEVELS OF ANALYSIS IN IR (WALTZ)
1. Individual/human nature & psychology
2. Units / collective actors (states, city-states, rms, parties, lobbies, NGOs, institutions,…)
Eg: is it a democracy? Autocracy? Big state? Small state? Particular veto players?
Anglosaksiec?
3. Structure of the international system -> hier heeft Waltz het over
Waltz calls theories about the second level “reductionist”: they limit themselves to (the
behavior) of the units of the system, not the system itself -> autonomie van staten wordt ingeperkt
door het systeem van de internationale politiek.
Reductionistische theorieën kijken naar het gedrag van de eenheden in het systeem. Waltz zegt
dat dit de beperkingen die het systeem ons oplegt negeert. Sommige gedragspatronen kunnen
niet verklaard worden aan de hand van verschillen op staatsniveau.
Dus Waltz zegt dat de structuur van het systeem ervoor zorgt dat landen zich op dezelfde manier
gedragen.
= de reductivistische benadering. N1, N2,
N3 = drie staten. N1 = alles wat in een staat
gebeurt, wat een extern e ect heeft. Dit is de
binnenlands-politieke verklaring, dus
beginnend bij de staat. Je gebruikt alles wat
binnen de staat gebeurt om te verklaren wat
er tussen staten gebeurt.
= de politieke structuur. Er gaan veel pijlen
naar het midden. Wat betekent het? Het stelt
een politieke structuur voor. N1, N2, ... de
verschillende staten hebben allemaal hun eigen
dingen aan de hand. Ze veroorzaken door die
interne dynamiek niet alleen X (externe
e ecten), maar ze creëren ook het systeem.
4
ff ff fi
,Structuur bestaat onafhankelijk van staten en is gemaakt van hun acties. Interacties creëren een
structuur, daarom zijn structuren totaal verschillend van staten.
REALISME: ALGEMEEN
Pessimistisch:
• Geen geloof in vooruitgang van de mensheid
• Als reactie tegen het idealisme na WWI (Wilson)
• Idealisme is naïef
• Idealisten negeerden de rol van macht en overschatten de gemeenschappelijke
belangen van natiestaten en waren te optimistisch
• Na het uitbreken van WOII voelden de realisten zich gesterkt in hun gelijk
De staat is de centrale actor in de internationale politiek
Power, con ict, and war -> hoe overleven in een vijandige en bedreigende omgeving?
Moraal en internationaal recht zijn alleen denkbaar als onderdeel van de maatschappelijke orde en
de uitoefening van macht
• De moraal is ondergeschikt aan de uitoefening van de macht:
• staatshoofden moeten eigenbelang opo eren in het voordeel van ethiek
• overleven = zich distantiëren van traditioneel moraal
• Het internationaal recht is slechts een weerspiegeling van wat de grootmachten willen: ze
kunnen het negeren, of ze kunnen het naar hun hand zetten
Een wereld van staten
• Ofwel als gevolg van het Westfalen systeem 1648
• Of als het natie-staat systeem van de 19e eeuw
Mensenrechten en democratie alleen als legitimatie voor interventie
Publieke opinie als legitimatie, manipulatie en bedrog
Binnen de staten zijn orde en veiligheid grotendeels gewaarborgd, maar in de internationale
gemeenschap heerst er onzekerheid, gevaar en bedreiging, door het gebrek aan een hogere
autoriteit
Zero sum game: de ene straat krijgt volledig wat de andere staat verliest (<-> liberaal
institutionalisme: win-win-situaties)
5
fl ff
,REALISME: BOUWSTENEN
Anarchie
Afwezigheid van hiërarchie
Alle staten zijn gelijk in hun relatie tot elkaar. Ze kunnen allemaal oorlog voeren als ze dat willen,
en ze kunnen vredesverdragen sluiten. Er staat niets boven hen dat hen tot iets kan dwingen.
Geen monopolie op het legitieme gebruik van geweld (<-> binnenlands).
Staat als centrale actor
Unitaire actor (biljart-model): de staat is het enige belangrijke om naar te kijken. Alleen kijken naar
interacties tussen staten. Ze kunnen machtig zijn of niet. Ze kunnen worden beschreven in termen
van hoeveel macht ze hebben.
Rationeel actor-model (eigenbelang) als uitgangspunt
• Klassiek realisme: de staatsman had zo moeten handelen (normatief-prescriptief). Het vertelt
je wat je moet denken
• Structureel realisme: aanname in een verklarende theorie: actoren zullen altijd hun eigen zin
volgen
Survival/self-help
Omdat ze in een staat van anarchie verkeren en omdat het systeem hen macht oplegt, moeten ze
het voor zichzelf opnemen: investeren in legers, legers van vijanden vernietigen,...
