Model planmatige gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering
Fase
Analyse Levensverwachting: Impact aandoeningen
probleem (H2) - Levensverwachting > houd geen rekening met kwaliteit - Verloren levensjaren = wegen van sterftecijfers naar het aantal jaren er verloren zijn gegaan door
- Gezonde levensverwachting > houdt rekening met ouderdomskwaaltjes het sterftegevel. Hoe jonger je sterft, hoe meer verloren jaren.
- Ziektevrije levensverwachting > houdt rekening met jaren met aandoening o VPJ = verloren potentiële levensjaren
- QALY > quality adjusted life year: berekening waarbij Jaren in goede gezondheid als volledig jaar - Verloren ziektejaren = wegen van prevalentie van aandoening naar de kwaliteit van levensjaren die
meetellen, maar jaren in slechte gezondheid minder zwaar doorwegen. verloren zijn gegaan door de aandoening.
- QALE > quality adjusted life expectancy - DALY = disability adjustment of life year
Compressie > jaren in goede gezondheid vergroten en jaren in slechte gezondheid verkleinen. o Verloren ziektejaren en levensjaren samen
o Identificatie aandoeningen met grootste impact
Prevalentie > voorkomen van aandoening in aantal in populatie → daalt als sterftecijfer stijgt, als o Belangrijk voor het identificeren van aandoeningen waar veel ziektewinst uit valt te
incidentie daalt, als er gezonde mensen immigreren, bij hoge genezing cases halen.
Multimorbiditeit/co-morbiditeit > meerdere aandoeningen tegelijkertijd hebben o Hoe groot is de toename van aantal naar kwaliteit gewogen levensjaren indien
Doodsoorzaak > jaarlijks aantal sterfte aan een bepaalde specifieke doodsoorzaak aandoening w uitgeschakeld?
Incidentie > snelheid waarmee de ziekte zal ontwikkelen (gaat om tijdsperiode, hoeveel er dan bij - Directe en indirecte kosten
komen)
Ongelijkheid in gezondheid: ruimtelijke verschillen, gezondheidstoestand is veranderlijk over tijd,
gezondheidsverschillen binnen populatie (SES, geslacht, etniciteit, leeftijd)
Analyse gedrag Risicofactoren = factoren die verhoogd risico op ontstaan van gezondheidsprobleem veroorzaken Maten van associatie
(H3) - Leefstijl en gedrag - Relatieve risico (RR) = incidentie met risicofactor / incidentie zonder risicofactor (is odds-ratio)
- Fysieke omgeving o RR = 1 geen verschil tussen de met en zonder risico’s
- Sociaal-cultureel omgeving o RR > 1 met risico meer kans op aandoening dan zonder risico
- Persoonsgebonden factoren psychologisch o RR < 1 met risicofactor verlaagt het probleem
- Risico verschil (RV) = incidentie met risicofactor – incidentie zonder risicofactor
Epidemiologisch onderzoek: causaliteit → vergroten kans op causaliteit: o Dus als dat 1,23 is dan wil dat zeggen dat onder de rokers (met risico) per 1000 23 extra
- Tijdsrelatie: oorzaak komt voor gevolg mensen longkanker krijgen (tov niet-rokers)
- Biologische Plausibiliteit: ligt in lijn met de kennis die je al hebt over onderwerp - Attributieve risico (AR) = (incidentie met risico – incidentie zonder) / incidentie met
- Dosis-effect relatie: meer blootstelling, meer kans op effect bv o Proportie incidentie binnen risicogroep door risicofactor
- Sterkte van effect o Hoeveel % van de aandoening is te verklaren door de risicofactor?
- Analogie: vergelijkbaar met ander onderzoek - Populatie attributieve risico (PAR) =
- Consistentie: verschillende studies tonen het effect aan X = (prevalentie zonder * incidentie zonder) + (prevalentie met * incidentie met)
➔ ( X - incidentie zonder) / X
Epidemiologisch onderzoek: onderzoeksontwerp o Proportie incidentie binnen populatie door risicofactor
- Randomized controlled trail (RCT) > experimenteel onderzoek - Regressiecoëfficiënt & correlatiecoëfficiënt
- Observationeel onderzoek Voorkomen ongezond gedrag > gezondheidsproblemen verschillen ngl leeft, geslacht, SES, etnische
o Prospectief cohorten onderzoek verschillen, geografische verschillen
o Controlled case study → oppassen voor recall-bias en sociaalwenselijkheid!!
o Cross-sectioneel onderzoek Formuleren interventiedoelen:
o Ecologisch onderzoek 1. Onderscheid rol ongezond gedrag van andere risicofactoren
Confounder = storende variabele > speelt een rol in de relatie tussen risicofactor en aandoening, maar 2. Specifieer gedrag en beoordeel gedrag
is niet echt een deel van het mechanisme 3. Selecteer doelgroep > groep waar schade het grootst is
Externe validiteit > daarom representatieve steekproef nodig
1 Anke Van de Voorde
, Analyse Identificeren van te onderzoeken gedrag: gedrag kan opgesplitst worden in deelgedragingen, moet De determinanten maken deel uit van modellen die de interactie tss determinanten toont, via welke
gedrags- men focussen op determinanten van (on)gezond gedrag of determinanten van verandering, op welk processen ze gedrag beïnvloeden én toont de condities van die processen.
