Dit document bevat een samenvatting van het boek 'de wereld in met aardrijkskunde - vakinhoud' waarin alle hoofdstukken aan bod komen. Daarnaast zijn de hoofdstukken 1 t/m 3 samengevat in dit document van het boek 'de wereld in met aardrijkskunde - vakdidactiek'
Mindmap Samenvatting De wereld in met aardrijkskunde - aardrijkskunde
Tout pour ce livre (36)
École, étude et sujet
Hogeschool Utrecht (HU)
Lerarenopleiding Basisonderwijs / PABO
Aardrijkskunde
Tous les documents sur ce sujet (17)
Vendeur
S'abonner
desi_hendriks
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting aardrijkskunde
Vakinhoud
Hoofdstuk 1
Magma: gesmolten gesteente, diep in de aarde.
Vier 'sferen' vormen samen de aarde. Zij beïnvloeden elkaar en vormen samen een systeem:
- De atmosfeer: de luchtlaag rondom de aarde, waarin ook het weer plaatsvindt;
- De lithosfeer: het buitenste deel van de aardkorst, met het reliëf, de bodem en de
ondergrond
- De hydrosfeer: al het water op aarde, waaronder het grondwater en land- en drijfijs
- De biosfeer: al het leven op de aarde, waaronder mensen, planten en dieren
Verschillende kringlopen zijn onderdeel van het systeem:
- De waterkringloop en gesteentekringloop --> bevinden zich geheel in hydrosfeer en
lithosfeer.
Fossiele planten (versteende resten van planten/dieren) vormen uiteindelijk steenkool (lithosfeer).
Aarde: beslaat onze planeet en de fysieke kenmerken daarvan.
Wereld: hiermee wordt het geheel aan mensen en samenlevingen bedoeld.
Voor aanduiden van een plek op aarde, kan je gebruik maken van twee verschillende soorten
liggingen:
- Relatieve ligging: er wordt verwezen naar de locatie ten opzichte van andere plaatsen:
Hengelo ligt ten noordwesten van Enschede.
- Absolute ligging: hierbij worden geografische coördinaten gebruikt om de ligging ten
opzichte van de evenaar en de nulmeridiaan aan te geven.
Parallellen: de horizontale lijnen op een kaart/globe --> lopen evenwijdig aan de evenaar
Op elk halfrond zijn er 90 breedtegraden. De noordpool ligt op 90 graden noorderbreedte, de
zuidpool ligt op 90 graden zuiderbreedte. Plaatsen op lage breedte liggen bij de evenaar en plaatsen
op hoge breedte liggen dicht bij de noordpool of zuidpool --> breedteligging.
Lengteligging: geeft aan hoe oostelijk of westelijk een plaats ligt ten opzichte van de nulmeridiaan.
Nulmeridiaan is een denkbeeldige lijn die tussen de noord- en zuidpool loopt, door Greenwich (nabij
Londen). Ten oosten van deze nulmeridiaan ligt het oostelijk halfrond, ten westen ligt het westelijk
halfrond. Er zijn beiderzijds 180 meridianen.
Om de ligging van een plaats preciezer uit te drukken, worden de graden verdeeld in zestig minuten
en wordt elke minuut weer verdeeld in zestig seconden. De exacte ligging van de Dom in Utrecht is
bijvoorbeeld 52° NB 5'27/ 5° OL 7'18.
Absolute afstand: de afstand hemelsbreed uitgedrukt in meters of kilometers (onveranderlijk!)
Relatieve afstand: kan worden uitgedrukt in tijd, moeite of geld of de daadwerkelijk afgelegde
afstand.
,De aarde draait rond een (lichtgevende) ster: de zon: een hete glasbol op een afstand van 150
miljoen kilometer. Gunstige afstand; geeft niet te veel en niet te weinig warmte af. De juiste
temperatuur + onze atmosfeer maakt leven op aarde mogelijk.
Zonnestelsel: de zon, de acht planeten die daarom heen draaien en de rum zeventig manen die rond
de planeten draaien. Bewegingen in het zonnestelsel op verschillende manieren merkbaar op aarde:
- Aardrotatie: de aarde draait in een etmaal een rondje rond haar eigen as --> verschil dag en
nacht. De aarde draait vanaf de noordpool gezien tegen de klok in: zon komt altijd op in het
oosten en gaat onder in het westen.
o Tijdzones: een gebied op aarde met dezelfde tijd. Deze zijn allemaal 15 lengtegraden
breed (tweemaal 180 graden in 24 uur).
- Aardbaan: de aarde draait in een jaar een cirkel rond de zon.
o Aardas: staat een beetje scheef ten opzichte van de zon. Daardoor vallen
zonnestralen niet altijd loodrecht op de evenaar. Ene helft van het jaar ten noorden
en de overige maanden ten zuiden loodrechte zonnestralen: zo ontstaan de
seizoenen.
▪ Midzomernacht: noordpoolgebied blijft rond 21 jun altijd licht
▪ Poolnacht: rond 21 december blijft het altijd donker in het noordpoolgebied.
