Hoofdstuk 1: situering + klinisch redeneren
Domein van de kinesitherapie
Dat zijn geen patiënten met knie problemen. We
werken met patiënten. Die patiënten willen iets
bereiken. Die hebben een vraag en die denken dat jij
hen kan helpen. Om dat proces te begeleiden ga je
denkstappen doorlopen. Als je patiënt vraagt stelt en
komt hij met klachten, ga jij bepaalde klinisch
redeneer proces gaan toepassen. Klinische
redeneren= dat gaat over de hypotheses die je hebt,
testen die je zou uitvoeren, het gaat over de klinische
therapeutische diagnoses. Anderzijds die patiënt wil
iets doen, dat kan heel breed zijn, dat kan algemene ADL zijn, werk gerelateerde of sport gerelateerde
activiteiten, dat is ifv context van patiënt. Je moet als kiné goed naar kijken. Want een schouder
revalidatie bij volleybalspeler is niet een schouderrevalidatie van een rugby speler. Dat gaat ook
verschillen wnr je met iemand in dagelijkse praktijk werkt en iemand die bureau gerelateerde werk
heeft of iemand die in bouw werkt en schouderklachten heeft. Die analyse van functionele hulpvraag
is als kiné heel belangrijk en ook in de sport.
Patiënt komt bij jou en hij heeft een vraag. Je gaat klinisch redeneren om een diagnose te stellen. Je
kijkt ook waar je patiënt naartoe gaat en obv daarvan ga je doelstellingen formuleren en zien hoe je
kan hem helpen. Welke interventie hiervoor nodig en je gaat het beoordelen. Op einde moet je
beslissen wanneer iemand al dan niet zijn activiteiten of wanneer de therapie is afgesloten.
beslismoment voor de therapeut.
1. Is deze patiënt bij ons op de juiste plaats?
2. Hypothesestelling toegepast op de patiënt
3. Bepaling van de kinesitherapeutische diagnostiek
4. Is kinesitherapie werkzaam bij deze patiënt?
5. Behandelplan: Is kinesitherapie de beste behandelinterventie bij deze patiënt?
6. Is deze patiënt kaar om veilig de activiteiten te hervatten?
Beslissen voor een patiënt te gaan toelichten. Je kan verwoorden of patiënt op de juiste plaats is? moet
die niet naar de arts. Je moet verwoorden waaraan je denkt en wrm je d&&raan denkt. welke
hypothesen spelen bij bepaalde casus. Je gaat die dingen moeten beoordelen/ inschatten op
waarschijnlijkheid. Bepaalde testen uitvoeren Om het goed in kaart te brengen. Obv drvn ga je voor
jezelf kiné diagnostiek formuleren. Een kinesitherapeutische diagnostiek gaat niet over schouder/ knie
maar gt om een man/ vrouw met schouderklachten. We kunnen niet iedereen helpen. Je moet
nadenken of kiné aangeraden is of het werkzaam is bij deze patiënt. Ook of het de beste
behandelinterventie is. wie weet zijn er aanvullende interventies bv medicaties, infiltraties, operatie,…
nodig om p te helpen. Als je denkt dat kiné kan helpen, dan moet je de vraag stellen of er andere
interventies zijn die ook kunnen helpen. Indien daaruit blijkt dat je de juiste persoon bent om p te
helpen, en je gaat behandelplan opstellen en uitvoeren. Op einde zien of patiënt klaar is om veilig zijn
activiteiten terug te hervatten.
Begrippen van sportkinesitherapie 2020-2021 1
,Klinisch redeneren
• Redeneren= Zijn mening over iets ontwikkelen op basis van feiten of veronderstellingen (Van
Dale woordenboek)
• Mening ontwikkelen = hypotheses formuleren
- Waar denk je aan?
• Op basis van feiten of veronderstellingen
- Waarom denk je daaraan?
Redeneren= zijn mening over iets ontwikkelen obv feiten of veronderstellingen.
Aspect mening ontwikkelen dat jij bepaalde hypothesen kan formuleren bij een casus. Want je hebt
een mening en je kan het verwoorden. Waar denk je aan? Kan je beantwoorden. Je denkt aan iets in
een casus, je ontwikkelt een mening omdat jou iets opgevallen is. Omdat patiënt je iets heeft verteld
of omdat je bepaalde feiten hebt of bepaalde veronderstellingen maakt. Je kan enerzijds de vraag waar
je eraan beantwoorden. Maar je begrijpt ook waarom denk je daaraan? Waarom denk je aan deze
aandoening in deze casus. Dat is een gevolg van de denkstappen die je verloopt. Het verhaal : Waaraan
denk ik aan en wrm denk ik aan? Dat is een continu wisselwerking tussen die 2 redeneerprocessen.
