Geschiedeniswerkplaats / tweede fase havo historisch overzicht / deel Handboek
Volledige samenvatting tijdvakken 1 t/m 10. Alles wordt in dit document behandeld en de bijbehorende KA's zijn genoemd. Na dit geleerd te hebben ben je klaar met alle tijdvakken.
Geschiedenis tijdlijn historische context 2 - De verlichting in theorie en praktijk
Samenvatting Geschiedeniswerkplaats themakatern Rechtsstaat en Democratie, VWO
Tout pour ce livre (12)
École, étude et sujet
Lycée
VWO / Gymnasium
Geschiedenis
6
Tous les documents sur ce sujet (4834)
Vendeur
S'abonner
youp81
Aperçu du contenu
Tijdvak 1: De tijd van jagers en boeren
-3000 voor christus, prehistorie
De prehistorie bespant een lange periode doordat we er weinig over weten. Het schrift
was nog niet uitgevonden, dus alle bronnen die we uit deze tijd hebben zijn primair en
ongeschreven. We noemen het de prehistorie (=voorgeschiedenis) omdat we niet weten
wat de mensen destijds dachten, voelden en belangrijk vonden.
Door klimaatverandering verwoestijnde de leefomgeving van de jagers en verzamelaars.
Jagen en verzamelen werd lastiger. In de vruchtbare halve maan begon men over te gaan
op landbouw. Rond 10.000 voor christus werd voor het eerst voedsel verbouwd. Men
woonde voorheen overal en nergens. Dat nomadische bestaan betekende dat ze
weinig bezittingen hadden en hun tenten met zich meeverhuisden van plek tot plek.
Landbouw begon steeds belangrijker te worden en de samenleving werd complexer toen
mensen samen op een vaste plek gingen wonen (sedentair). Met de neolithische
revolutie bedoelen we de eerste landbouwrevolutie die de overgang vormde naar een
sedentaire agrarische samenleving. Het aantal bezittingen steeg en er ontstonden kleine
dorpen. Mensen begonnen anders met elkaar om te gaan en dit was onder andere te zien
aan hoe met lijken omgegaan werd. Namelijk, jagers en verzamelaars lieten overledenen
gewoon achter. Toen de landbouw op begon te komen begon men doden te begraven
met grafgiften en toen bijna iedereen boer was werden doden begraven met grafgiften en
een grafmonument.
Irrigatie vereenvoudigde de landbouw en als gevolg hiervan steeg de voedselproductie.
Niet iedereen hoefde meer in de landbouw te werken, waardoor gespecialiseerde
beroepen ontstonden (nijverheid). Dit zorgde voor sociale verschillen tussen
bijvoorbeeld bakkers, boeren, pottenbakkers en handelaren.
Niet alleen de samenleving werd complexer, ook religie. Religie werd tevens invloedrijker.
Men was polytheïstisch (ofwel, ze geloofden in meerdere goden) en brachten de goden
offers in de vorm van bijvoorbeeld dieren en voedsel. Godsdienst zorgde er ook voor dat
de samenleving in bedwang bleef en er dus geen chaos uitbrak.
De vroege stedelijke beschavingen van Mesopotamië en Egypte kenden veel
overeenkomsten. Op economisch gebied draaide het in beide steden vooral om
akkerbouw, veeteelt, handel en ambachten. Ook de sociale vlakken kwamen overeen,
aangezien in beide steden mensen in grote groepen (±10.000 mensen) leefden en er een
hiërarchische opbouw was van samenleving in sociale klassen. Met hiërarchie bedoelen
we het classificeren van mensen, niet iedereen was dus gelijk. Wat cultuur betreft kennen
Mesopotamië en het oude Egypte ook overeenkomsten: beide geloofden in polytheïsme
en beoefenden magische rituelen in tempels. Er was overigens wel een verschil in
politiek, in Mesopotamië werden steden namelijk bestuurd door priesters en koningen en
er ontstonden stadstaten. In Egypte daarentegen, stond een farao aan het hoofd van de
natiestaat. Egypte was dus een eenheid in plaats van een collectie stadstaten.
Kenmerkende aspecten bij jagers en boeren:
1a: de leefwijze van jagers-verzamelaars
1b: het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
1c: het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Tijdvak 2: De tijd van Grieken en Romeinen
3000 voor christus – 500, oudheid
Griekenland kende veel stadstaten (zij noemden dit poleis). Stadstaten worden zo
genoemd omdat het gebieden met vaste grenzen en een eigen bestuur waren. Ze waren
klein van oppervlakte en inwonersaantal. Stadstaten waren autarkisch, zelfvoorzienend
,dus. Ook waren de stadstaten autonoom wat betekent dat ze hun eigen bestuur en
regels hadden.
Staatsvormen stadstaten:
Monarchie: bij een monarchie ligt de macht legitiem bij één persoon. Het is een
alleenheerschappij met erfelijke vorsten (koning of keizer). De wil van de vorst was wet.
Tirannie: staatsvorm waarbij de macht in handen ligt van één persoon. Een zogenaamde
tiran heeft de macht op een niet- legitieme manier verkregen, bijvoorbeeld door een
staatsgreep.
Aristocratie: regering van een kleine groep adellijken.
Oligarchie: regering van een klein groep mensen die niet per se van adel zijn. Zij waren
bijvoorbeeld de rijksten of de meest slimme.
Theocratie: regering gevormd door religieuze leiders.