Klassiek realisme: staten zijn machtshongerige objecten op zoek naar macht omdat het deel
uitmaakt van hun menselijke natuur en omdat staten door mensen worden bestuurd, nemen ze
hun natuur aan. Staten hebben een natuurlijke honger naar macht, net als mensen, en ze
veronderstellen dat alle andere staten precies hetzelfde doen.
Structureel realisme: het feit dat we ons in deze anarchistische situatie bevinden, maakt dat
telkens wanneer een staat iets doet om zijn machtscapaciteiten te verbeteren, dat onmiddellijk
een bedreiging vormt.
KLASSIEK REALISME - MORGENTHAU
De menselijke natuur streeft naar macht - dus zo ook de staatsman
Balance of power = door een machtsbalans in stand te houden, kan een con ict vermeden
worden. Als de gemeenschap van de staat zich intern verenigt achter bepaalde waarden, kan het
zichzelf beter in stand houden in deze BOP.
6
fl
, Verklarende en voorschrijvende theorie van buitenlands beleid
Pro "rationeel" beleid en verdediging van staatsbelangen
Tegen idealisme, moralistisch-juridisch buitenlands beleid VS-isolationisme
Het tragische verantwoordelijkheidsgevoel van de wijze staatsman: hij moet normatief zijn en
tragische verantwoordelijkheid kunnen dragen
Oproep tot voorzichtigheid = voorzichtig zijn, niet ingrijpen,... In het machtsspel kunnen verkeerde
keuzes gemaakt worden, als acties niet gecalculeerd verlopen.
Dit wordt gebruikt om veel feiten in de geschiedenis te verklaren:
• GB: divide et impera in continentaal Europa
• Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (Luxemburg en België, 1815 - 1837)
• Waarom mislukking en succes van de Europese Integratie?
• Intenties van Frankrijk: anticipatie op Duitse hegemonie
• 1918 - 1923: Franse bezetting van Ruhrgebied en Saarland: preventief afknijpen van
de potentiële hegemonie
• 1951 - 1952: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal: wijze staatsman die
preventief de soevereiniteit over het oorlogsvermogen supranationaal maakt
DE BELANGR KSTE REALISME-THEORIEËN
Human nature realism Defensief realisme O ensief realisme (=
-> Morgenthau -> Waltz combination of the
other two)
-> Mearsheimer
Waarom concurreren Machtshonger inherent Structuur van het Structuur van het
staten om de macht? aan staten systeem (= systeem
anarchistisch, zelfhulp;
staten worden
gedwongen te handelen
alsof ze machtswellust
hebben)
Hoeveel macht willen Alles wat ze kunnen Niet veel meer dan wat Alles wat ze kunnen
staten? krijgen. Staten ze al hebben. Staten krijgen. Staten
maximaliseren hun concentreren zich op het maximaliseren hun
relatieve macht, met behoud van het relatieve macht, met
hegemonie als machtsevenwicht. hegemonie als
uiteindelijk doel. uiteindelijk doel.
7
ff IJ
,STRUCTUREEL REALISME (WALTZ)
Internationale politiek is een strijd voor macht. De menselijke natuur is hier niet de oorzaak van,
maar interstatelijke con icten en veiligheidsdilemma’s zijn de oorzaak van de chaos en het gebrek
aan een overkoepelende autoriteit.
Om staten te begrijpen, moeten we kijken naar het systeem
Ordeningsprincipe: anarchie (afwezigheid van hiërarchie)
Anarchie is geen chaos. Er is wel een constante dreiging van geweld.
Als de structuur van het systeem verandert, veranderen de interacties tussen de staten en dus de
staten ook.
Veronderstelling: overleving/zelfbehoud als hoofddoel (bv: winst als hoofddoel voor bedrijven in
een markt)
Gevolg: relaties tussen eenheden worden gekenmerkt door selectie, zelfhulp, concurrentie,
coördinatie en socialisatie.
• Selectie: sommige staten proberen te bestaan, maar ze verdwijnen; meestal door andere
staten, bv: opgegeten worden
• Self-help: kunnen overleven
• Competitie: bv: oorlogen tussen Frankrijk en Duitsland
• Coordination: if we do this, you do that,…
• Socialisatie: kijken naar andere voorbeelden, elkaar nadoen
De toestand van onzekerheid werkt samenwerking tegen -> wat is de verdeling van mogelijke
winsten? Oneerlijk?
Daarnaast maakt een staat zich ook zorgen over een mogelijke afhankelijkheidsrelatie -> dus
daarom wordt samenwerking beperkt
Aard van de eenheden/ de staten
Staten zijn autonomie politieke eenheden die voor soortgelijke taken staan. Door hun
voortdurende interactie, gaan ze daardoor ook op elkaar lijken (spiegele ect)
<-> In hiërarchie: functionele di erentiatie -> specialisatie
Hoewel Waltz het bestaan van niet-statelijke actoren erkent, verwerpt hij het belang ervan omdat
staten nog steeds de machtigste actoren op de wereldstaat zijn - zij hebben de meeste invloed en
zij bepalen de regels.