Als dat de basis is de mening ontwikkelen obv feiten of veronderstellingen, dan zou je kunnen houden
aan de 2 vragen: waaraan denk je en wrm?
Maar het woordenboek is niet de referentie als het gaat over redeneerproces gaat, als je ruimer gaat
oriënteren en gaat kijken naar de psychologie en globale denken dan is redeneren meer dan dat.
Redeneren is dan ook het evalueren van de waarheid of de waarschijnlijkheid van de verklaring. Dat is
interessant want je hebt naast de 2 vragen ook aanvullende vragen die je zelf gaat stellen: waar denk
je aan? Waarom? Maar als je de 2de definitie daarbij neemt dan stel je ook de vraag: hoe zeker ben je
daarvan en wat moet je nog weten om de waarheid of waarschijnlijkheid te kunnen evalueren.
• Redeneren = zijn mening over iets ontwikkelen op basis van feiten of veronderstellingen (Van
Dale woordenboek)
• Redeneren = het evalueren van de waarheid of de waarschijnlijkheid van verklaringen
(Brysbaert)
- Hoe zeker ben je daar van?
- Wat moet je nog meer weten?
Casus
Jules speelt voetbal bij een club die uitkomt in eerste-provinciale en kent dit seizoen een goed
seizoensbegin. Hij staat in de basis en haalt goede statistieken. Afgelopen match slaat het noodlot
echter toe. Jules controleert een bal in de lucht op de borst en wil bij het neerkomen meteen in een
andere richting vertrekken. Op het moment dat hij wil vertrekken zakt hij echter door zijn knie. Dit
moment van door zijn knie zakken is samen gegaan met een hoorbare ‘plop’ en zeer veel pijn. Meteen
na het voorval treedt er een aanzienlijke zwelling op ter hoogte van zijn kniegewricht. Tegen de avond
is er ook een duidelijke hemartrose zichtbaar en heeft Jules nog steeds last van pijn en een gevoel van
instabiliteit ter hoogte van zijn knie.
- Waar denk je aan?
- Waarom denk je daaraan?
- Hoe zeker ben je daar van?
- Wat moet je nog meer weten?
Dit is een vb klinisch redeneren. Waaraan denk ik aan? Waarom denk je daaraan? Hoe zeker ben ik
daarvan? Wat moet ik nog meer weten.
Je denkproces instuurt door hoe je begint omdat je een dominant patroon herkent in de casus.
Begrippen van sportkinesitherapie 2020-2021 2
, Als je verder gaat en gaat kijken wat
er in denkproces is, dan krijg je een
casus wrbij iemand zich
presenteert= illness presentation.
In dit vb is het Jules die van richting
verandert.
In brein zijn er 2 mogelijkheden: je
herkent wat er gebeurt of je herkent niet wat er gebeurd. Obv deze keuze van wat er hier gebeurt,
gaan er bepaalde processen verder ontwikkelen in je denk.
Als je het herkent, dan denk je in type 1 denkproces. Je gaat een snel een diagnose maken en je gaat
naar einde of je gaat zeker patroon herkennen waarbij je verder in je redeneren daar sterk op bent en
tot diagnose komt. Indien je geen idee hebt wat het zou kunnen zijn in de knie en je bent niet bekend
met voetbal of met blessures thv knie dan kom je in situatie dat je niet hebt herkend. Indien niet
herkend, gaat brein anders te werk gaan. je gaat op andere processen moeten terugvallen. Je doet niet
alles op zelfde manier als student. Ifv wat je herkent of wat je niet herkent & hvl ervaring of hvl kennis
je hebt over iets, al dan niet voor een ander proces moet kiezen. In geval dat je het niet herkent , kan
je vallen op type proces 2, je kan op allerlei hypothesen vallen en werkdiagnosen maken. Zo overgaan
tot een diagnose.
Systeem 1 en 2 redeneren
• Een bal en een baseball-bat kosten samen €1,10. De baseball-bat kost €1,00 meer dan de bal.
• Hoeveel kost de bal?
systeem 1 en 2 redeneren. Type 1: zijn snelle denkprocessen waar je heel snel tot antwoord komt. Je
gaat niet bij stilstaan, niet controleren. Je gaat gwn een antwoord geeft. Wat als eerst in je hoofd kolt.
Een ander vb van systeem 1: welke pijl is langste? Je kan er niet
over nadenken dat is gwn een observatie/ waarneming. Dat is
iets dat je opmerkt. Je gaat herkennen dat er ook bepaalde
fouten kunnen sluipen. Systeem 1: denken snel, is heel intuïtief,
je gaat meteen tot antwoord overgaan. Daar kunnen fouten
insluipen.
