POLITIEKE STROMINGEN
Hoofdstuk 2. De modernisering van
Nederland sinds de late 19e eeuw
Begrippen:
Pacificatie Herman Schaepman
Koning Willem II Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP)
Johan Rudolf Thorbecke Lager onderwijswet 1889
Grondwet 1848 Ferdinand Domela Nieuwenhuis
Abraham Kuyper Sociaal Democratische Bond (SDB)
Anti Revolutionaire Partij (ARP) Nationaal Arbeid Secretariaat (NAS)
Ons Program Sociaal Democratische Arbeiderspartij
(SDAP)
Doleantie Sociaal Democratische Partij (SDP)
Onderwijswet van 1857 Nederlands Verbond van
Vakverenigingen (NVV)
Quanta Cura Sam van Houten
Aprilbeweging Kabinet Pierson/Goeman Borgesius
Lager onderwijswet 1878 Grondwetsherziening 1887
Antithese J.P.R. Tak van Poortvliet
Soevereiniteit in eigen kring Liberale Unie
Subsidiariteitsbeginsel Bond van Vrije Liberalen
A.F. de Savornin Lohman Vrijzinnig Democratische Bond (VDB)
Vrije antirevolutionairen P.W.A. Cort van der Linden
Christelijke Historische Unie (CHU) ‘Laat-zitten-wat-zit-verkiezingen
,Inleiding
Grondwetswijziging van 1917 (pacifi catie): is basis voor de Nederlandse politiek in
20e eeuw en vormde de afsluiting van de decennialange debatten sinds 2e helft 19e
eeuw tussen liberalen en confessionelen schoolstrijd, kiesvraagstuk en sociale
kwestie.
Pacificatie van 1917 bracht een oplossing waarmee alle partijen in konden stemmen
gelijkstelling van bijzonder onderwijs en algemeen mannenkiesrecht geen
oplossing voor de sociale kwestie.
Schoolstrijd en confessionele partijvorming
Koning Willem II maakte zich zorgen over zijn toekomst als koning vanwege
revoluties in andere Europese staten hierdoor nam hij initiatief om een nieuwe
grondwet op te stellen hierdoor in 24 uur van zeer conservatief naar liberaal.
Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872): kreeg de opdracht tot het uitwerken van een
moderne grondwet hij was geen democraat, maar voorstander van de rechtstaat,
van goed bestuur en een duidelijke afbakening van bevoegdheden.
Grondwet 1848:
Tweede Kamer en Provinciale Staten worden voortaan direct gekozen door
burgers.
Ministers worden steeds door koning benoemd, maar moeten wel
verantwoording afleggen aan het parlement.
Niet de koning, maar ministers zelf zijn voortaan verantwoordelijk voor hun
beleid.
Mensen krijgen vrijheid van onderwijs, drukpers, vereniging en vergadering.
In 1848 verschoof de politieke macht van koning naar de volksvertegenwoordiging.
Klein deel van de mannelijke bevolking kreeg stemrecht dit past in de
thorbeckaanse liberale opvatting kiezer moet over zelfstandigheid beschikken om
kiesrechtwaardig te zijn (censuskiesrecht).
Liberalen vormden nu het centrum van de politieke macht hebben hier zelf weinig
voor gedaan zij zouden het voortouw nemen in de inrichting van Nederland
er was geen sprake afgebakende politieke stromingen en ook geen
kiesverenigingen.
Parlementslid moest gekozen worden op persoonlijke titel en te debatteren en
besluiten te nemen naar eigen oordeel en inzicht, zonder een band met de kiezers.
Abraham Kuyper: draait de gedachte om dat politiek een aangelegenheid was voor
lieden met kennis en gezag hij vond dat Kamerleden zich moesten gedragen als
woordvoerders van groepen gelijkgezinden.
Tweede Kamer was een plek waar een strijd om beginselen en uitgangspunten werd
uitgevochten politiek werd ambitieuzer en verleende identiteit aan deelnemers.