Staten zijn soeverein en onderling afhankelijk: ze zijn wederzijds afhankelijk, maar toch op zichzelf
aangewezen
8
fl ff ff
, De verdeling van capaciteiten bepaalt de verdeling van macht
Staten verschillen niet in hun functies, maar in hun mogelijkheden (bevolking, grondgebied,
hulpbronnen, economische en militaire macht, politieke stabiliteit, ...).
Verandering in structuur veroorzaakt verandering in stabiliteit: de relatieve machtsverdeling is de
belangrijkste onafhankelijke variabele om internationale gebeurtenissen te begrijpen (zoals oorlog,
vrede, machtsevenwicht).
Allianties, kansen op oorlog en vrede en vormen van machtsevenwicht:
• Unipolair
• Hegemoniale stabiliteit,
• Relatief vreedzaam met overgangsoorlogen
• Geen behoefte aan coördinatie
• Je kunt geen kwaad doen, want je zou onmiddellijk gestraft worden door de grote
macht…
• Bipolair
• Een hoge mate van stabiliteit met perifere con icten over de status quo: beoordeling
van elkaars capaciteiten
• Con ict is extern, bijv: Koude Oorlog
• Meer samenwerking
• Meer gedragsregels
• Snellere aanpassing
• Multipolair
• Veel machten
• Probleem = onstabiel, geen coördinatie mogelijk
• Vele, niet intensieve oorlogsvoering
• Het systeem heeft e ect op het gedrag van de actoren
Kleinere / zwakkere staten…
• Zoeken evenwicht door: balancing = een zwakkere staat sluit een bondgenootschap met
een sterkere staat, bv: France in European security and defence policy
• Zoeken bescherming door: bandwagoning, bv: Poland, Baltic states, Belgium,…
Hoe zit het dan met de heel kleine staten die niet zo functioneel equivalent zijn, zoals Somalië en
Zuid-Afrika?
• Vervullen hun rol als functioneel equivalente entiteiten niet meer
• Zijn “failed states”
• Ze bestaan nog, maar hebben niet veel macht
• De theorie structureel realisme is blind voor zulke staten
9
fl ff fl
, Defensief / structureel realisme (Waltz):
• Streven naar status quo en balance of power door middle powers
• Staten, vooral grote machten, dienen rekening te houden met de capaciteiten van andere
staten
• Staten zullen eerder hun veiligheid verzekeren dan hun macht uitbreiden
• Overleven door te behouden wat ze hebben
• Nooit zeker van andere staten hun intenties, niemand vertrouwen
• Een gepast hoeveelheid macht nastreven
• Strategies to maintain distribution of power: balancing and buck-passing
O ensive realism (Mearsheimer):
• Machtsmaximalisering door grootmachten, met het risico van zelfoverschatting en imperiale
overmacht
• De structuur van het internationale systeem zet staten ertoe om hun relatieve macht te
vergroten (in het nadeel van andere staten), omdat staten nooit zeker zijn van de intenties
van andere
• Strategies to acquire power: blackmail and war
• Staten zijn self-interested, power maximizing en vrezen andere staten.
• Staten gaan enkel samenwerking aan in een tijdelijke alliantie
• Zero sum game
Uitkomsten zijn niet het resultaat van politieke wil / bedoelingen / motieven, maar zijn het resultaat
van structurele beperkingen, verwant aan een theorie over leiderschapsstijlen.
-> Causaliteit wordt omgedraaid:
• Niet: Merkel is een concensuspolitica, dus zullen we uitkomen in een politiek van geven en
nemen, door haar karakter
• Wel: Merkel is het product van de beperkingen in het politieke systeem van Duitsland dat
ervoor zorgt dat je enkel bondskanselier kan worden en blijven als je getransformeerd bent
in een consensuspoliticus
Moeilijke gevallen: mislukking en succes van de Europese samenwerking
• Niet vanwege intenties van leiders of de aard van de staten
• De pro-Europese beweging bestond al voor de eerste en tweede wereldoorlog (in
sociaal-democratische en christendemocratische partijen), maar er kwam niets van
terecht, dus democratisering was geen voldoende voorwaarde.
• Maar door de verandering van een multipolair naar een bipolair systeem
• Veiligheid werd geboden door een externe macht: veiligheidsparaplu van de NAVO:
staten kunnen zich economische samenwerking veroorloven
• Ruimte voor samenwerking op alle andere beleidsterreinen dan militaire veiligheid,
dankzij de NAVO-veiligheid
10
ff