Het is niet analytisch/automatisch,
je kan het niet tegenhouden. Het
hoort erbij. Type 1:het is heel
normaal, natuurlijk om in bepaald
antwoord te vallen en niet verdre te
gaan. het is intuïtief en het is
onbewust.
Systeem 2= logisch dat het analytische processen zijn waar je wel aandacht aangeeft. Je bewust
doormaakt. Men gaat het vaak Hypothetico-deductief gaan verwoorden.
Systeem 1: niet analytisch,
automatisch, onbewust. Dat
betekent dat je obv bepaalde
signalen/cues die je opvangt in
zo een casus : je hoogt knie plots
of de knie zwelt snel. Of een van
bijgebleven tekenen die
opgeslagen is in geheugen: wat
meteen uw richting gaat
bepalen.
Begrippen van sportkinesitherapie 2020-2021 3
, Daarnaast heb je verhaal dat je niet goed weet, dat je heel veel twijfelt. Wat hebt bij nieuwe of
complexe situaties of wnr je even bij wilt stilstaan naar de processen dat je doormaakt dan val je terug
op systeem 2.
De systemen bestaan altijd naast elkaar. Het is niet het ene of het ander maar de systemen werken
continu samen. Die verschillen tussen novicen en experten & studenten en die verschillen heel neig
met de stagebegeleiders die heel erg veel ervaring hebben, die hebben veel patiënten gezien.
Maturatie
Het klinisch redereenproces gaat zich ontwikkelen in
schema/patronen. Het start vanuit een abstracte
verhaal, mensen die nog niet op de hoogte zijn, op
moment dat je u inschrijft in de opleiding kiné, denk
anders over de casus van Jules dan wnr je uw diploma
haalt. Naarmate dat de ervaring toeneemt, gaat je
denkproces gaan veranderen.
De boodschap gaat zijn: dat je van traag proces (systeem 2) naar proces systeem 1 (sneller en
efficiënter).
wnr je start aan opleiding weet je niets. Wat
je kan hebben is een ervaring die je hebt
meegemaakt of vanuit sportclub bepaalde
casussen die je herkent. Dus eigenlijk ben je
op dat moment op de eerste dag wnr je
casus van jules krijgt aan het gokken. Dat is
niet erg. Dat hoort bij denkproces. Gokken, je weet het niet en je hebt beperkte achtergrond. je kan
maar raden.
Je gaat info verkrijgen, je gaat
studeren, je gaat beter in
worden, je gaat op stage, je gaat
naar lessen,.. je gaat meer
pathologie kennis hebben.
Naarmate je betere pathologie
kennis hebt, dan ga je moeite
hebben zeker in het begin moeite hebben om het te herkennen in de praktijk. Je hebt het in de lessen
wel gehoord maar het is niet iets dat je vaak hebt gezien. Dus je hebt moeite om bepaalde symptomen/
tekenen te koppelen aan manifestaties. Op dat moment heb je strategie nodig om elk van uw
vermoedens te gaan testen en in kaart te brengen in uw casus. Nu ook daar ga je pathologie kennis
gaan verbreden en je gaat meer en meer verbanden zien tussen symptomen & signalen. Als iemand
door zijn knie gaat en je hoort een plot, dan kan je al vanzelf uitgaan dat de knie tegen de avond
gezwollen zal zijn en bloeding kan vertonen. Je gaat patronen leren maken, verbanden zien tussen
symptomen maar die liggen op elkaar. Je herkent ze wel. Je brengt de symptomen met elkaar maar
het is heel moeilijk om ze uit elkaar te herkennen. Ook hier ga je elk afzonderlijke hypothese apart
moeten toetsen.
Je komt in het verhaal dat mensen wnr ze praktijkervaring opbouwen en zeker wnr je op stageplaatsen
gaat zijn waar je hebt hoe komt het dat de therapeut zo snel denkt? Dat is omdat hij door zijn ervaring
niet alleen de verbanden leren zien tss de symptomen maar ook de onderscheidende kenmerken leren
herkennen. Je gaat bepaalde klinische symptomen leren associëren met diagnoses maar gaat ook de
belangrijke voorspellers, de meest bepalende kenmerken sneller leren herkennen.
Maw: Je start met zwarte bolletje. De therapeut stelt 3 vragen= stelt eerste rode bolletjes, dan blauwe
en witte bolletje. Obv drvn zou hij in bepaalde schema kunnen gaan. het is vrij efficiënt en vraagt weinig
tijd. Het gaat heel snel in de anamnese. Eigenlijk hebben ze een waarschijnlijkheid op een correcte
diagnose. Ze kunnen fouten maken, maar je herkent die ontwikkeling van het zien van verbanden tss
bepaalde symptomen en die leren plaatsen bij bepaalde letsels en diagnoses tov leren onderscheiden.
Begrippen van sportkinesitherapie 2020-2021 4