Parlementsleden zijn personen die een achterban konden mobiliseren, van politiek
een gezamenlijke onderneming maakten en politieke hartstochten in spel brachten.
Kuyper was de eerste die lokale kiesverenigingen bundelde, een gemeenschappelijke
politieke doelstelling formuleerde en deze uitdroeg in het dagblad De Standaard
(opgericht in 1872).
, Anti Revolutionaire Partij (ARP): eerste moderne politieke partij van Nederland
opgericht door Kuyper in 1879 Ons Program was het programma dat hij schreef
bij de partij.
Vertrekpunt van zijn werk was een radicale aanval op de liberaal gedomineerde
onderwijspolitiek in 1886 volgde onder Kuyper een nieuwe afscheiding van de
hervormde kerk (de Doleantie).
Tegenstellingen in de schoolstrijd liepen in 2e helft van de 19e eeuw verder op toen
liberalen het onderwijs ontdekten als een motor voor vooruitgang en sociale
ontwikkeling.
Onderwijswet van 1857 was de eerste voorzichtige uiting de wet bestempelde de
gemengde staatsschool tot norm en verbeterde het toezicht op het onderwijs
het werd wel iets gemakkelijker om bijzondere of vrije scholen op te richten.
Gevolg was dat orthodoxe protestanten hun oorspronkelijke hoop naar gesplitste
staatsscholen opgaven en begonnen te koersen op geheel eigen scholen deze
ontwikkeling werd versterkt door de pauselijke encycliek Quanta Cura van 1864 met
de lijst van dwalingen, waar ook liberalen toe behoren.
In 1868 volgde een verklaring van Nederlandse bisschoppen die zich fel uitspraken
tegen het neutrale staatsonderwijs en katholiek onderwijs eisten hierdoor
ontdekten katholieken en protestanten een gezamenlijk doel (eigen scholen
gefinancierd door overheid) en een gezamenlijke tegenstander (de liberalen).
Aprilbeweging: in 1853 keerde een deel van de bevolking zich tegen het herstel van
de katholieke kerkelijke hiërarchie dit heeft nog lang een rol gespeeld tussen
katholieken en protestanten protestanten waren ook fel tegen.
Lage onderwijswet: liberale regering onder leiding van Johannes Kappeyne van de
Coppello (1822-1895) bracht een wet tot stand die een harde nederlaag vormde voor
katholieken én protestanten hierdoor spitste de strijd om financiële gelijkstelling
van het onderwijs toe in de jaren 70.
Geheel volgens liberale uitgangspunten werd met deze wet een belangrijke stap
gezet op weg naar centralisatie, uniformering en verbetering van het lager onderwijs
gevolg was niet alleen een enorme kwaliteitsverbetering, maar ook een flinke
stijging van kosten de wet was een grote belemmering voor de ontwikkeling van
het bijzonder onderwijs omdat de regering subsidiëring van apart onderwijs van de
hand wees, maar deze scholen verplicht werden te voldoen aan de nieuwe hoge
kwaliteitseisen.
Voor Abraham Kuyper was dit de reden om een eigen politieke partij op te richten
in de liberaal-confessionele confrontatie over de onderwijswet werd een politieke
scheidslijn duidelijke tussen christelijk en niet-christelijk Nederland later scherpt
Kuyper dit aan in zijn antithese om de christelijke natie te verdedigen moesten
protestanten en katholieken samen werken om de gezamenlijke belangen veilig te
stellen.
Hoe de christelijke natie eruit zou moeten zien, verschilden de protestanten en
katholieken sterk.
Soevereiniteit in eigen kring: dit vormde het centrale begrip dat Kuyper had
geïntroduceerd om zijn achterban van staatsinvloed te vrijwaren in 1880 richtte hij
de Vrije Universiteit op waarbij dit begrip ook belangrijk was (vrij van
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur laurasmeenge. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.