Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
SAMENVATTING LITERATUUR - BOUW & BEWEGEN - GENEESKUNDE JAAR 1 €4,99   Ajouter au panier

Resume

SAMENVATTING LITERATUUR - BOUW & BEWEGEN - GENEESKUNDE JAAR 1

 21 vues  1 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Dit is een samenvatting van alle literatuur van het vak Bouw en Bewegen, voor geneeskunde jaar 1.

Aperçu 4 sur 100  pages

  • 19 janvier 2023
  • 100
  • 2020/2021
  • Resume
avatar-seller
Leerdoel 1
Moore’s Essential Clinical Anatomy
H1 Overview and basic concepts
regionale anatomie = gebaseerd op de organistaie van het lichaam in delen, zoals het
hoofd/nek/romp/etc. Hierbij ligt de nadruk op de relaties tussen de verschillende structuren binnen
elke regio. Hierbij hoort ook de oppervlakte anatomie: welke structuren zijn zichtbaar en/of
palpabel.
systemische anatomie = gebaseerd op de organisatie van het lichaam in orgaansystemen die
samenwerken om complexe functies uit te voeren.
klinische anatomie = legt de nadruk op de structuur en functie van het lichaam.

Het lichaam bestaat uit de volgende orgaansystemen:
▪ Bedekking van het lichaam = bestaat uit de huid en de appendices
▪ Skelet = bestaat uit de botten en het kraakbeen. Heeft een
ondersteunde functie voor het lichaam en beschermt de vitale organen.
▪ Articulair systeem = bestaat uit de gewrichten en de daarbij horende
ligamenten. Verbindt de verschillende beenonderdelen van het skelet
en zorgt voor de plaatsen waar beweging kan voorkomen.
▪ Musculair systeem = bestaat uit de spieren die lichaamsdelen kunnen
bewegen of positioneren
▪ Zenuwsysteem = bestaat uit het centrale zenuwstelsel en het perifere
zenuwstelsel. Controleert en coördineert de functie van de
orgaansystemen.
▪ Circulatiesysteem = bestaat uit het cardiovasculaire en lymfatische
systeem. Het cardiovasculair systeem bestaat uit het hart en de
bloedvaten. Het lymfoïde systeem bestaat uit een netwerk van
lymfevaten.
▪ Spijsverteringssysteem = bestaat uit organen en klieren die te maken
hebben met de verwerking van voedsel.
▪ Luchtwegensysteem = bestaat uit luchtwegen en longen.
▪ Urinesysteem = bestaat uit nieren, urineleiders, blaas, urethra. Filteren bloed en
produceren/transporteren/bergen urine.
▪ Reproductief systeem = bestaat uit de geslachtsklieren die eicellen en spermacellen
produceren en de rest van de genitaliën.
▪ Endocrien systeem = bestaat uit klieren en cellen van de darm, bloedvatwanden en
gespecialiseerde zenuwuiteinden die hormonen afgeven. Hierdoor wordt het metabolisme
beïnvloed en gecoördineerd en worden andere processen gereguleerd.

Anatomische stand en vlakken
Alle anatomische beschrijvingen worden uitgesproken t.o.v. de anatomische stand (bijv.
anterior/posterior). Er zijn een aantal vlakken:
▪ Mediaan vlak
Het verticale vlak dat op longitudinale manier door de kern van het lichaam passeert.
Verdeelt het lichaam in een rechter- en linkerhelft.
▪ Sagittaal vlak
Het verticale vlak dat parallel aan het mediane vlak door het
lichaam passeert. Een vlak dat parallel en dichtbij het mediane
vlak ligt, wordt paramediaan vlak genoemd.
▪ Frontaal/coronaal vlak
Het verticale vlak dat door het lichaam passeert haaks op het
mediane vlak. Verdeelt het lichaam in anterior en posterior
(voor- en achterkant).

, ▪ Transversaal/transaxiaal/axiaal vlak
Het horizontale vlak dat door het lichaam passeert haaks op het mediane en frontale vlak.
Verdeelt het lichaam in superior en inferior (boven- en onderkant).

Termen van relatie en vergelijking
Inferomediaal = dichter bij de voeten en dichter bij het mediane vlak
Superolateraal = dichter bij het hoofd en verder van het mediane vlak

Proximaal en distaal zijn termen die gebruikt worden om de positie
van structuren t.o.v. de romp aan te geven. Dorsaal verwijst naar de
superieure kant of de achterkant van een oppervlak dat anterieur uit
het lichaam steekt (bijv. voet). Bilateraal betekent dat structuren aan
de linker- en rechterkant voorkomen (bijv. nieren), terwijl unilateraal
betekent dat een structuur slechts aan één kant voorkomt (bijv. milt).
Ipsilateraal betekent dat de structuur voorkomt aan dezelfde kant van
het lichaam (bijv. rechterduim en rechter grote teen). Contralateraal
betekent dat de structuur aan tegenovergestelde zijdes van het
lichaam voorkomt (bijv. rechter- en linkerhand).

Termen van beweging




fascie = compacte bindweefsellaag zonder vet, die onder de huid het lichaam bedekt. In diepere
structuren ligt ook fascie, bijv. om individuele spieren en neurovasculaire bundels. Verder verdeelt
de fascie spieren in groepen/compartimenten dmv. intermusculaire septa. De verbindende fascie ligt
tussen de membranen die lichaamsholten bedekken. De diepe fascie vormt de retinacula (houden
pezen op hun plaats bij bewegen van gewrichten) en bursae (slijmbeurzen die frictie voorkomen en
vrijelijke beweging verzorgen).

Skelet
Het skelet bestaat uit twee hoofddelen:
1. Axiaal skelet = bestaat uit de beenderen van het hoofd (cranium), de nek (cervicale
vertebrae) en de romp (ribben, sternum, vertebrae, sacrum).