determinanten niveau focust men (micro, macro, meso), is de persoon zich bewust van (on)gezond gedrag? 1. Sociaal-cognitieve gedragsverklaringsmodellen
(H4) - Sociaal-cognitieve theorie (Bandura)
Leertheorieën voor aangeleerd gedrag o Gedrag vloeit voort uit verwachtingen: situational outcome expectancy & action
- Klassieke conditionering > neutrale stimulus koppelen aan een andere stimulus outcome expectancy → self-efficacy
- Operante conditionering > straffen en belonen o Wederzijdsdeterminisme > gedrag is dynamisch
- Sociaal cognitieve theorie (Bandura) > zie later, gaat om motivatie, modellen, … o + Modelling
➔ De 3 voorgaande stellen dat gedrag is op een stimulus en dat kan gaan: - Beredeneerd gedrag model (Ajzen & Fishbein)
bewust/intentioneel, bewust, onintentioneel o Gedrag wordt bepaald door uw gedragsintentie en die
- Duale systeem theorie > beredeneerde/reflectieve processen en impulsieve processen. intentie wordt bepaald door uw attitude, subjectieve norm & waargenomen
gedragscontrole en die drie worden bepaald door achtergrondvariabelen (individueel,
Soorten determinanten sociaal en informationeel).
- Proximale determinant > direct effect op gedrag (bv. Intentie, risico-inschatting) o Er is een feedbackloop: door gedrag te stellen pas je uw attitude enz aan
- Distale determinant > indirect effect op gedrag (bv omgeving, persoonlijkheid) - ASE-model (De Vries et al.)
- Ultieme determinant > indirect beïnvloeding via processen (regelgeving) o Gebaseerd op vorige model, maar andere operationalisering: sociale invloed ipv
➔ Afhankelijk van welk model je hanteert is een determinant een van de 3 subjectieve norm + self-efficacy ipv w. gedragscontrole
Gedragsdeterminanten >>> I-Change model: fases gedragsverandering (zie later stages of change, H6)
1. Persoonlijke determinanten o Pre-motivationele fase, motivationele fase en post motivationele fase
Intentie Beste voorspeller voor gedrag + intention-behavior gap + ontstaat uit verschillende andere o Bewustzijnsfactoren > motivationele factoren > intentie > gedrag
determinanten (+ gaat om sterkte)
- Health-belief model (Rosenstock)
Motivatie ZDT (+ gaat om waarom)
Attitude > Redelijk stabiel + combo van overtuigingen en uitkomstsverwachtingen die diepgeworteld en o Waarom mensen niet ingaan op vroegdetectie en preventie
irrationeel zijn o Gedrag wordt bepaald door 1) dreigingsevaluatie (w. vatbaarheid & w. ernst) 2)
> Instrumental belief (gedrag als middel) vs. Experimental belief (gedrag als ervaring) gedragsevaluatie (w. voordelen & w. barrières) 3) cue to action
> Cognitieve, affectieve, connatieve, morele/etische beliefs
Uitkomstverwachting Voor-en nadelen die mensen koppelen aan gedrag. KT vs LT o Evaluaties w bepaald door psychologische en demografische variabelen
Subjectieve norm en = gepercipieerde verwachting van anderen. → Injunctive beliefs + Motivation to comply - Self-determination theory (Ryan & Deci)
sociale invloeden > Sociale steun, sociale druk, modelling/descriptieve norm o Basisbehoeften: competentie, autonomie & verbondenheid
Eigen effectiviteits- > Magnitude, generality, strength
verwachting > Stabiele en instabiele oorzaak
o Amotivatie < Externe regulatie < geïntrojecteerde reg < geïdentificeerde reg <
Waargenomen Power of control en control beliefs (gaat meer om die magnitude van hierboven) geïntegreerde reg < intrinsieke motivatie (oplopende autonomie)
gedragscontrole
Geanticipeerde spijt Verwachting van spijt of schuld als een bepaald gezondheidsgedrag uitblijft + persoonlijke 2. Ecologische gedragsmodellen > directe invloed van omgeving
+ morele verplichting verplichting om u op bep manier te gedragen
Risico-inschatting = Ervaren gezondheidsdreiging en eigen inschatting van kans op risico: Ernst en kans - Duale systeem modellen > omgeving doet reflectief of impulsief gedrag stellen
> 3th person effect - ANGELO > verdeling 4 types en niveaus van omgevingsdeterminanten
> Meetmethoden: relationeel vs emotioneel, conditioneel vs onconditioneel, relatief vs absoluut - ENRG > Duaal systeem model dat zorgt voor Energie balans gerelateerd gedrag:
> Mensen willen risico’s vermijden: primaire appraisal (inschatting dreiging) en secundaire appraisal
(omgaan met dreiging) > fear / treathreduction (zie later) o 1) Cognitieve mediatoren (ASE + i) & 2) Omgeving (type&niveau)
Kennis ~ health literacy → staat traditioneel centraal, maar kennis alleen is niet voldoende o Moderatoren: Persoon (demografisch, persoonlijkheid, bewustzijn, betrokkenheid) &
>Kennis over relatie gedrag en risico, kennis gedragsverandering, theoretische kennis gedrag (clustering, gewoonten)
Bewustzijn = wanneer mensen voldoende inzicht en kennis hebben in ongezond gedrag = 1ste stap in
verandering
- Ecologisch model (Bronfenbrenner)
Pers.kenmerken > Big 5 → redelijk stabiel, best focussen op wel veranderbare determinanten (dit is distaal) o Individu < micro < meso < exo < macro
> Indirecte beïnvloeding op gezondheidsgedrag
Operationalisatie modellen? → determinantenonderzoek staat niet op zichzelf, maak weloverwogen
2. Omgevingsdeterminanten keuze over theoretisch kader, integreer modellen en theorieën, hou rekening met veranderbaarheid van
- Niveau: micro (~ behavioral setting), meso, macro potentiële determinanten.
- Type: fysieke, sociaal-culturele, economische en politieke omgeving
2 Anke Van de Voorde