PUBLIEKE FINANCIËN
Tip is zeker om alles door te lezen en te begrijpen want ze gaat heel hard in details bij de multiple
choice en ze geeft de keuze uit 4 antwoorden die meestal allemaal kunnen kloppen. + ook de cursus
naast deze samenvatting te leggen. De open vragen waren redelijk basic. (2 theorieën uitleggen,
berekening vorderingssaldo uitleggen, prestatiebegroting uitleggen, een één van de 5 hervormingen
uitleggen) + meest aandacht spenderen uit module 4 en 5 waar daar komen haar meeste vragen van.
De eerste modules zijn redelijk makkelijk (vooral 1) maar daar vraagt ze nooit veel vragen uit
• Positieve wetenschap
o Beschrijven van gedragsreacties naar aanleiding van ingrepen in de fiscaliteit en
uitspraken doen over de effecten van belastingen
o Bv. hoe zullen transporteurs reageren op de invoering van de kilometerheffing voor
vrachtwagens?
• Mensen worden gedreven door een nut en ze doen dit in een situatie waar er schaarste is
maar er is wel een veelheid aan behoeften.
• Werkt met modellen (=vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid)
• Bestudeert macro- en micro-effecten
• Centrale actor = overheid
• Normatieve en public choice stromingen
o Normatief: gevolgen van een overheidsoptreden op de welvaart en de verdeling
ervan
o Public Choice: overheid wordt bevolkt door politici die herverkiezing willen veilig
stellen en ambtenaren die een zo groot mogelijk budget willen (political electoral
business cycle)
• Finale doelstelling= welvaart
Intermezzo:
Jobbonus is gericht op de lagere klasse of inkomens omdat daar de meeste werklozen zich bevinden,
ze geven dit om hun te activeren om te werken. Maar het zijn vooral de middeninkomens die er
gebruik van maken.
Welvaart, maximale welvaart, gewenste welvaart
Welvaart wordt gemeten aan de hand van de economische groei.
• Indicator: de procentuele wijziging van het BBP (= waarde van alle goederen en diensten die
in België geproduceerd werden in 1 jaar) → 2019: 473 miljard euro
BBP is het gevolg van de consumptie van de gezinnen en de overheid, van de investeringen van de
bedrijven en de gezinnen, van de netto-export en van voorraadwijzigingen. Dit wordt allemaal
,gemeten op basis van de maatschappelijke zetels (die dus vooral in de grootsteden gevestigd zijn),
waardoor dat het lijkt dat Brussel onze economische motor is, terwijl dit niet noodzakelijk is.
Vaak onenigheid over de puntschatting van de economische groei:
• Als je het BBP per hoofd berekent dan staat China bv op plaats 72. Maar als je het nominale
totale BBP neemt, staan ze op plaats 2.
Cordemans (2019)
Vragen:
• Hoe komt het dat sinds de Jaren ‘70 van de vorige eeuw het BBP als indicator van
maatschappelijke vooruitgang meer en meer in vraag gesteld wordt?
o Er was veel opbouw na de oorlog waardoor er meer BBP was en dit werd
geassocieerd met meer welvaart tot de olieshock in 1970 waar het BBP weer afnam
en er steeds meer ongelijkheid optrad.
• Is de levensverwachting van inwoners in landen met een hoger BBP/cap hoger dan elders?
o Het wordt alleszins niet lager maar moeilijk te zeggen over dat hoe hoger het BBP is,
hoe ouder de mensen worden.
• Waarom moeten we voorzichtig zijn met het indiceren van maatschappelijke vooruitgang
door het BBP?
o Niet alles wat in het BBP zit, draagt bij aan de welvaart van mensen. BBP neemt geen
ongelijkheden in rekening en ook andere dingen zoals vrijwilligerswerk.
Hoe definiëren we welvaart?
Veel bedenkingen omtrent de weergave van welvaart door het BBP
Bedenkingen: ‘Het meet noch onze humor, noch onze moed, noch onze wijsheid, noch onze kennis,
noch ons medeleven, noch onze toewijding aan ons land. Het meet met andere woorden alles,
behalve datgene wat het leven de moeite waard maakt. Het bbp is een nuttig instrument, maar
zeker niet perfect.’
Dus zijn er alternatieven opgericht:
• ISEW: indicator die duurzaamheid in rekening houdt. Zij brengen de kosten en baten van de
economische activiteit in kaart.
o Oneconomische groei:
▪ Jobloze groei: economie groeit zonder voldoende creatie van jobs
▪ Stemloze groei: er is groei, maar die stemt niet overeen met de burgers
▪ Meedogenloze groei: groei die gepaard gaat met stijgende ongelijkheid
▪ Uniforme groei: groei met destructieve effecten voor cultuur
▪ Toekomstloze groei: de draagkracht van de aard wordt uitgeput
• Better Life Index: houdt rekening met onder meer huisvesting, onderwijs, luchtvervuiling,
klimaat en levensverwachting.
• Easterlin paradox: als het inkomen stijgt, gaat dit niet gepaard met een evenredige stijging
van de welvaart
• Human Development Index: houdt rekening met de spreiding van de inkomens
Ondanks deze kritische noten blijft de economische groei toch de centrale indicator van de welvaart.
