Anxiolytica
Minor tranquillisers
Inhoudsopgave
1. INLEIDING 1
2. NEUROBIOLOGIE VAN ANGSTSTOORNISSEN 3
2.1. ANGSTSTOORNISSEN 3
2.1.1. GEGENERALISEERDE ANGSTSTOORNIS (GAS) 3
2.1.2. PANIEKSTOORNISSEN 3
2.1.3. FOBIE 3
2.1.4. POSTTRAUMATIC STRESS DISORDER 3
2.1.5. OBSESSIEF COMPULSIEVE STOORNIS 4
2.2. NEUROBIOLOGIE 4
3. ANXIOLYSE DOOR BENZODIAZEPINES 9
4. DIVERSEN 10
5. AANPAK VAN GEGENERALISEERDE ANGSTSTOORNISSEN (GAS) 11
6. AANPAK VAN PANIEKSTOORNIS 13
7. AANPAK VAN SOCIALE ANGSTSTOORNISSEN 13
8. AANPAK VAN FOBIE 14
9. AANPAK OCS 14
1. Inleiding
In deze les worden er geen nieuwe medicijnen gezien, want alles wat we
hierbij gebruiken werd reeds in eerdere lessen gezien
Voor het grootste deel van de angststoornissen gebruiken we SSRI’s
o Vandaar dat we terug gaan grijpen naar het hoofdstuk van antidepressiva
Net zoals bij antidepressiva werken SSRI’s pas binnen een aantal weken
o Indien iemand een paniekaanval heeft kan je niet op antidepressiva
zetten, want het zal pas binnen een aantal weken beter gaan en je moet
nu een effect bekomen
Een tweede product zijn de benzodiazepines
1
, o Vroeger namen zij de belangrijkste plaats in als angst werende middelen,
maar zijn nu tweederangs geworden
o MAAR voor acute behandeling van angst zijn zij nog altijd prominent
aanwezig
DUS antidepressiva en benzodiazepines
DUS om angst te drukken gaan we geneesmiddelen gebruiken uit andere
groepen van psychofarmaca
Depressie
Weinig activatie in de prefrontale cortex, voornamelijk dorsaal
Hyperactivatie van de dieperliggende limbische regio’s
o Hierdoor is er te weinig controle was op die limbische regio’s door te
weinig innervatie van die prefrontale gebieden
Dit zullen we ook terugzien bij angst. Bij angststoornissen is er een zekere overlap
met majeure depressie. De kernsymptomen zijn wel verschillend:
Majeure depressie: zich slecht voelen en geen interesse en plezier
Angst: gefocust op de angst en de zorgen over een bepaald aspect
Een heleboel randsymptomen zoals slapeloosheid, concentratieproblemen,
psychomotororetardatie … komen bij beiden voor.
Bij depressie zien we vermoeidheid, maar bij angst zien we eerder juist dat mensen
zeer alert zijn. MAAR er is toch zeker enige overlap tussen de symptomen.
2
,2. Neurobiologie van angststoornissen
2.1. Angststoornissen
2.1.1. Gegeneraliseerde angststoornis (GAS)
= Buitensporige aanhoudende angst voor of bezorgdheid over diverse
aspecten (werk, toekomst, ...) gedurende minstens 6 maanden (dus het moet
langdurig aanwezig zijn voordat je van een GAS kan spreken), gepaard met
een aantal central en lichamelijke veranderingen:
o Verhoogde motorische spanning (beven, spierspanning),
Autonome hyperactiviteit (hartkloppingen, duizeligheid, monddroogte,
etc), -overmatige waakzaamheid (nervositeit en insomnia),
o Vermoeidheid, concentratieproblemen, geïrriteerdheid;
aantal overlappende symptomen met majeure depressive
2.1.2. Paniekstoornissen
Recidiverende (onverwachte patient kan dat niet voorspellen wanneer dat
gaat gebeuren tenzij die met een bepaalde trigger in aanraking gaat komen)
paniekaanval waarbij de persoon tussen de aanvallen in bang is om weer een
aanval te krijgen
Een aanval is gekenmerkt door een hevige angst of intens onbehagen in een
duidelijke periode gepaard met somatische (hartkloppingen, beven,
ademnood, misselijkheid, koude rillingen, etc) en psychische
angstsymptomen (angst voor controleverlies, angst om te sterven, etc)
Ook somatische en lichamelijke symptomen die we ook gaan moeten
aanpakken en onder controle moeten krijgen
o Paniekstoornis komt af en toe en tussendoor heeft persoon ook bang om
het opnieuw te krijgen
2.1.3. Fobie
= Irrationele, niet-gefundeerde,aanhoudende angst voor objecten of
situaties, leidt tot verwachte paniekaanval
Specifieke fobie voor dieren (spinnen), omgeving (hoogtevrees), bloed-en
letselfobie (injecties), situaties (vliegangst, liften), andere (agorafobie)
Sociale fobie (o.a. podiumvrees, maar ook veralgemeende angst in publieke
ruimtes zoals restaurants)
2.1.4. Posttraumatic stress disorder
Complexe angststoornis waarbij er een trauma is uit het verleden dat telkens
opnieuw wordt herbeleefd doordat je die situaties moeilijk kan loslaten
o Amygdala en hippocampus zorgen voor een goed emotioneel geheugen
Zij zorgen ervoor dat er zaken opslagen worden en we dingen kunnen
herbeleven
3
, Typisch: mensen die uit oorlogsgebied terugkomen, kinderen die misbruikt
zijn,…
Vervelend ziektebeeld dat veel mensen treft
2.1.5. Obsessief compulsieve stoornis
Dwangstoornis: obsessieve drang om bepaalde handelingen uit te voeren als
reactie op dwangmatige gedachten
o Bv. 30 keer checken of de deur wel toe is, smetvrees, ordedrang, …
Kunnen allerlei vormen en maten aannemen
2.2. Neurobiologie
De amygdala (= deel van het limbische systeem = kleine kern redelijk
centraal in de hersenen) spelen een centrale rol in de beleving van angst en
bezitten reciproke connecties met een waaier van andere hersenregio’s
(anterior cingulate cortex (ACC), orbital prefrontal cortex (OFC), thalamus,
hypothalamus, hippocampus, verschillende nuclei thv hersenstam)
o ACC en OFC = staan in voor emoties (Bv. angstig gezicht)
o Hippocampus = geheugen opslagplaats
Ligt aan de basis van post traumatic stress disorder
o Amygdala = een kleine kern redelijk centraal in de hersenen langs beide
kanten in de hersenen gelegen
Het is een hersenkern die vele projecties heeft naar andere gebieden
De amygdala is overgeactiveerd bij angststoornissen
Er gaan projecties naar andere gebieden waardoor die gebieden
meer input krijgen
Hierdoor is er meer neurotransmissie waardoor die amygdala en
andere gebieden overgeactiveerd geraken
Dat zal leiden tot een stijging van cortisol en adrenaline
Hierdoor zijn er emoties die opkomen, problemen met de
ademhaling, …
Integratie van sensorische en cognitieve input + bepalen of er een
angstrespons volgt
4