Democratie: regering door bevolking met burgerrecht. Een relatief groot deel van de
bevolking had inspraak in het bestuur. De eerste democratie was Athene.
e
Vanaf ongeveer de 700 eeuw voor christus kwam de filosofie op gang. Filosofen
probeerden de wereld op rationele wijze te verklaren. Bij bepaalde
(natuur-)verschijnselen werd voorheen vaak gewezen naar goden die deze verschijnselen
zouden veroorzaken. Filosofen wilden verschijnselen verklaren door zelf te onderzoeken
hoe dingen gebeurden. Filosofie vormt het begin van wetenschap aangezien
wetenschap het opdien van kennis of theorie is op basis van experimenten, het verstand
en waarnemingen. Mythologie maakte plaats voor logica.
Er ontstond een heuse Griekse beschaving. Griekenland werd dichtbevolkt en dat
resulteerde in volksverhuizingen. De Griekse cultuur werd verspreid naar omringende
gebieden. In 338 voor christus werd Griekenland binnengevallen en veroverd door de
Macedoniërs. Alexander de Grote veroverde een enorm gebied en zorgde er voor dat
Griekse kennis en cultuur een groot gebied bereikten.
Het Romeinse gebied kende meerdere bestuursvormen: Koningstijd: 753 voor christus – 509
voor christus
Van deze periode is niet zo veel bekend. Er zijn weinig historische bronnen over. De
laatste koning zou zijn macht misbruikt hebben en om er voorkomen dat er weer een
alleenheerser kwam die zijn macht misbruikte, werd te republiek ingesteld.
Republiek: 509 voor christus – 27 voor christus
De macht was in deze periode verdeeld over meerdere functies. Functionarissen werden
jaarlijks verkozen. De senaat was het machtigste orgaan van de republiek. De consuls
voerden de belangrijkste functie uit. Zij waren de bevelhebbers van het leger. In 49 voor
christus brak er een burgeroorlog uit tussen de legers van de twee consuls. Caesar won
deze burgeroorlog en greep de macht.
Keizertijd: 27 voor christus – 476
Caesar was vermoord en zijn neefje Octavianus greep de macht. Octavianus kroonde
zichzelf tot keizer en liet zich voortaan Augustus noemen. De senaat en consuls bleven
bestaan maar hadden in de praktijk weinig macht.
Het Romeinse rijk groeide uit tot een gigantisch imperium (een groot rijk onder de macht
van één leider of volk). De groei van het zogeheten Imperium Romanum kent meerdere
redenen. Ten eerste hadden de Romeinen een sterk en gedisciplineerd leger dat goede
uitrusting tot zijn beschikking had. Ook hadden de veroverde gebieden goed
verdedigbare grenzen, zoals bergen, woestijnen of limes. Dit zorgde ervoor dat het
gewonnen gebied niet makkelijk te veroveren was voor andere partijen. Ten derde werd
, er een uitgebreid wegennet aangelegd. De goede infrastructuur die de mobiliteit
verhoogde drieg bij aan de stabiliteit en welvaart van Imperium Romanum. Tot slot werd
het rijk simpelweg uitstekend bestuurd vanuit Rome.
Rome beloofde aan leiders van veroverde gebieden dat zij hun macht behielden en
Romeins burgerschap ontvingen als zij meewerkten met de veroveraars. Dit veroorzaakte
romanisering. Romanisering houdt in dat andere volken (delen van) de Romeinse cultuur
overnamen.
Kenmerken Griekse beeldhouwkunst:
- Driedimensionaal
- Anatomisch correct
- Naakt
- Perfectionistisch, volmaakt Kenmerken Griekse architectuur:
- Zuilen (pilaren voor stevigheid)
- Fronton (de driehoek die bovenop overspant)
- Fries (balk onder het fronton waar een boodschap op gezet kon worden)
- Architraaf (dwarsbalk die nodig was voor de constructie)
Kenmerken Romeinse architectuur:
- Mengeling van de Griekse stijlen en zuilen
- Gebruik van beton wat bogen en extra draagkracht mogelijk maakte.
- Koepels
In Palestina ontstonden de eerste monotheïstische godsdiensten: het jodendom en
het christendom. Monotheïstisch betekent dat binnen de geloofsgemeenschap slechts
één god vereerd werd. Het christendom werd niet meteen gewaardeerd. Jezus werd
gearresteerd maar volgelingen verspreidden de boodschap van Jezus en konden hiervoor
streng vervolgd worden.
Toch bleef het christendom groeien, vooral onder hen die het slechter hadden (armen,
vrouwen en slaven). Rond de
e
3 eeuw werd het christendom ook bij de rijkere bevolking populair. Toen de Germanen
aanvielen kregen christenen hier echter wel de schuld voor.
313: Edict van Milaan: gelijke rechten voor christenen. Constantijn bekeerde zich tot het
christendom en werd de eerste christelijke keizer.
391: het christendom wordt de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk.
Romeinen waren van mening dat Germanen barbaren waren. Toch hadden ze enigszins
respect voor de onbeschaafde woestelingen, aangezien Germanen sterke en moedige
krijgers waren. De Germanen bewonderden de Romeinen en namen hun cultuur soms
zelfs over. In de grensgebieden was er contact ontstaan tussen de twee groepen. Er werd
gehandeld en sommige Germanen traden in het Romeinse leger. Er waren zelfs
Germanen die verhuisde naar het Imperium Romanum.
Zoals eerder genoemd vielen de Germanen het Romeinse Rijk aan. Dit deden om de
goede landbouwgrond en de Romeinse welvaart. Dit veroorzaakte chaos en verscheidene
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur youp81. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,44. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.