Ergotherapie ontwikkelingsstoornissen: leerstoornissen
Kijk naar de leerdoelen op Chamilo voor het examen
ASS en ADHD
Autismespectrumstoornis (ASS)
Opbouw
1) Inleiding
2) Begripsomschrijving ASS
3) Kenmerken (DSM-5)
4) Voorkomen, comorbiditeit en oorzaken
5) Verklaringsmodellen
6) Gevolgen voor functioneren
7) Betekenis voor de ET
8) Interventies (algemeen / ergotherapeutisch)
9) Aandacht voor talenten
1) Inleiding
o Welke kenmerken uit volgend filmpje associëren jullie zelf ASS?
- Routine is belangrijk
Bv: ik zit daar op die plaats, elke zaterdag kijk ik dat filmpje,…
- Neemt alles letterlijk op
- Heel veel vragen stellen
- Moeite met oogcontact
- Eentonig
- Emotieloos
- Intelligent
- Moeite met inleving
1
,Autismespectrumstoornis
o Neurobiologische ontwikkelingsstoornis
- Het vindt plaats in de hersenen
- Het heeft invloed op de volledige ontwikkeling van het kind (vanaf de geboorte)
o Stoornis in de informatieverwerking
- Ze krijgen dezelfde informatie als normale mensen maar ze gaan het op een andere manier
gaan verwerken en daardoor anders gaan reageren
o “typisch autistisch gedrag” bestaat niet, wel vele varianten in een breed spectrum
- Iedereen is anders, elke keer moet je een zoektocht aangaan van hoe het kind denkt,
werkt,…
o Diverse manifestatie: aantal kenmerken, de ernst van de kenmerken, de
aanvraagsleeftijd van kenmerken,…
Vandaar autismespectrumstoornis
- Er zit enorm veel verschil op autisme
Bv: bestaat niet enkel uit rood, geel en blauw
Begrip geïntroduceerd door Lorna Wing (Britse psychiater en pionier)
Triade van Wing
Bekend in het werkveld en veel vermeld in literatuur, maar niet meer van toepassing
= het is verouderde informatie
1) Sociale interactie
- In relatie met iemand
2) Communicatie
- Verbaal / non-verbaal
3) Verbeelding
Geen sprake meer van een triade want sociale interactie en communicatie hebben ze
samengevoegd
2
,DSM-IV vs DSM-5
o Wat is DSM?
- Een soort handleiding
o DSM-IV: autisme in 4 subtypes + triade van Wing
- We wouden mensen in hokjes indelen
Bv: jij kan niet meer goed praten dus jij hoort daarbij
o DSM-5: geen subtypes meer + tweedeling:
A. Persisterende B. Beperkte, repetitieve
deficiënties (= tekorten gedragspatronen, interesses of
die niet weggaan) in de activiteiten (= routines)
sociale communicatie en
sociale interactie
A. Persisterende, deficiënties in de sociale communicatie en sociale interactie
o Sociaal-emotionele wederkerigheid
- Je gaat in relatie met iemand, je moet je kunnen inleven in mensen
o Non-verbale communicatieve gedrag
Bv: niet in de ogen durven kijken
Bv: gebaren, mimiek,… (lichaamstaal)
o Ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties
- Relatie met ouders, broers, zussen, vriendjes,… → hebben allemaal specifieke interacties (je
gaat niet hetzelfde communiceren met je ouders als met je vriendjes)
B. Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten
1) Stereotype of repetitieve motorische bewegingen
Bv: echolalie = herhaling, iemand nazeggen
2) Routines of geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag
Bv: overstuur geraken bij het veranderen van de routine
3) Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn
Bv: enkel gefixeerd op autobussen, gefixeerd op een bepaald moment
4) Hyper- of hyporeactiviteit op zintuiglijke prikkels of ongewone belangstelling voor de
zintuigelijke aspecten van de omgeving
- Overgevoelig aan bepaalde prikkels
Bv: aan geluid, aan fel licht,…
- Net niet gevoelig aan prikkels
Bv: geen pijn hebben
3
, C. De symptomen moeten aanwezig zijn in de vroege ontwikkelingsperiode
- Kan op latere leeftijd ook
D. De symptomen leiden tot klinisch significante beperkingen in het sociale of beroepsmatige
functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen
E. De stoornissen kunnen niet worden verklaard door een verstandelijke beperking
(verstandelijke ontwikkelingsstoornis) of een globale ontwikkelingsachterstand
- Bv: hebben routines maar dat wilt niet persee zeggen dat ze autisme hebben
Noteer welke van de besproken kenmerken aan bod komen bij de filmpjes; zowel wat betreft sociale
communicatie en sociale interactie (A) als beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of
activiteiten (B)
Filmpje 1: Luka en vrienden
- Oogcontact verloopt moeilijk
- Haar planning is heel belangrijk
- Moeite met veranderingen
- Gefixeerde interesses
- Sociale interactie met klasgenoten is moeilijk
- Hyporeactiviteit (geen gevoel voor geluid en heeft aanraking nodig voor uit haar wereldje te
halen)
- Vaste regels
Bv: bordspel is met vaste regels
Filmpje 2: bij Isaac in de klas
- Niet tegen drukte kunnen (kreeg hooftelefoon, omkleden in andere ruimte,…)
- Duidelijke afspraken (zijn plaats in de klas)
- Kon zich uitleven als hij teveel spanning had (op zitzak schoppen)
- Kan niet aan iets beginnen als hij geen duidelijk uitleg heeft gekregen
LEERDOELEN
Weten waar ASS voor staat en korte omschrijving geven van wat het begrip inhoudt
Inzien welke evolutie heeft plaatsgevonden van DSM-IV naar DSM-5, van triade naar
tweedeling
Kenmerken van ASS kunnen beschrijven met voorbeelden
4