, 2. Appendiculair skelet = bestaat uit de
beenderen van de ledematen, waaronder de
beenderen die de borst- (schouders) en
bekkengordels vormen.

Bot is een gespecialiseerd, harde vorm van
bindweefsel dat het grootste onderdeel vormt van
het skelet. Botten zorgen voor bescherming,
ondersteuning, een mechanische basis voor
beweging, opslag van zouten en een continue
levering van nieuwe rode bloedcellen (gevormd in
beenmerg). Kraakbeen is een veerkrachtig, niet-
geïnnerveerd type bindweefsel dat de delen van het skelet vormt waar meer flexibiliteit nodig is. De
oppervlakte van botten in een synoviaal gewricht zijn afgedekt met articulair kraakbeen, wat zorgt
voor gladde oppervlakken die langs elkaar kunnen schuiven met weinig frictie. De cellen van
kraakbeen verkrijgen O2 en nutriënten dmv. diffusie. Hoe jonger je bent, hoe meer kraakbeen je
hebt. Het vezelachtige bindweefsel dat botten omringt heet periosteum/beenvlies, het bindweefsel
dat kraakbeen omringt heet perichondrium. Deze twee structuren helpen om het weefsel te voeden
en zijn in staat om meer kraakbeen of bot aan te maken.

Er zijn twee typen botten: compacte en sponsachtige/trabeculaire botten. Het verschil tussen deze
twee hangt af van de relatieve hoeveelheid van vast bestanddeel en het getal/grootte van de open
plekken die ze bevatten. Alle botten hebben een superficiële, dunne laag compact bot om een
centrale massa trabeculair bot heen. Behalve op plekken waar de centrale massa is vervangen door
een mergholte. Compact bot zorgt voor de sterkte die nodig is voor het dragen van gewicht (zie
clinical box p. 10-11). Botten worden geclassificeerd o.b.v. hun vorm:
▪ Lang: tubulaire structuren (bijv. humerus)
▪ Kort: cuboidale structuren die alleen worden gevonden in de enkel (tarsus) en pols (carpus)
▪ Plat: hebben gewoonlijk een beschermende functie (bijv. schedel/cranium)
▪ Onregelmatig: hebben een andere vorm dan lang/kort/plat (bijv. in het gezicht)
▪ Sesambeenderen: ontwikkelen zich in bepaalde pezen en beschermen de pezen van slijtage
en veranderen vaak ook de hoek waarin de pezen aan hun origine vastzitten (bijv.
knieschijf/patella).

Ossificatie
Botten ontstaan uit mesenchym (embryonaal bindweefsel) door twee processen:
intramembraneuze ossificatie (direct uit het mesenchym) en endochondrale ossificatie (vanuit het
kraakbeen dat ontstaan uit mesenchym). Bij beide vormen ontstaan de botten tijdens de
embryogenese. Bij endochrondrale ossificatie: de cellen van het mesenchym differentiëren tot
chondroblasten die cellen scheiden in groeiend kraakbeenweefsel, waarbij ze een kraakbeenachtig
bot vormen. In het midden van dat model verkalkt het kraakbeen en beginnen periosteale haarvaten
te groeien. Die haarvaten initiëren het primaire ossificatie centrum. De schacht van een bot
ossificeert vanuit het primaire centrum: dit is de diaphysis. Secundaire ossificatie centra ontstaan na
de geboorte, hieruit kunnen epiphyses ontstaan. Het uitlopende deel van de diaphyse, het dichts bij
de epiphyse, heet de metafyse. Tussen de diafyse en epifyses interveniëren epifysiale schijven. Die
worden uiteindelijk vervangen door bot aan beide kanten. Hierbij wordt een lijn gevormd: de
epifysiale lijn.

Vasculatie en innervatie van botten
De bloedtoevoer vindt plaats dmv. :
▪ Nutriënt arteriën = komen omhoog uit het periosteum, passeren door de schacht van een
lang bot via het foramen en splitsen zich in medullaire holtes tot longitudinale vertakkingen.

, ▪ Periosteale arteriën = leveren voornamelijk aan het compacte bot
▪ Metafysiale en epifysiale arteriën = leveren aan de uiteinden van botten
Venen begeleiden de arteriën door het foramen. Lymfevaten komen vooral voor in het periosteum.
Het periosteum bevat daarnaast ook veel sensorische zenuwen.

Gewrichten
Een gewricht/articulatie = plaats waar twee of meer stugge componenten samenkomen of één
worden. Er zijn drie typen:
1. Vezelachtig = worden samengevoegd door vezelachtig weefsel. Syndesmose verenigt de
botten dmv. een plaat van vezelachtig bindweefsel (deels beweegbaar). Gomphose
stabiliseert tanden dmv. een pinachtige structuur.
2. Kraakbeenachtig = worden samengevoegd door hyaline kraakbeen (primair → kunnen
lichtjes buigen tot epifyse fuseert met diafyse) of fibrokraakbeen (secundair → sterk,
nauwelijks beweegbaar).
3. Synoviaal = de articulaire holte bestaat uit synoviale vloeistof, met als functie het voeden
van het kraakbeen en de gewrichtsoppervlakken soepel maken.
Gewrichten ontvangen bloed van articulaire arteriën. Articulaire venen zijn communicerende venen
die de arteriën begeleiden en voornamelijk in het synoviale membraan zijn gelokaliseerd. Gewrichten
bevatten daarnaast veel zenuwen. Gewrichten zorgen voor proprioceptie: informatie die zorgt voor
het bewustzijn van beweging en de positionering van de lichaamsdelen.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Isabel04. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80796 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!

Récemment vu par vous


€4,99  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter