Oriëntatie op de wereld? Wereldoriëntatie?
1. Oriëntatie op de wereld? Wereldoriëntatie?
1.1. Inleiding
WO = 2 leerdomeinen = leef –en belevingswereld van
Wetenschap & Techniek kinderen helpen verruimen,
Mens & Maatschappij verdiepen en inzichtelijk maken
1.2. Vier inhoudelijke bouwstenen: algemene doelstellingen van WT & MM
Leerkracht helpt het kind bij het vinden van antwoorden op hun vragen over
zichzelf, anderen en de wereld → horizon en ervaringswereld verbreden
Bouwsteen 1: WT & MM zijn opvoedend van aard
= we willen de kinderen opvoeden tot bewuste, leergierige, respectvolle,
geëngageerde en verantwoordelijke burgers.
▪ Nastreven van een participatieve en in essentie emancipatorische
houding
▪ Bewustwording van eigen talenten
Bouwsteen 2: WT & MM brengen algemene vaardigheden bij
= talige –en wiskundige vaardigheden, motorische vaardigheden, ICT-
vaardigheden, muzische – creatieve vaardigheden, leervaardigheden en
sociale vaardigheden bij brengen en laten oefenen
▪ Breed gamma met activerende en coöperatieve werkvormen
▪ Typische WT – en MM – activiteiten:
• Waarnemen • Plannen
• Exploreren • Samenwerken
• Experimenteren • Reflecteren
• Ordenen • ….
Bouwsteen 3: WT & MM brengen specifieke vaardigheden bij
= vaardigheden die eigen zijn aan WT en MM: kaartvaardigheden,
atlasgebruik, determinatietabellen, tijdskaders gebruiken, …
▪ Leerkracht = instructieve rol
Bouwsteen 4: WT & MM brengen kennis van zichzelf en de wereld bij
= niet enkel ‘weten’ maar ook het verwerven van begrippen, het kunnen
leggen van relaties en het bezitten van allerlei inzichten
▪ Kennis binnen alle domeinen van WT & MM:
• Historisch • Kennis: techniek
• Geografisch • Kennis: zichzelf
• Kennis: natuur
1
,1.3. WT & MM is leren voor het leven en waardenopvoeding
Essentiële overkoepelende doelen die aan bod moeten komen:
o Samen leren onderzoeken
o Samen vragen leren stellen
o Nieuwsgierig zijn
o Verwondering hebben
➔ Fundamentele leerproces staat op kop
Elk onderwerp bij WT & MM heeft volgende waarden:
o Behoud van en liefde voor de natuur
o Plezier beleven in techniek
➔ WT & MM = altijd waardenopvoeding
1.4. Aan welke verwachtingen moeten WT & MM voldoen?
• houden rekening met de individuele verschillen bij kinderen, het accent ligt niet op
de intellectuele capaciteiten, maar op het uniek zijn van elk kind;
• maken alle leren tot levensecht leren, er worden niet alleen realistische en eigentijdse
onderwerpen aangeboden, maar er ontstaat ook een samenhang met leren op alle
leergebieden/domeinen;
• zijn het terrein bij uitstek voor de sociale en communicatieve opvoeding, leren
zelfstandig of samen werken, van gedachten wisselen, afspraken maken en laten
naleven, respecteren van ieders opinie;
• vertonen dynamiek en bewogenheid, kinderen begeleiden in het vormen van de wil,
hun zelfstandigheid, nemen van verantwoordelijkheid tegenover het milieu en de
mens;
• moeten op een unieke wijze de samenhang tussen de verschillende leergebieden
bewerkstelligen;
• belangrijk is dat het kind kan ordenen, vergelijken, kan experimenteren, leert op te
zoeken, te kiezen, te evalueren en verwoorden en niet de activiteiten op zich.
1.5. Welke beginsituaties zijn er voor WT & MM?
Algemene beginsituatie (ABS)
- Elk kind is uniek
- Voor elk kind concreet nagaan wat de specifieke beginsituatie is
Beginsituatie bij instap van de kleuterschool
- Grove en fijne motoriek
- Verzamelen, ordenen, experimenteren en onderzoeken met zintuigen
- Beperkte woordenschat
Ontwikkelingen bij jongste kleuters
- Spelen, handelen en omgaan met dingen
- Werkelijkheid combineren met fantasiewereld
2
, Ontwikkeling bij oudste kleuters
- Spelenderwijs met alles omgaan
- Oog voor gelijkenissen en verschillen
- Nood aan rijk en afwisselend milieu om spelenderwijs te leren
- Rollenspel imiteren, samenwerken
Beginsituatie bij instap eerste graad lager onderwijs
- Verschillen in taalvaardigheid en interesses
- Zorgbreed werken = rekening houden met de verschillen om voor ieder kind
uit de klas de kans op succesbeleving mogelijk te maken
1.6. Waarom domein ‘natuur’ en ‘tijd’ in kleuterwereld?
Domein ‘natuur’
- Kleuters zijn spontaan geboeid door alles wat leeft en ervaren de natuur als
één grote ontdekkingstocht
- Natuureducatie = zicht op natuurlijke omgeving
- Eigen ontdekkingen en waarnemingen → betrokkenheid vergroten,
geëngageerde houding aannemen tov de wereld
- Permanente aandacht VEREIST!
Domein ‘tijd’
- Concept ‘dagelijkse tijd’ → inzetten op tijdsbesef
- Gebeurtenissen situeren en ordenen
- Plannen in de tijd = essentieel element van zelfregulering, sociale
zelfredzaamheid
1.7. Decretale ontwikkelingsdoelen in leergebieden WT & MM
→ Ontwikkelingsdoelen = wegwijzers van je les
= minimumdoelen, het zijn doelen die je als kleuteronderwijzer op zijn minst dient na te
streven. Inspanningsplicht, geen resultaatsverplichting
→ Wegwijzers = mijlpalen in het leren van kinderen
(Leergebied) Wetenschap en Techniek (WT) (Leergebied) Mens en Maatschappij (MM)
o Natuur (domein) o Mens (domein)
– Algemene vaardigheden (rubriek) – Ik en mezelf (rubriek)
– Levende en niet-levende natuur – Ik en de ander
– Gezondheid – Ik en de anderen : in groep
– Milieu o Maatschappij
– Sociaal-economische verschijnselen
o Techniek – Sociaal-culturele verschijnselen
– Kerncomponenten van techniek – Politiek en juridische verschijnselen
– Techniek als menselijke activiteit o Tijd
– Techniek en samenleving o Ruimte
– Ruimtelijke oriëntatie
– Ruimtebeleving
– Ruimtelijke ordening
– Verkeer-mobiliteit
3
, 1.8. Big Ideas
= fundamentele ideeën in de wetenschap → een cruciaal leermoment = echt leren
Gebruikte Big Ideas in het Vlaamse onderwijs:
= kerncomponenten die de leerlingen zouden moeten doorgronden en volledig zouden
moeten begrijpen.
1 Alle materie bestaat uit elementaire deeltjes, de atomen. Deze atomen kunnen zich binden en moleculen (nieuwe
grotere deeltjes) vormen. Alles en iedereen bestaat uit deze kleine deeltjes. Dit idee is fundamenteel om later de
uiteenzetting van stoffen bij toenemende temperatuur, het voorkomen van de verschillende fasen en de fase-
overgangen, de structuur van vaste stoffen, het gedrag van vloeistoffen en gassen … te begrijpen en te verklaren.
2 Straling zorgt ervoor dat we de wereld rondom ons kunnen waarnemen, want licht is straling. De kleur van voorwerpen
wordt bepaald door de interactie van straling met het voorwerp, terwijl planten straling nodig hebben om aan
fotosynthese te doen.
3 Cellen zijn de bouwstenen van alle levende organismen. Alle cellen hebben een gelijkaardige basisstructuur. Door deze
structuur te bestuderen kan men inzicht krijgen in de werking van alle levende organismen. Bij ééncelligen en sponzen
kunnen deze cellen zonder elkaar overleven. Bij complexere organismen specialiseren de cellen en kunnen
afzonderlijke cellen niet meer alleen overleven. Ze vormen weefsels met gelijkende cellen, organen en organismen.
Ook hier kunnen gelijkende organismen geklasseerd worden naar structuur en vorm.
4 Energie is een zeer abstract concept. Het is niet iets dat je kan vastpakken, zien of ruiken. Het blijft een wiskundig
concept, dat je kan berekenen, maar niet waarnemen. Energieomzettingen zijn echter wel waar te nemen. Het is
dankzij energie-omzettingen in onze cellen dat we blijven leven. Essentieel aan het concept is dat energie omgezet
wordt in andere energie(ën), maar nooit verdwijnt.
5 Het krachtconcept is een cruciaal gegeven in de fysica. Het is een sleutelprincipe om de interactie tussen objecten te
beschrijven. Een kracht betekent dat en object (dat kan ook een levend wezen zijn) trekt of duwt aan een ander object.
OPGEPAST: het object dat trekt of duwt hoeft niet noodzakelijk in contact te zijn met het voorwerp waaraan getrokken
wordt. Zo trekt de aarde aan de maan ook al raken zij elkaar niet. Ook magneten kunnen elkaar vanop een afstand
aantrekken. Het gevolg van deze kracht kan zijn dat het voorwerp in beweging komt, stopt of vertraagt met bewegen,
van bewegingsrichting verandert, maar even goed dat het object waarop de kracht inwerkt vervormd of breekt.
6 Organismen geven kenmerken door aan hun nageslacht. De helft van de informatie komt van de vader, de andere helft
van de moeder. Soms zitten er evenwel kleine foutjes in dit systeem waardoor er variatie ontstaat. De variëteiten die
“toevallig” het best aangepast zijn aan hun omgeving worden geselecteerd. De diversiteit van levende en uitgestorven
organismen is het gevolg van dit model. Evolutie is een controversieel maatschappelijk thema, hoewel er binnen de
wetenschap een zeer grote consensus rond heerst. Een goed inzicht in evolutionaire mechanismen is essentieel om de
werkelijkheid rondom ons te kunnen begrijpen, van microniveau (hoe worden bacteriën resistent tegen antibiotica…)
tot macroniveau (hoe komt het toch dat organismen zo goed aangepast lijken aan hun omgeving)? Rond dit thema
heersen zeer hardnekkige misconcepties, die al dan niet bewust nog verder versterkt worden door verschillende media.
Het is dan ook belangrijk om deze misconcepties al vroeg aan te pakken.
4