- De getijden ontstaan door de aantrekkingskracht van de maan. Die draait in een cyclus van
ruim 27 dagen rond de aarde.
o Vloed: wanneer het water omhoogkomt.
o Eb: wanneer de bult water weer afneemt.
▪ Eb en vloed ontstaan per etmaal twee keer en duren ongeveer zes uur
Endogene krachten: bewegingen die ontstaan binnen in de aarde. Dit veroorzaakt bijvoorbeeld:
- Vulkanisme: het proces waarbij vloeibaar gesteente ut de aardmantel naar het
aardoppervlak komt.
- Gebergtevorming.
De doorsnee van de aarde bestaat uit:
- De aardkern: bestaat ut vast ijzer, iets groter dan de maan met temperatuur meer dan
6000°C. De buitenkern is vloeibaar
- De aardmantel. Zit om de aardkern heen. Temperatuur is nog steeds een paar duizend
graden. Buitenste deel, met dikte van zo'n 250 km is taai-vloeibaar --> asthenosfeer.
o Heet gesteente stijgt op, enkele centimeters per jaar --> stroomt opzij --> afkoeling
zorgt voor daling wat zorgt voor proces dat continu kan doorgaan. Dit noem je
convectiestromingen: bijvoorbeeld ook oceaanstromen of luchtstromen.
- Boven op de aardmantel drijven platen: stukken aardkorst waarop de oceanen en
continenten liggen. De aardkorst is dun
o Oceanische korst: minder dan 10 km dik en bestaat vooral uit zwaar gesteente:
basalt.
o Continentale korst: korst tot ongeveer 100 km dik, onder gebergten iets meer.
Bestaat uit lichtere gesteenten, zoals graniet.
, Platentektoniek: door convectiestromingen in de asthenosfeer zijn de platen die drijven langzaam in
beweging. Verloopt met een snelheid van enkele centimeters per jaar. Er zijn drie
bewegingsrichtingen van platen:
- Divergentie: de platen drijven uit elkaar. Komt bijna alleen voor bij oceanische platen en
wordt nieuwe aardkorst gevormd. Zo ontstaan mid-oceanische ruggen: langgerekte
onderzeese gebergteketens met vulkanisme.
- Convergentie: de platen bewegen naar elkaar toe.
o Oceanische plaat botst op continentale plaat. Oceanische plaat duikt onder
continentale plaat (zwaarder): subductie. Er ontstaat een trog en de oceanische
korst smelt. Opstijgende bellen veroorzaken magma en aardbevingen.
o Subductie en een trog ontstaan ook wanneer twee oceanische platen botsen. De
oudste, zwaardere plaat zakt onder de andere plaat. Het vulkanisme vormt een
vulkanische eilandenboog.
▪ Trog: een kloof op de plek waar een zware plaat onder een lichtere schuift.
o Twee continentale platen botsen. Door het lichtere gesteente treedt er geen
subductie op, maar ontstaat er een plooiingsgebergte waarbij de continentale
korsten in en over elkaar worden geduwd en waarbij ook aardbevingen
plaatsvinden.
▪ Plooiingsgebergte: het ontstaan van reliëf door het in, tegen en over elkaar
drukken van aardplaten, zodat deze omhoogkomen.
- Transforme beweging: de platen schuiven horizontaal langs elkaar. Door de opbouw van
spanning in de aardkorst ontstaan hier veel aardbevingen.
Eruptie: vulkaanuitbarsting. Hierbij stroomt magma uit de asthenosfeer (het bovenste deel van de
aardmantel) ut een krater naar buiten. Buiten de aardkorst heet de magma, lava. Er komt ook
vulkanische as, gestolde brokken lava en verschillende gassen naar buten. Een vulkaanuitbarsting
waarbij de vulkaan is bedekt met sneeuw/ijs kan zorgen voor smelten en leiden tot een
modderstroom.
Hotspots: hete pluimen magma de uit het onderste deel van de mantel naar boven komen, dwars
door de lithosfeer heen breken en zo vulkanisme veroorzaken. Liggen meestal niet op een plaatrand.
Soorten vulkanen
- Schildvulkanen: vulkanen waarin het magma erg dun en vloeibaar s, daardoor makkelijk ver
wegvloeit voordat het stolt en een flauwe helling oplevert. Bij een langgerekte scheur heet
deze vulkaan een spleetvulkaan. Komen voor bij hotspots en divergerende plaatgrenzen.
- Stratovulkaan: steile wanden zijn opgebouwd uit afwisselend lagen lava en vulkanische as.
Komen voor bij subductiezones, waar een combinatie van oceanische basalt en continentale
graniet het magma taai en stroperig maakt.
- Caldera: wanneer een vulkaanuitbarsting zó explosief is dat het centrale deel wordt
opgeblazen en instort. In de diepte kan dan een kratermeer ontstaan en soms ook een
nieuwe vulkaan.
Fumarolen: plek waar door scheuren in de aarde hete gassen zoals zwaveldioxide ontsnappen.
Geisers: een heetwaterbron ontstaan door vulkanisme. Water verzamelt zich hierbij in een
ondergrondse bron tot het kookpunt s bereikt en dan in een kokendhete straal omhoogkomt.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur desi_hendriks. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,93. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.