Enkele begrippen:
, • Pareto-frontier = nutsmogelijkhedencurve = alle combinaties van het nut van individuen die
dezelfde totale welvaart opleveren. Er is ook geen verbetering meer mogelijk.
o Er is dus een maximale welvaart voor A en B maar er is niet dezelfde uitkomst.
• Sociale welvaarsfunctie: die hebben betrekking tot de gewenste verdeling van de welvaart,
dit is meestal de meest wenselijke welvaart voor de individuen.
Welvaartstheorema’s: is de overheid nodig om maximale welvaart te bereiken?
Eerste welvaarstheorema
• Universele perfecte concurrentie leidt tot Pareto-efficiënte, onder bepaalde voorwaarden:
o geen enkele speler kan invloed uitoefenen op de marktprijs
o er is volledig vrije toetreding
o op lange termijn is de winst=0
o alle spelers hebben perfecte informatie
• Voor welvaartscreatie is de vrije marktwerking optimaal & overheid overbodig (in dit geval)
o → invisible hand
Maar normatieve economen tonen dat er wel een rol kan weggelegd worden voor de overheid
omtrent welvaartsverdeling → tweede welvaartstheorema
• Hoe? de overheid zorgt voor rechtvaardige startposities via het onderwijs en de
volksgezondheid en het creëren van gelijke kansen qua mobiliteit
o Niet iedereen heeft dezelfde startposities, ze mogen dus wel tussenkomen om die
gelijke startposities te creëren
• de markt zorgt voor welvaartscreatie en de overheid zorgt voor welvaartsverdeling
Welvaartscreatie door de overheid ingeval van marktfaling
Marktfalen:
• Informatie-asymmetrie: de spelers op de markt zijn niet perfect geïnformeerd
o Bv. Markt van tweedehands wagens
• Ontbrekende markt: in sommige contexten moet de overheid de tegenpartij zijn omdat een
activiteit niet rendabel is of economisch teveel risico’s met zich brengt
o Bv. Overheid speelt verzekeringskantoor in geval van overstromingen omdat private
verzekeraars het risico niet willen nemen
o Adverse selection: er is geen aanbieder omdat die niet in staat is om de goede
risico’s van de slechte te onderscheiden en daardoor een slechte portfolio zal
samenstellen inzake risico’s en premies
• Monopoliemarkten: monopolie als er geen sprake is van perfecte concurrentie. Soms
moeten ze wel zo dat het toegankelijk blijft anders zouden bedrijven de prijs te hoog zetten
o Bv. spoorwegnetwerk
• Altruïsme: nutsmaximalisatie van anderen
o Bv. Sociale zekerheid
• Externe effecten: soms gaat de productie gepaard met externe effecten waarvoor de
consument niet betaalt
o Bv. Co2-uitstoot
• Merit/demerit goods: de consument is niet steeds rationeel en consumeert goederen die
hem meer kwaad dan goed doen
, o Bv. Roken (demerit) en
onderwijs (merit)
• Publieke goederen
o Het is niet-rivaal: verdwijnt
niet na consumptie bv.
straatverlichting
o Niet-uitsluitbaar bv. je kan
niet overal in het land
verhinderen dat ‘s avonds
van de straatverlichting
genoten wordt
o Moeilijk om iedereen een prijs te laten betalen, dus overheid komt tussen
(freeriding)
o Moral Hazard: profiteursgedrag: er wordt niet dezelfde prijs betaald die conform is
aan het publiek goed omdat je geen consument kan aanwijzen en er dus ook geen
prijs op kan plakken.
Niet-marktfalen
= Overheid functioneert ook niet altijd perfect:
• Te grote, inefficiënte overheid leidt tot te hoge kostprijs, dus te hoge fiscale druk
• Overheidsmonopolies die te politiek gestuurd zijn
o Bv. NMBS, overheid heeft veel inspraak
• Te rigide overheid die te traag innoveert
o Bv. Preventieve gezondheidszorg: smart watches moesten al veel sneller
geïntegreerd worden
o Bv. Drones voor de veiligheid → veel meer mogelijkheden die nog moeten toegepast
Sturende fiscaliteit
Sturend fiscaal beleid:
• Doelstelling: eigendomsverwerving stagneren (iedereen even veel woningen)
o Hervorming: verlagen van de registratierechten
• Verminderen van congestie (bv. Files)
o Invoer kilometerheffing
Belastingen werden eerst gezien als een middel van inkomsten maar nu dus ook om het gedrag van
de burgers te beïnvloeden. Op die manier proberen ze ook de marktfalen te counteren.
Maar het kan ook welvaartsverlagend werken of distortionair:
• Door belastingen daalt het beschikbaar inkomen en kan er minder geconsumeerd wordt:
deadweight losses.
• Bv. De registratierechten die betaald moeten worden zorgen voor een Oswald effect: in
landen met een hoger % aantal eigenaars, is er ook een hogere werkloosheid. Mensen
zoeken een job lokaal omdat ze niet willen verhuizen om opnieuw die belastingen te betalen.
Door de hoge transactiekosten blijven ze vast in hun gemeente (lock-in effect)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur TejonC. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.