Samenvatting
Historisch Overzicht van de Wijsbegeerte
prof. Johan Braeckman
Hoofdstuk 1
1. Wijsbegeerte als wetenschappelijke discipline
Wijsbegeerte = filosofie
o Studie van problemen waar nog geen wetenschappelijke oplossingsmethode is.
o Vreemd bedrijf
o In de meeste wetenschappen is men het eens over theorieën en wetten zoals
natuurwetenschappen
o In wijsbegeerte geen probleem waarop alle wijsgeren het eens zijn
o Geen objectief verhaal
Dogmatische houding: we beschouwen opvattingen als waarheid zonder ernstige argumentatie
Relativisme: alle houvast is zoek, iedereen heeft evenveel gelijk
Dogmatisme en relativisme:
Gemeenschappelijk kenmerk: doen afstand van het redelijk denken
Bij dogmatisme: argumentatie is overbodig
Bij relativisme: argumentatie is onmogelijk
Gevolg: stuurloosheid in het denken en handelen
2. Kennis, wetenschap en de indeling van de wetenschappen
2.1
Kennis: elke voorstelling, denkbeeld of overtuiging waarvan we aannemen dat deze met een zekere
werkelijkheid overeenkomt.
Stelt ons in staat goed te voorspellen wat er zal gebeuren en dus met succes handelingen
plannen bv iemand die z’n huis goed kent kan in de donker zijn weg vinden
Wetenschap: menselijke activiteit die erop gericht is tot systematische en betrouwbare kennis te
komen
o Geheel van wetten en theorieën
o Men kan ze communiceren aan anderen
1
, o Hebben een geordend karakter (systematisch)
o Er is een controle op de betrouwbaarheid
2.2
Wetenschap kan men definiëren door het voorwerp of object van die wetenschap te omschrijven
a. Formele wetenschappen (deductieve)
Logica en wiskunde, men vertrekt van basisformules en via deductie komt men tot
stellingen.
Ze leren niks over de werkelijkheid, maar geven wel vormen om de werkelijkheid uit te
drukken.
b. Ervaringswetenschappen (empirische of inductieve)
Men onderzoekt hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Kennis over de werkelijkheid is pas
mogelijk via ervaring. Vooral ervaring via zintuigen.
Natuurwetenschappen: natuurkunde, scheikunde, biologie en geologie; bestuderen de
wetten van de dode materie en levende wezens
Gedragswetenschappen (sociale wetenschappen), psychologie, sociologie, economie ;
bestuderen van het gedrag van de mens
Cultuurwetenschappen, filosofie taalkunde, geschiedenis ; bestuderen de producten van de
menselijke creativiteit
3. Natuur, gedrag en cultuurwetenschappen
De grenzen tussen de Natuur, gedrag en cultuurwetenschappen zijn moeilijk te trekken. Bv
methodes van de psychologie staan dichter bij natuurwetenschappen dan bij de filologie
De benaming exacte wetenschappen voor natuurwetenschappen en wiskunde is betwistbaar omdat
alle wetenschappen naar exactheid moeten streven.
Zuivere wetenschappen: alleen op kennis gericht
Toegepaste wetenschappen: men gebruikt wetenschappelijke methodes om praktische problemen
op te lossen bv fysica in ingenieurswetenschappen
Positieve wetenschappen: wetenschappen die op gegevensfeiten berusten (ervaring)
4. Waarom zoeken we kennis, inzicht
Organismen die via hun gedrag kunnen aanpassen op basis van informatie van de wereld rond zich
kunnen:
Beter voor hun voedselvoorziening zorgen
2
, Gevaren ontlopen
Seksuele partner vinden
Dit voordeel wordt groter als ze ook kunnen leren.
Via een Informatieverwerkend mechanisme en vermogen tot leren
Voorstelling vormen van hun omgeving waardoor ze mentaal problemen kunnen oplossen
alvorens een handeling uit te voeren
De mens kan via voorstellings en leervermogen associaties maken en via de taal kan hij deze
onthouden en doorgeven aan anderen. Kennis gaat van de ene naar de andere generatie = cultuur.
Dit zorgt ook voor nadelen:
Voorstellingen in gevaarsituaties worden met dit gevaar geassocieerd. Hieerdoor ontstaan
symbolen van gevaar, die angst oproepen.
Door de behoefte aan een begrijpend beeld van de wereld zorgen onbekende zaken tot
angst.
De mens moet voortdurend handelen en elke keuze kan een misstap zijn
De mens is onzeker en angstig en heeft dus nood aan inzicht en samenhang.
5. Oorspronkelijke vormen van kennis en gedragsregels: taboe, magie, wijsheidsspreuken en
mythen
Taboe:
Polynesische term
Komt uit primitieve samenlevingen
Objecten die men niet mag aanraken bv menstuatiebloed, totemdier
Handelingen die men niet mag stellen bv moedermoord
Als dit wel wordt gedaan dan is er een gevoel van bezoedeling, besmetting, onreinheid
Magie
Om zich te reinigen van bezoedeling
Stereotiepe handelingen of uitspraken waarmee men bepaalde doelstellingen wil bereiken, die
steunen op wetmatigheden die volgens een rationele mens niet bestaan
Riten : stereotype handelingen
Formules = bezweringen
Functies van riten en formules:
Afweermagie: moeten gevaren afwenden, vooral gevaren ivm taboe bv reinigingsriten na
contact met een dode
3
, Productieve magie: om menselijke noden te bevredigen bv liefdesdrank, regen maken (witte
magie)
Destructieve magie: men wil kwaad berokken aan de vijand bv vloek uitspreken, voodoo
(zwarte magie)
Productieve en destructieve magie = tovenarij
6. Magisch en mythisch denken
6.1
Magisch denken:
men gelooft dat zaken te beheersen zijn via riten en bezweringen
simpel vertrouwen in associaties, bv de wortel van een mandragoraplant lijkt op een mens
dus denkt men dat deze plant geneeskrachtig is
vooral in primitieve samenlevingen maar in grote godsdiensten blijven aspecten een rol
spelen en nu nog is er veel bijgeloof aanwezig
Verband tussen taboe en magie:
Voorwerpen of handelingen met een taboe erop zijn angstwekkend maar ook machtig.
Bv wie aan incest doet kan macht verwerven
In toverboeken, griezelfims, stadslegendes kunnen we getaboeëerde objecten vinden zoals slangen,
vleermuizen, bloed, ...
Taboe en magie richten het gedrag van mensen maar zijn geen vorm van moraal.
Wijsheidsspreuken:
o Vorm van moraal
o Raadgevingen voor handelen
o Komen voor in geletterde culturen
o Bv in bijbel
6.2
Mythe:
Verhalen uit de menselijke fantasie waaraan men een zeker geloof zal hechten (niet zoals
sprookjes)
Ordenen de wereld tot een samenhangend geheel, dit bevredigt de behoefte aan inzicht en
reduceert de angst
Geven een verklaring voor vreesaanjagende of pijnlijke zaken bv lijden, ziekten
Verklaren, legitimeren bepaalde maatschappelijke of menselijke situaties bv plicht tot
arbeid, ondergeschikte positie van de vrouw
4